Besluit van 13 juni 2000, tot wijziging van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen ter uitvoering van richtlijn 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PbEG L 121)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 november 1999, nr. MJZ1999247245, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PbEG L 121) en op artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Raad van State gehoord (advies van 31 januari 2000, nr. W08.99.0602/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 mei 2000, nr. MJZ 2000064339, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit zwavelgehalte brandstoffen1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

a. gasolie of gasolie voor de zeescheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,20%, en met ingang van 1 januari 2008 gasolie of gasolie voor de zeescheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,10%;.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «1%» vervangen door: 1,00%.

3. In het tweede lid, onder c, wordt «artikel 2, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 2, derde of vierde lid.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. GN-code: code als bedoeld in de verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), als geldend op 11 mei 1999;

    b. ASTM-methode: methode van de American Society for Testing and Materials, zoals omschreven in de uitgave van 1976 van de standaarddefinities en specificaties voor olieproducten en smeermiddelen;

    c. ISO-norm: norm van de International Organisation for Standardization;

    d. gasolie:

    1°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die onder GN-code 2710 00 67 of 2710 00 68 valt, of

    2°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die op grond van de destillatiegrenzen ervan behoort tot de middeldestillaten die zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt en die, destillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 volumeprocenten overdestilleren bij 350 °C, gemeten met ASTM-methode D86;

    e. zware stookolie:

    1°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die onder de GN-codes 2710 00 71 tot en met 2710 00 78 valt, of

    2°. een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, met uitzondering van gasolie als bedoeld onder d en f, die op grond van de destillatiegrenzen ervan behoort tot de categorie zware oliën welke zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt en die, destillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 65 volumeprocent overdestilleren bij 250 °C, gemeten met ASTM-methode D86, met dien verstande dat, indien de destillatie niet met behulp van ASTM-methode D86 kan worden bepaald, het aardolieproduct eveneens wordt ingedeeld als zware stookolie;

    f. gasolie voor de zeescheepvaart: gasolie, bestemd voor de zeescheepvaart, alsmede andere brandstoffen, bestemd voor de zeescheepvaart, die een viscositeit of dichtheid hebben die binnen de viscositeits- of dichtheidsgrenzen ligt welke in tabel 1 van ISO-norm 8217, versie 1996, voor mariene destillaten zijn bepaald.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Artikel 1, eerste lid, onder a, en tweede lid, geldt niet voor gasolie voor de zeescheepvaart aanwezig in de brandstoftank van een vaartuig dat binnen het Nederlands grondgebied wordt gebracht, voorzover de haven van vertrek van het desbetreffende vaartuig buiten de Europese Gemeenschap ligt.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Artikel 1, eerste lid, onder c, en tweede lid, geldt niet voor stoffen aanwezig in de brandstoftank van een vaartuig, voertuig of luchtvaartuig dat binnen het Nederlands grondgebied wordt gebracht.

C

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan ontheffing van het in artikel 1, eerste lid, onder c, gestelde verbod verlenen.

D

Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a

  • 1. Indien door een plotselinge verandering in de voorziening van ruwe aardolie, olieproducten of andere koolwaterstoffen redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat aan de grenswaarden voor het zwavelgehalte, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a of b, wordt voldaan, kan Onze Minister na van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verkregen toestemming als bedoeld in artikel 5 van richtlijn nr. 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 1999, betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van richtlijn nr. 93/12/EEG (PbEG L 121), een hogere grenswaarde vaststellen van het zwavelgehalte, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a of b.

  • 2. Nadat het besluit van de Commissie is bekendgemaakt, beslist Onze Minister onverwijld overeenkomstig het besluit van de Commissie. Indien de Raad in het kader van artikel 5 van de in het eerste lid genoemde richtlijn een andersluidend besluit neemt, beslist Onze Minister nadat het besluit van de Raad is bekendgemaakt onverwijld overeenkomstig dat besluit, onder gelijktijdige intrekking van het besluit dat hij in eerste instantie heeft genomen.

ARTIKEL II

De tekst van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2000.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 2 juni 2000, treedt het vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 juni 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 26 april 1999 is richtlijn 1999/32/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG vastgesteld. De onderhavige wijziging van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen (hierna: het Besluit) strekt tot uitvoering van richtlijn 1999/32/EG (hierna: de richtlijn).

