Rijkswet van 22 juni 2000 tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verdediging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat de rijkswet van 5 maart 1998 (Stb. 138) heeft verklaard dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verdediging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet1 ondergaat de in de artikelen II en III omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

In de Grondwet worden de artikelen 97, 98, 99, 100 en 102 vervangen door:

Artikel 97

  • 1. Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.

  • 2. De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht.

Artikel 98

  • 1. De krijgsmacht bestaat uit vrijwillig dienenden en kan mede bestaan uit dienstplichtigen.

  • 2. De wet regelt de verplichte militaire dienst en de bevoegdheid tot opschorting van de oproeping in werkelijke dienst.

Artikel 99

De wet regelt vrijstelling van militaire dienst wegens ernstige gewetensbezwaren.

Artikel 99a

Volgens bij de wet te stellen regels kunnen plichten worden opgelegd ten behoeve van de civiele verdediging.

ARTIKEL III

In de Grondwet wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 100

  • 1. De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.

  • 2. Het eerste lid geldt niet, indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen.

    In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 juni 2000

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de achttiende juli 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 218, laatstelijk gewijzigd bij de Rijkswet van 6 oktober 1999, Stb. 454.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 243(R 1622).

Handelingen II 1999/2000, blz. 1604–1611; 1634.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 243 (R 1622) (165, 165a, 165b).

Handelingen I 1999/2000, blz. 1510–1525.

Naar boven