Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatsblad 2000, 309 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatsblad 2000, 309 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 5 juli 2000, no. 5038727/00/6, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 5 lid 1 en lid 2 van de Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk (Kaderwet adviescolleges);
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. Er is een commissie auteursrecht.
2. De commissie bestaat uit ten minste zes en ten hoogste tien leden.
3. De commissie heeft tot taak de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over vragen rond de uitvoering van de richtlijn van de Raad en het Europees Parlement tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder de invloed van technische beveiliging van beschermd materiaal, op de behartiging van belangen die worden beschermd door bijzondere wettelijke beperkingen op het auteursrecht en de naburige rechten, de rol van de overheid bij geschillenbeslechting en de facilitering van onderhandelingen en tariefafspraken, alsmede initiatieven in het kader van internationale organisaties als World Intellectual Property Organisation, Raad van Europa en Europese Unie tot het scheppen van nieuwe rechten en het maken van regels van toepasselijk recht, contractenrecht en collectief beheer.
Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties a.i.,
A. H. Korthals
Uitgegeven de vijfentwintigste juli 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De commissie auteursrecht is sinds 1995 een adviescollege van het Ministerie van Justitie. De wettelijke basis van de commissie is gelegen in de Wet adviesstelsel Justitie. De termijn waarvoor de commissie is ingesteld, is verstreken op 1 april 1999. Aangezien vaststaat dat voor de duur van nog ten minste vier jaar behoefte bestaat aan advisering op het terrein van het auteursrecht en de naburige rechten door een adviesorgaan als de commissie auteursrecht, bestaat aanleiding de commissie opnieuw in te stellen. Het voorgestelde koninklijk besluit dient daarvoor de benodigde basis te geven.
Instelling commissie auteursrecht
De commissie auteursrecht is in 1995 bij ministerieel besluit van 20 maart 1995 ingesteld voor een periode van vier jaar (Stcrt. 1995, 60). Op grond van de Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996, 378) behoeft elk adviescollege van de regering sinds 1 januari 1997 een wettelijke basis, tenzij een college op grond van artikel 5 of 6 van de Kaderwet adviescolleges kan worden ingesteld bij koninklijk besluit. Een wettelijke basis is aan de commissie auteursrecht gegeven door de inwerkingtreding van de Wet adviesstelsel Justitie (Stb. 1997, 323) per 1 januari 1997. Met inachtneming van de resterende periode waarvoor de commissie auteursrecht bij ministerieel besluit was ingesteld, bepaalde de laatstgenoemde wet dat instelling plaatsvond voor een beperkte duur, te weten voor de periode 1 januari 1997 tot 1 april 1999.
Advisering commissie auteursrecht
De commissie auteursrecht is ingesteld vanuit een behoefte aan deskundig advies op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten, zowel vanuit de wetenschap als de praktijk. In de afgelopen periode heeft de commissie auteursrecht zich met een groot aantal onderwerpen beziggehouden. Tevens heeft zij, telkens naar aanleiding van adviesaanvragen van de Minister van Justitie, een aantal adviezen uitgebracht. Het gaat daarbij om:
De commissie auteursrecht heeft in december 1996 advies uitgebracht over het reprorecht. In februari 1996 had zij reeds een tussenrapportage opgesteld, dat aan de belanghebbende partijen is voorgelegd voor commentaar. De commissie heeft de reacties op de tussenrapportage verwerkt in het eindrapport, welk eindrapport aan de Kamer is toegestuurd bij brief van 20 januari 1997. De commissie heeft geadviseerd het bestaande systeem van reprorecht in beginsel te handhaven, maar heeft tevens aangegeven op welke wijze verbeteringen kunnen worden aangebracht. Het advies is in september 1997 gevolgd door een beleidsbrief aan de Kamer, waarin het advies van de commissie grotendeels is gevolgd en waarin tevens een wetsvoorstel is aangekondigd. De Raad van State heeft inmiddels advies uitgebracht. Op korte termijn zal het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend.
In november 1996 heeft de commissie auteursrecht advies uitgebracht over het EG-richtlijnvoorstel over het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk werk. De commissie concludeerde primair dat de noodzaak van communautair optreden onvoldoende was gebleken en dat het voorstel onvoldoende was gemotiveerd. Daarnaast is onder meer opgemerkt dat het financiële belang van de regeling onduidelijk is, terwijl het volgrecht aanzienlijke transactiekosten en uitvoeringslasten zou veroorzaken. Het advies van de commissie auteursrecht heeft er – tezamen met het advies van de Raad voor Cultuur – toe geleid dat de Minister van Justitie in maart 1997 aan de Kamer heeft meegedeeld, dat de argumenten tegen de richtlijn (in de huidige vorm) zwaarder wegen dan die ervoor. De bezwaren die Nederland op gefundeerde gronden naar voren heeft gebracht, hebben er mede toe geleid dat het voorstel belangrijke aanpassingen heeft ondergaan.
