Beschikking van de Minister van Justitie van 20 juni 2000, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het besluit zwavelgehalte brandstoffen zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 13 juni 2000, Stb. 260

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel II van het Besluit van 13 juni 2000, Stb. 260;

Besluit:

de tekst van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 13 juni 2000, Stb. 260, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 20 juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

INTEGRALE TEKST VAN HET BESLUIT ZWAVELGEHALTE BRANDSTOFFEN ZOALS DEZE KOMT TE LUIDEN MET INGANG VAN

Artikel 1

  • 1. Het is verboden als brandstof te gebruiken:

    a. gasolie of gasolie voor de zeescheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,20%, en met ingang van 1 januari 2008 gasolie of gasolie voor de zeescheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,10%;

    b. zware stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 1,00% en

    c. andere brandstoffen, vast, vloeibaar of gasvormig, met een zwavelgehalte van meer dan 1,2%.

  • 2. Het is voorts verboden stoffen als bedoeld in het eerste lid in te voeren, ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren tenzij dit geschiedt aan een persoon of met een bestemming voor een persoon,

    a. die de stoffen, naar redelijkerwijs moet worden aangenomen, anders dan als brandstof of niet in Nederland gebruikt;

    b. die op grond van een krachtens artikel 3 verleende ontheffing bevoegd is de stoffen als brandstof te gebruiken;

    c. die op grond van artikel 2, derde of vierde lid, bevoegd is de stoffen als brandstof te gebruiken.

  • 3. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. GN-code: code als bedoeld in de verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), als geldend op 11 mei 1999;

    b. ASTM-methode: methode van de American Society for Testing and Materials, zoals omschreven in de uitgave van 1976 van de standaarddefinities en specificaties voor olieproducten en smeermiddelen;

    c. ISO-norm: norm van de International Organisation for Standardization;

    d. gasolie:

    1°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die onder GN-code 2710 00 67 of 2710 00 68 valt, of

    2°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die op grond van de destillatiegrenzen ervan behoort tot de middeldestillaten die zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt en die, destillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 volumeprocenten overdestilleren bij

    350 °C, gemeten met ASTM-methode D86;

    e. zware stookolie:

    1°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die onder de GN-codes 2710 00 71 tot en met 2710 00 78 valt, of

    2°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, met uitzondering van gasolie als bedoeld onder d en f, die op grond van de destillatiegrenzen ervan behoort tot de categorie zware oliën welke zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt en die, destillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 65 volumeprocent overdestilleren bij 250 °C, gemeten met ASTM-methode D86, met dien verstande dat, indien de destillatie niet met behulp van ASTM-methode D86 kan worden bepaald, het aardolieproduct eveneens wordt ingedeeld als zware stookolie;

    f. gasolie voor de zeescheepvaart: gasolie, bestemd voor de zeescheepvaart, alsmede andere brandstoffen, bestemd voor de zeescheepvaart, die een viscositeit of dichtheid hebben die binnen de viscositeits- of dichtheidsgrenzen ligt welke in tabel 1 van ISO-norm 8217, versie 1996, voor mariene destillaten zijn bepaald.

  • 4. Het bevoegd gezag kan bij het nemen van een beslissing met betrekking tot een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer:

    a. een lagere waarde voor het zwavelgehalte voorschrijven dan de in het eerste lid, onder c, opgenomen waarde, doch geen lagere waarde dan 0,3%;

    b. indien voor een brandstof onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel 14a van de Wet inzake de luchtverontreiniging reeds bij de vergunning een lagere waarde voor het zwavelgehalte was voorgeschreven dan de in het eerste lid opgenomen waarden, dat voorschrift handhaven.

Artikel 2

  • 1. Artikel 1, eerste lid, onder a, en tweede lid, geldt niet voor gasolie voor de zeescheepvaart aanwezig in de brandstoftank van een vaartuig dat binnen het Nederlands grondgebied wordt gebracht, voorzover de haven van vertrek van het desbetreffende vaartuig buiten de Europese Gemeenschap ligt.

  • 2. Artikel 1, eerste lid, onder c, en tweede lid, geldt niet voor stoffen aanwezig in de brandstoftank van een vaartuig, voertuig of luchtvaartuig dat binnen het Nederlands grondgebied wordt gebracht.

  • 3. Artikel 1, eerste lid, onder b en c, geldt niet voor zeeschepen. Artikel 1, eerste lid, geldt niet voor proeven met voor zeeschepen bestemde motoren, voor zover het gasolie betreft die met het oog op die proeven is aangemaakt.

  • 4. Voor zover bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 8.40, onderscheidenlijk artikel 8.44 van de Wet milieubeheer gestelde eisen met betrekking tot de uitworp van zwaveloxiden als gevolg van het gebruik van een brandstof op een stookinstallatie van toepassing zijn, geldt het in artikel 1, eerste lid, gestelde verbod niet voor die brandstof.

  • 5. Dit besluit geldt niet voor brandstoffen waarop het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer van toepassing is.

Artikel 3

  • 1. Onze Minister kan ontheffing van het in artikel 1, eerste lid, onder c, gestelde verbod verlenen.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Van een beschikking, strekkende tot het verlenen van ontheffing, wordt op de dag waarop zij aan de aanvrager wordt toegezonden mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 4

[Vervallen.]

Artikel 5

De methode volgens welke het zwavelgehalte van de in artikel 1 bedoelde brandstoffen wordt vastgesteld, wordt door Onze Minister bepaald.

Artikel 5a

  • 1. Indien door een plotselinge verandering in de voorziening van ruwe aardolie, olieproducten of andere koolwaterstoffen redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat aan de grenswaarden voor het zwavelgehalte, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a of b, wordt voldaan, kan Onze Minister na van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verkregen toestemming als bedoeld in artikel 5 van richtlijn nr. 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van richtlijn nr. 93/12/EEG (PbEG L 121), een hogere grenswaarde vaststellen van het zwavelgehalte, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a of b.

  • 2. Nadat het besluit van de Commissie is bekendgemaakt, beslist Onze Minister onverwijld overeenkomstig het besluit van de Commissie. Indien de Raad in het kader van artikel 5 van de in het eerste lid genoemde richtlijn een andersluidend besluit neemt, beslist Onze Minister nadat het besluit van de Raad is bekendgemaakt onverwijld overeenkomstig dat besluit, onder gelijktijdige intrekking van het besluit dat hij in eerste instantie heeft genomen.

Artikel 5b

De aan een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verbonden voorschriften met betrekking tot het zwavelgehalte van een brandstof blijven van kracht, voor zover zij niet in strijd zijn met het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel 6

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit zwavelgehalte brandstoffen.

  • 2. Het treedt in werking een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Naar boven