De richtlijn is een uitvloeisel van het feit dat de Europese Gemeenschap (hierna: de Gemeenschap) en de afzonderlijke lidstaten partij zijn bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de VN-ECE. In het tweede protocol betreffende grensoverschrijdende verontreiniging door zwaveldioxide van dit verdrag wordt bepaald dat de verdragsluitende partijen de emissie van zwaveldioxide verregaand zullen moeten verminderen om te voldoen aan de doelstellingen van het vijfde milieu-actieplan van de Gemeenschap. Om dit doel te bereiken, zijn de in de richtlijn vastgelegde maatregelen nodig.

De richtlijn bevat eisen betreffende het maximum-zwavelgehalte van zware stookolie, gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart, met als doel de uitstoot van zwaveldioxide die door het gebruik van deze brandstoffen wordt veroorzaakt te verminderen. Zwaveldioxide draagt bij aan het verschijnsel verzuring. Bovendien kan zwaveldioxide in de atmosfeer ook een rechtstreeks effect op de volksgezondheid hebben, met name bij mensen die aan ademhalingsziekten lijden. Verwacht wordt dat door het aanscherpen van de bestaande regelgeving op het gebied van het zwavelgehalte van brandstoffen een vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide zal plaatsvinden.

Definities

In het derde lid van artikel 1 van het Besluit zijn de definities van gasolie en zware stookolie aangepast aan de in artikel 2 van de richtlijn gebruikte definities. Dit gebeurt ten eerste door te verwijzen naar de zogenaamde «GN-codes» van de verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256). De afkorting «GN» staat voor gecombineerde nomenclatuur. Bovendien worden gasolie en zware stookolie gedefinieerd door te verwijzen naar de ASTM-methode D86, die is gebaseerd op de fysische eigenschappen van de brandstof. De afkorting ASTM staat voor American Society for Testing and Materials. Hiermee is de verwijzing in het Besluit naar de Wet op de accijns komen te vervallen. De Wet op de accijns verwijst naar een oudere versie van de verordening met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. In tabel 1 zijn de GN-codes nader toegelicht.

Tabel 1. Nadere toelichting GN-codes

brandstofGN-codedefinitie
gasolie2710 00 67gasolie met een zwavelgehalte van meer dan 0,05 doch niet meer dan 0,2 gewichtspercent
   
gasolie2710 00 68gasolie met een zwavelgehalte van meer dan 0,2 gewichtspercent
   
zware stookolie2710 00 71stookolie bestemd om een in de aanvullende aantekeningen van de verordening aangewezen behandeling te ondergaan
   
zware stookolie2710 00 72stookolie bestemd om chemisch te worden verwerkt volgens een andere werkwijze dan een aangewezen behandeling als bedoeld bij onderverdeling 2710 00 71
   
zware stookolie2710 00 74stookolie met een zwavelgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent
   
zware stookolie2710 00 76stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 1 doch niet meer dan 2 gewichtspercenten
   
zware stookolie2710 00 77stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 2,8 gewichtspercenten
   
zware stookolie2710 00 78stookolie bestemd voor ander gebruik met een zwavelgehalte van meer dan 2,8 gewichtspercenten

Naar de genoemde verordening is een zogenaamde «statische verwijzing» opgenomen om duidelijk te maken dat het gaat om de GN-codes die zijn vastgelegd bij de verordening zoals die luidde op het moment dat de richtlijn werd gepubliceerd, namelijk 11 mei 1999.

Onder de in de richtlijn gebruikte definitie van zware stookolie vallen ook brandstoffen die vallen onder de GN-codes 2710 00 71 en 2710 00 72. Deze GN-codes zijn overgenomen in de definitie van zware stookolie in het Besluit. Voor de praktijk zullen deze GN-codes echter van weinig betekenis zijn, aangezien brandstoffen die onder deze codes vallen, uitgesloten worden van de reikwijdte van de richtlijn door in de richtlijn gemaakte uitzonderingen op het werkingsgebied (zie artikel 1, tweede lid, onder b en c, van de richtlijn). Deze GN-codes zullen niet onder de reikwijdte van het Besluit vallen, aangezien het Besluit ziet op het gebruik als brandstof van zware stookolie.

Aan het derde lid van artikel 1 van het Besluit is een definitie van gasolie voor de zeescheepvaart toegevoegd. Dit is een belangrijke uitbreiding. Gasolie voor de zeescheepvaart wordt gedefinieerd als gasolie, alsmede andere brandstoffen bestemd voor de zeescheepvaart die vallen onder tabel 1 van ISO 8217, versie 1996 (artikel 1, derde lid, onderdeel f, van het Besluit). Onder deze ISO-norm vallen álle destillaten voor de zeescheepvaart, met uitzondering van residuale oliën. Onder de tabel 1 van ISO 8217 vallen dus ook de zwaardere destillaten, waarvoor ISO zwavelgehaltes van 0,8% noemt. Het gevolg hiervan is dat deze niet meer zullen worden gebruikt, aangezien het ontzwavelen van deze producten niet rendabel is.

