Wet van 9 december 1999 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio's met een provincie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheid van gelijkstelling van stadsregio's met een provincie in de Wet op de jeugdhulpverlening op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de jeugdhulpverlening1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien de desbetreffende provinciale besturen de bevoegdheden inzake de uitvoering van hun taken in het kader van de jeugdhulpverlening op grond van artikel 20 van de Kaderwet bestuur in verandering hebben overgedragen aan het bestuur van een regionaal openbaar lichaam van het samenwerkingsgebied waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam onderscheidenlijk 's-Gravenhage deel uitmaakt, wordt dat samenwerkingsgebied voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een provincie.

B

Artikel 55, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de door gedeputeerde staten of door het bestuur van het samenwerkingsgebied dat ingevolge artikel 4, tweede lid, gelijkgesteld is met een provincie, aangewezen ambtenaren, belast met de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van door gedeputeerde staten of door het bestuur van het samenwerkingsgebied verleende subsidies.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 9 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de elfde januari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1989, 360, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 oktober 1999, Stb. 490.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 826.

Handelingen II 1999/2000, blz. 1779.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 826 (97).

Handelingen I 1999/2000, blz. 257.

Naar boven