c. Auteursrecht, naburige rechten en nieuwe media
In augustus 1998 heeft de commissie auteursrecht advies uitgebracht over het onderwerp auteursrecht, naburige rechten en de nieuwe media. De commissie heeft in haar advies tevens het EG-richtlijnvoorstel tot harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij betrokken. Het advies is op 14 september 1998 aan de Kamer toegestuurd. Naar aanleiding van dat advies heeft de Minister van Justitie, samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, op 10 mei 1999 een uitgebreide beleidsbrief aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin wordt op tal van punten teruggegrepen op de aanbevelingen van de commissie. Op 22 november 1999 heeft de Minister van Justitie, samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen geantwoord op 62 vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van de beleidsbrief. Ook in het antwoord is teruggegrepen op het advies van de commissie.
De commissie auteursrecht heeft tijdens haar vergaderingen, doorgaans in aanwezigheid van de betrokken ambtenaren, voorts beraadslaagd over andere onderwerpen op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten. Daartoe behoorden de wetsvoorstellen tot uitvoering van de EG-richtlijn verhuurrecht, uitleenrecht en bepaalde naburige rechten (i.w.tr. 29 december 1995), de EG-richtlijn betreffende harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (i.w.tr. 29 december 1995), de EG-richtlijn tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (i.w.tr. 1 september 1996), de bescherming van geluidsproducenten in het kader van de voorbereiding op de WIPO diplomatieke conferentie van december 1996, toezicht op de collectieve beheersorganisaties en de kwestie van de uitputting. De inbreng van de leden van de commissie auteursrecht heeft bijgedragen aan de kwaliteit en haalbaarheid van de bedoelde wetsvoorstellen. Voorts is de commissie auteursrecht betrokken geweest bij de totstandkoming van het wetsvoorstel tot uitvoering van de EG-richtlijn rechtsbescherming van databanken. Met de opmerkingen van de commissie is in dat verband rekening gehouden. Het wetsvoorstel is op 9 juli 1999 in werking getreden.
De door de commissie auteursrecht uitgebrachte adviezen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de wetgeving op het terrein van het auteursrecht en de naburige rechten. De adviezen en commentaren hebben een voorspoedig verlopend wetgevingstraject bevorderd. De adviezen vormden nuttige en bruikbare bouwstenen voor het te ontwikkelen beleid. De commissie auteursrecht voorziet in deskundigheid, maatschappelijke kennis en ervaring op een weerbarstig terrein van het recht, dat wordt gekenmerkt door een groeiende betekenis voor economie en cultuur, door een grote betrokkenheid en inbreng van groeperingen met vaak sterk uiteenlopende belangen, door een grote belangstelling vanuit de wetenschap en door zijn bij uitstek internationale karakter. De commissie heeft deze betekenis, aangezien haar leden een directe voeling hebben met zowel de rechtspraktijk als de wetenschap.
Door haar samenstelling kon de commissie rekening houden met aspecten van bijvoorbeeld Europees recht en met de samenhang met andere rechten van intellectuele eigendom. De betrokkenheid van de commissie heeft tot gevolg dat fundamentele discussies over de grondslagen en invulling van de beoogde regelingen in een vroegtijdig stadium worden onderkend en afgerond, zodat aan nieuwe regelingen een stevig fundament ten grondslag kan worden gelegd. Tevens hebben de adviezen een belangrijke betekenis gehad voor de standpuntbepaling van de Nederlandse regering in besprekingen over recente EG-richtlijnvoorstellen. In dat verband wordt vermeld dat ook uit het buitenland positieve reacties zijn ontvangen op de inbreng van de commissie auteursrecht, zoals die terzake het advies over auteursrecht, naburige rechten en nieuwe media.
Nieuwe basis commissie auteursrecht
Aan de inbreng en betrokkenheid van de commissie auteursrecht bij de wetgeving op het gebied van auteursrecht en naburige rechten bestaat in ieder geval voor de komende vier jaar onverminderd behoefte. Dit geldt in het bijzonder waar het gaat om de uitvoering van het – thans nog – voorstel voor een richtlijn van de Raad en het Europees Parlement tot harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij, alsmede bestaande initiatieven in het kader van internationale organisaties als WIPO, Raad van Europa en de EU. Aanvaarding van het richtlijnvoorstel wordt verwacht rond 1 januari 2001. Lidstaten zullen vermoedelijk twee jaar de tijd hebben om uitvoeringswetgeving tot stand te brengen. Bedoelde initiatieven in internationaal verband leiden naar verwachting zowel tot diplomatieke conferenties in de jaren 2002–2003 met het oog op totstandkoming van internationale verdragen, als tot initiatieven van de Europese Commissie voor regelgeving in de komende twee à drie jaar. Met betrekking tot het richtlijnvoorstel betreft het hier vragen rond de wijze van uitvoering, in het bijzonder de betekenis van technische beveiliging van beschermd materiaal, op de behartiging van belangen die worden beschermd door bijzondere wettelijke beperkingen op de uitoefening van het auteursrecht en de naburige rechten, de rol van de overheid bij geschillenbeslechting en facilitering van onderhandelingen en tariefafspraken op dit terrein. Bij de bestaande internationale initiatieven gaat het om het scheppen van nieuwe rechten en het maken van regels op het terrein van het toepasselijk recht, contractenrecht en collectief beheer. Genoemde kwesties hebben grote betekenis voor de rol en de betekenis van nationale wetgeving op middellange termijn en de wijze waarop belangen van de diverse betrokkenen worden gewaarborgd. Aangezien beleidsvorming thans aan de orde is, is deskundig advies door inschakeling van de commissie auteursrecht dringend gewenst.