De wijziging van artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit houdt verband met de wijzigingen in artikel 2. Artikel 1, tweede lid, onderdeel c, verwees naar het tweede en derde lid van artikel 2. Laatstgenoemde artikelleden zijn echter vernummerd tot het derde en vierde lid, zodat een aanpassing van de verwijzing in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, noodzakelijk was.

Eisen zwavelgehalte

De richtlijn stelt ten aanzien van het maximum-zwavelgehalte van zware stookolie een eis van 1,00%. In het Besluit was reeds een eis van 1% voor zware stookolie opgenomen. Door dit percentage te veranderen in 1,00% zijn de marges voor het afronden van het gemeten zwavelpercentage iets kleiner geworden. Dit percentage treedt ingevolge artikel II van het onderhavige wijzigingsbesluit op 1 juli 2000 in werking. Nederland loopt hiermee vooruit op de datum van 1 januari 2003 die de richtlijn stelt.

De eis die de richtlijn stelt ten aanzien van het maximum-zwavelgehaltevan gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart is tweeledig (artikel 4, eerste lid).

Ten eerste dient het maximum-zwavelgehalte van gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart met ingang van 1 juli 2000, 0,20% te zijn. In het Besluit was reeds een eis van 0,2% voor gasolie opgenomen. Door dit percentage te veranderen in 0,20% zijn de marges voor het afronden van het gemeten zwavelpercentage kleiner geworden.

Voorts is door het opnemen van de definitie van gasolie voor de zeescheepvaart het aantal soorten brandstoffen vergroot dat aan de relevante zwavelgehalte-eis (was 0,2%, thans 0,20%) moet voldoen.

Ten tweede dient met ingang van 1 januari 2008 het maximum-zwavelgehalte van gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart 0,10 % te zijn. Deze eis is in artikel 1, eerste lid, onder a, van het Besluit opgenomen.

Uitzonderingen op het werkingsgebied

Zware stookolie

Van het werkingsgebied van de richtlijn is zware stookolie die door zeeschepen wordt gebruikt, uitgezonderd. Dit is in overeenstemming met het huidige recht.

Zeeschepen vanuit derde landen

In het Besluit zoals het luidde voor deze wijziging werden in artikel 2, eerste lid, stoffen (waaronder gasolie voor de zeescheepvaart), aanwezig in de brandstoftank van een vaartuig, voertuig of luchtvaartuig dat binnen Nederlands grondgebied werd gebracht, van het werkingsgebied van artikel 1, eerste en tweede lid, van het Besluit uitgezonderd. Ingevolge artikel 1, tweede lid, onderdeel a, tweede gedachtestreepje, van de richtlijn, geldt de richtlijn niet voor gasolie voor de zeescheepvaart die wordt gebruikt door schepen die een grens tussen een derde land en een lidstaat overschrijden. Deze bepaling is thans in het «nieuwe» artikel 2, eerste lid, opgenomen. Voor het overige is de «oude» bepaling van artikel 2, eerste lid, opgenomen in het onderhavige tweede lid van artikel 2.

Dat betekent dat een schip afkomstig uit een derde land bij binnenkomst in Nederland nog gasolie voor de zeescheepvaart mag gebruiken die niet aan de eisen van het Besluit voldoet (tot aan de eerste haven in Nederland). Voor het vervolg van de reis door Nederland gelden voor het gebruik van gasolie voor zeescheepvaart de zwaveleisen van het Besluit. Niet verboden is het aan boord hebben van hoogzwavelige gasolie, het gebruik van hoogzwavelige gasolie buiten de territoriale wateren van Nederland en de andere EU-lidstaten en de verkoop ten behoeve van dit gebruik.

Zeeschepen naar derde landen

Zeeschepen die een bestemming hebben buiten de Gemeenschap moeten – zolang ze zich nog binnen de Gemeenschap bevinden – voldoen aan de eisen van de richtlijn.Voor het vervolg van de reis buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap gelden slechts de eisen van het Marpol-verdrag. De reden hiervoor is dat zeeschepen met een bestemming buiten de Gemeenschap wel in de gelegenheid zijn geweest laagzwavelige brandstof in te nemen en zeeschepen bij de invoer uit derde landen deze gelegenheid niet (altijd) hebben. De richtlijn beoogt voorschriften op te leggen aan de zeescheepvaart binnen de Gemeenschap. Het Marpol-verdrag stelt voor bunkerolie een eis aan het zwavelgehalte van maximaal 4,5%. Het bovenstaande is in overeenstemming met de huidige praktijk.

Richtlijn 98/70/EG

Van het werkingsgebied van de onderhavige richtlijn zijn verder uitgezonderd: 1) gasolie die is aan te merken als dieselbrandstof als omschreven in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG (kortweg: gasolie die gebruikt wordt in voor de openbare weg bestemde voertuigen) en 2) gasolie die gebruikt wordt in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers.

ad 1) Door de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2000 van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer, het besluit dat strekt tot implementatie van richtlijn 98/70/EG, valt deze brandstof niet meer onder het onderhavige besluit, maar onder het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.

ad 2) Richtlijn 98/70/EG bevat een bepaling met betrekking tot dieselbrandstoffen die bestemd zijn voor motoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers (artikel 2, tweede lid, tweede alinea). De lidstaten zijn op grond van deze bepaling bevoegd de eisen die richtlijn 98/70/EG stelt ten aanzien van het zwavelgehalte ook te laten gelden voor gasolie voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers. Kiezen de lidstaten daar niet voor, dan blijven de eisen van richtlijn 93/12/EEG gelden.

Nederland zal de eisen van richtlijn 98/70/EG nog niet opleggen voor deze categorie voertuigen aangezien met de huidige generatie motoren nog onvoldoende (milieu)rendement kan worden gehaald uit de lagere zwavelgehaltes. Dit betekent dat de thans op grond van het Besluit geldende eisen met betrekking tot deze brandstoffen voorlopig nog blijven gelden. Het zwavelgehalte voor deze brandstoffen is derhalve maximaal 0,20% (zie artikel 1, onder a, van het Besluit; voorheen was dit 0,2%). Naar verwachting zullen op termijn alle eisen voor brandstoffen voor mobiele bronnen – dus ook voor motoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers – geïntegreerd worden in één besluit. Waarschijnlijk zal het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer daartoe worden uitgebouwd.

Milieueffecten

De milieueffecten ten gevolge van deze wijziging van het Besluit zullen naar verwachting beperkt zijn. Allereerst behelst het onderhavige besluit terzake van eisen aan zware stookolie slechts een marginale wijziging; de eis was reeds 1%. Hiervoor is nu de eis uit de richtlijn overgenomen van 1,00%. Voorts is de eis voor gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart maar in beperkte mate aangescherpt: 0,2% is gewijzigd in 0,20% en met ingang van 1 januari 2008 in 0,10%. Wat een groter milieueffect zal hebben, is het feit dat onder de definitie van gasolie voor de zeescheepvaart niet alleen gewone gasolie valt, maar ook de brandstoffen, genoemd in tabel 1 van ISO 8217. Hierdoor is er nu een grotere groep brandstoffen waarvoor de eis van 0,20% geldt. Dit zal de uitstoot van zwaveloxiden door zeeschepen binnen de Gemeenschap verminderen.

Verandering in de voorziening van bepaalde brandstoffen

In artikel 5 van de richtlijn is een regeling opgenomen die ziet op een bijzondere situatie. Het is mogelijk dat er een plotselinge verandering in de voorziening van ruwe aardolie, olieproducten of andere koolwaterstoffen optreedt, waardoor het voor een lidstaat moeilijk wordt aan de eisen van de richtlijn te voldoen. Indien deze situatie zich voordoet, kan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie) toestaan dat voor maximaal een half jaar aan minder strenge eisen wordt voldaan dan die waaraan volgens de richtlijn moet worden voldaan. De Commissie zal dit alleen toestaan, wanneer er uitdrukkelijk sprake is van een crisissituatie.

Artikel 5 van de richtlijn is uitgewerkt in artikel 5a van het Besluit. In dit artikel is aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) de bevoegdheid verleend een hogere grenswaarde van het zwavelgehalte genoemd in artikel 1, eerste lid, onder a of b, toe te staan, mits de Commissie hiervoor haar toestemming heeft gegeven.

Deze bevoegdheid is bij de minister neergelegd omdat het hier een crisissituatie betreft die voor het gehele Nederlandse grondgebied kan gelden.