Op grond van de te verwachten ontwikkelingen op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten, alsmede de behoefte aan advisering op dit rechtsgebied gedurende in ieder geval de komende vier jaar, is het wenselijk dat de commissie auteursrecht haar activiteiten gedurende die periode kan voortzetten binnen het kader dat daarvoor reeds bestaat. Deze termijn van vier jaar kan bij koninklijk besluit nog eenmaal met ten hoogste twee jaar worden verlengd.
Zoals ook hiervoor aangegeven, zijn de uitgebreide voorschriften van de Kaderwet adviescolleges op de commissie auteursrecht van toepassing. Dit maakt het mogelijk dat de opzet van de onderhavige regeling beperkt blijft. De Kaderwet adviescolleges geeft voorschriften voor het instellen van adviescolleges, hun samenstelling en inrichting, de advisering en standpuntbepaling, begroting en programmering, verslaglegging en evaluatie. In aanvulling op de dwingende regels van de Kaderwet adviescolleges, is in de onderhavige regeling het aantal leden van de commissie auteursrecht geregeld, alsmede een omschrijving van de adviestaak. Voor deze aspecten is geheel aangesloten bij de specifieke bepalingen terzake de commissie auteursrecht in de Wet adviesstelsel Justitie.
In verband met het voorgaande nog het volgende. De zeven leden van de commissie auteursrecht, die voor de periode 1 januari 1997 tot 1 april 1999 zijn benoemd, genieten binnen het rechtsgebied aanzien en zijn als terzake kundig gerespecteerd. Er wordt naar gestreefd te bewerkstelligen dat personen van een gelijk kaliber en gelijke deskundigheid, die verbonden zijn aan rechtspraktijk en wetenschap, deel zullen uitmaken van de nieuwe commissie. De samenstelling van de commissie moet waarborgen dat ook aandacht wordt besteed aan diverse met het auteursrecht samenhangende rechtsgebieden, zoals het Europese recht, informaticarecht, mededingingsrecht en procesrecht.
De kosten die aan het inschakelen van de commissie auteursrecht zijn verbonden, zijn gerelateerd aan het Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996, 583). In verband met de onderhavige wet dient conform het Vergoedingenbesluit adviescolleges een ministeriele regeling te worden vastgesteld, waarin de vergoeding van de leden per vergadering wordt bepaald.
Het artikel regelt de instelling van de commissie auteursrecht. Instelling van de commissie auteursrecht vindt plaats vanwege de behoefte aan deskundige advisering vanuit de wetenschap en de praktijk over in het bijzonder de gevolgen van technologische en internationale ontwikkelingen op het gebied van het auteursrecht en naburige rechten en in verband daarmee de voorgenomen wet- en regelgeving. Deze behoefte bestaat in ieder geval gedurende de komende vier jaar.
De adviestaak strekt zich zonder beperking uit tot vragen rond de uitvoering van de richtlijn van de Raad en het Europees Parlement tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder de invloed van technische beveiliging van beschermd materiaal, op de behartiging van belangen die worden beschermd door bijzondere wettelijke beperkingen op het auteursrecht en de naburige rechten, de rol van de overheid bij geschillenbeslechting en de facilitering van onderhandelingen en tariefafspraken, alsmede initiatieven in het kader van internationale organisaties als WIPO, Raad van Europa en EU tot het scheppen van nieuwe rechten en het maken van regels van toepasselijk recht, contractenrecht en collectief beheer. De gekozen omschrijving sluit aan bij de taakomschrijving in de Wet adviesstelsel Justitie. Gegeven deze taak en de regels van de Kaderwet adviescolleges, biedt de onderhavige regeling de basis die noodzakelijk is voor continuering van de commissie auteursrecht.
De commissie auteursrecht wordt ingesteld voor een termijn van vier jaar. De instellingsduur is gebaseerd op artikel 5 lid 1 van de Kaderwet adviescolleges. Dat artikel bepaalt tevens dat de instellingstermijn eenmalig kan worden verlengd met twee jaar.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-309.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.