De verwijzing naar de Distributiewet 1939 in het «oude» artikel 5a van het Besluit – en daarmee het voorschrift dat de maatregel in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken dient te worden genomen – is komen te vervallen. Mede in het licht van de richtlijn is een dergelijke verwijzing niet meer opportuun. Bovendien zal een maatregel om een oliecrisis het hoofd te bieden sowieso door de Minister van Economische Zaken worden geïnitieerd.

In de richtlijn is geen termijn opgenomen waarbinnen de Commissie op het verzoek van de minister dient te beslissen. Aangenomen mag worden dat de Commissie, gelet op de crisissituatie waar het hier om gaat, snel zal beslissen. Het besluit van de Commissie treedt, nu hieromtrent niets is bepaald in de richtlijn, volgens de algemene regel van artikel 254 (ex artikel 191), derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, in werking nadat het is kennisgegeven aan degene tot wie het is gericht.

Zoals hierboven al is opgemerkt, dient de Commissie de lidstaten, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) in kennis te stellen van haar besluit. De lidstaten kunnen dan binnen één maand na deze kennisgeving het besluit voor een herbeoordeling voorleggen aan de Raad. De Raad kan dan binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. Het besluit van de Commissie kan dus nog worden aangetast door de Raad.

Monsterneming en analyse

Artikel 6 van de richtlijn bevat voorschriften ten aanzien van monsterneming en analyse. Dit artikel wordt geïmplementeerd in het Besluit bepalingsmethode zwavelgehalte brandstoffen.

Rapportageverplichting

Artikel 7, eerste lid, van de richtlijn legt een verplichting op aan lidstaten om jaarlijks aan de Commissie te rapporteren. Deze rapportage zal door de Inspectie milieuhygiëne worden opgesteld. De Inspectie milieuhygiëne beschikt over een ruime ervaring met betrekking tot het verzamelen van gegevens en het nemen van proefmonsters. De rapportage zal jaarlijks worden vastgesteld.

Wijziging richtlijn 93/12/EG

Ingevolge artikel 8 van de richtlijn komt een aantal artikelen van richtlijn 93/12/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 maart 1993 betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PbEG L 74) te vervallen. Deze materie wordt thans geregeld in de onderhavige richtlijn.

Sancties

Artikel 11 van de richtlijn verplicht de lidstaten tot het vaststellen van sancties voor inbreuken op de nationale bepalingen die overeenkomstig de richtlijn zijn vastgesteld. Deze bepaling hoeft niet meer in het Nederlandse recht te worden geïmplementeerd, aangezien het huidige stelsel van sancties op grond van de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de economische delicten van toepassing is op de overtreding van voorschriften ingevolge het Besluit.

Integrale tekstpublicatie

In verband met de wijzigingen van het Besluit, die voortvloeien uit het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer en uit het onderhavige wijzigingsbesluit, is het gewenst de integrale tekst van het Besluit in zijn gewijzigde vorm te publiceren. Artikel II van het onderhavige wijzigingsbesluit voorziet daarin.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Transponeringstabel

Tabel 2. Transponeringstabel

Artikel(lid) EG-richtlijnImplementatie in de Nederlandse regelgeving
Artikel 1, tweede lid, onder a, eerste gedachtestreepjeArtikel 2, derde lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 1, tweede lid, onder a, tweede gedachtestreepjeArtikel 2, eerste lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 1, tweede lid, onder bArtikel 1, eerste lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 1, tweede lid, onder cArtikel 1, eerste lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 2Artikel 1, derde lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 3, eerste lidArtikel 1, eerste lid, onder b, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 3, derde lidArtikel 2, derde lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 4, eerste lidArtikel 1, eerste lid, onder a, en tweede lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 5Artikel 5a Besluit zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 6, eerste lidArtikel 1, eerste lid, Besluit bepalingsmethode zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 6, tweede lidArtikel 1, tweede en derde lid, Besluit bepalingsmethode zwavelgehalte brandstoffen
  
Artikel 8, onderdeel aArtikel 1, derde lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen en artikel 2, eerste lid, Besluit zwavelgehalte brandstoffen vervalt
  
Artikel 11Artikelen 13, 90 en 92 Wet inzake de luchtverontreiniging Artikelen 18.7 en 18.11 Wet milieubeheer juncto artikel 5: 32 Algemene wet bestuursrecht Artikelen 18.12 en 18.18 Wet milieubeheer juncto artikel 1a Wet op de economische delicten

XNoot
1

Stb. 1988, 415; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 1999 (Stb. 566).

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 juli 2000, nr. 131.

Naar boven