Besluit van 8 juni 2000, houdende wijziging van het Voertuigreglement ter implementatie van richtlijn 98/12/EG (remmen) en richtlijn 98/90/EG (deuren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 maart 2000, nr. CDJZ/WBI/2000–73, Centrale Diensten Juridische Zaken;

Gelet op:

– Richtlijn nr. 98/12/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 januari 1998 (PbEG L 81) tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 71/320/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan;

– Richtlijn nr. 98/90/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 november 1998 (PbEG L 337) houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/387/EEG van de Raad betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan;

– Richtlijn nr. 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 226);

– de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2000, nr. W09.00.0118/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 mei 2000, nr. CDJZ/WBI/2000–718, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.3.26 vervallen het derde en het vierde lid.

B

Artikel 3.3.27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bedrijfsauto's die in gebruik worden genomen na 31 december 1994,» vervangen door: bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 31 december 1994 en bestemd voor het vervoer van goederen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op rijdende werktuigen.

C

Artikel 3.5.27 vervalt.

D

Artikel 3.7.26, derde lid, vervalt.

E

Artikel 3.7.27 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 juni 2000

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Het voorliggende besluit strekt tot implementatie van een tweetal richtlijnen.

De eerste is richtlijn 98/12/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 januari 1998 (PbEG L 81) tot aanpassing aan de technische vooruitgang van richtlijn 71/320/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Deze richtlijn heeft als doel het integreren van alle voorgaande aanpassingen van richtlijn 71/320/EEG, alsmede het verbeteren van de reminrichtingen van voertuigen.

De verbeteringen waarom het hier gaat, betreffen onder meer de afstemming («compatibiliteit») van de remsystemen tussen trekkende en getrokken voertuigen. Voorts zijn er verbeteringen aangebracht, die betrekking hebben op de interpretatie van termen door de opname van een uitgebreide begrippenlijst. Een derde verbetering is de uitbreiding van de verplichting om een motorvoertuig uit te rusten met een antiblokkeerremsysteem (ABS) tot een groter aantal categorieën motorvoertuigen dan voorheen. Zo moeten nu onder andere ook motorvoertuigen bestemd voor het vervoer van personen die zijn voorzien van meer dan acht zitplaatsen voor passagiers, uitgerust zijn met ABS; hetzelfde geldt voor aanhangwagens en opleggers tussen de 3500 en de 1000 kilogram en bepaalde categorieën zware vrachtwagens.

De tweede richtlijn is richtlijn 98/90/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 november 1998 (PbEG L 337) houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/387/EEG van de Raad betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. De richtlijn is tot stand gebracht met het oog op de veiligheid van personen die de bestuurdersruimte van vrachtauto's in- en uitstappen. Het betreft hier onder meer maatregelen die de toegankelijkheid van de vrachtauto's regelen. Ook andere veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen, bijvoorbeeld om uit te sluiten dat deuren ongewild open gaan. De richtlijn is verder een aanpassing aan de technische vooruitgang ten opzichte van de bijzondere richtlijn 70/387/EEG.

Het toepassingsgebied van de voorschriften voor deuren is ten opzichte van richtlijn 70/387/EEG verkleind. Laatstbedoelde richtlijn geeft voorschriften met betrekking tot vierwielige motorvoertuigen (personenauto's, bussen en vrachtauto's) en aanhangwagens daarvan. Uitgezonderd zijn motorvoertuigen bestemd voor het openbare vervoer, voertuigen die zich over rails bewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines (= rijdende werktuigen in het Voertuigreglement). Richtlijn 98/90/EG beperkt deze reikwijdte tot personenauto's en vrachtauto's. Autobussen niet bestemd voor het openbare vervoer en aanhangwagens zijn komen te vervallen.

Richtlijn 98/90/EG kent aan de Lid-Staten de volgende bevoegdheden toe:

Als niet is voldaan aan de vereisten van richtlijn 70/387/EEG zoals gewijzigd bij deze richtlijn 98/90/EG, mogen de lidstaten voor een nieuw voertuigtype vanaf 1 oktober 2000 om redenen die verband houden met deuren, niet langer de EG-typegoedkeuring verlenen of mogen zij de nationale typegoedkeuring weigeren.

Andersom, als wordt voldaan aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn, mag vanaf 1 januari 1999 voor een type voertuig noch de EG-typegoedkeuring, noch de nationale typegoedkeuring geweigerd worden om redenen die met deuren verband houden. Evenmin mag vanaf 1 januari 1999 de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van zulke voertuigen worden verboden.

Bij de implementatie van beide richtlijnen is vertraging opgetreden. Hieraan waren debet de korte implementatietermijn, met name voor richtlijn 98/90/EG. Deze richtlijn werd vastgesteld op 30 november 1998, gepubliceerd op12 december 1998 en diende uiterlijk 31 december 1998 geïmplementeerd te zijn. Daarnaast gaven de teksten van beide richtlijnen aanleiding tot problemen bij de interpretatie daarvan. Deze problemen behoefden een oplossing alvorens de implementatie voltooid kon worden.

ARTIKELEN

Artikel I, onder A

Het derde lid van artikel 3.3.26 Voertuigreglement vervalt wegens strijd met richtlijn 98/12/EG. In de richtlijn worden geen specifieke eisen gesteld aan kunststof remleidingen, zodat de eisen die in het derde lid van dit artikel worden gesteld aan dit soort remleidingen verder strekken dan is toegestaan.

Het vervallen van lid 4 van artikel 3.3.26 Voertuigreglement heeft te maken met het feit dat de reminrichtingen van bedrijfsauto's moeten voldoen aan de eisen van richtlijn 98/12/EG, waarin een éénleidingremsysteem niet is toegestaan. Daarmee is het vierde lid naast het eerste lid van artikel 3.3.26 overbodig geworden.

Artikel I, onder B

1. De verkleining van het toepassingsgebied door richtlijn 98/90/EG tot bepaalde categorieën motorvoertuigen dient te worden doorgevoerd in het Voertuigreglement. Dit leidt tot inperking van het in artikel 3.3.27 Voertuigreglement gehanteerde ruime begrip «bedrijfsauto» tot de in dit nieuwe artikel genoemde voertuigcategorieën.

2. Het feit dat richtlijn 70/387/EEG onder meer niet van toepassing is op alle mobiele machines (= rijdende werktuigen in het Voertuigreglement) doet een lacune ontstaan met betrekking tot voorschriften voor deuren, sloten en scharnieren van rijdende werktuigen. Teneinde deze lacune te ondervangen, is dit nieuwe vierde lid opgenomen waarin de voorschriften van richtlijn 70/387/EEG van overeenkomstige toepassing worden verklaard op rijdende werktuigen.

Artikel I, onder C

Ingevolge artikel 3.5.27 van het Voertuigreglement zijn de voorschriften voor deuren van vierwielige motorvoertuigen uit richtlijn 70/387/EEG voor de typegoedkeuring van driewielige motorrijtuigen van overeenkomstige toepassing verklaard. Echter voor twee- en driewielige motorvoertuigen is door de inwerkingtreding van richtlijn 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 226) met ingang van 17 juni 1999 de verplichte EG-typegoedkeuring ingevoerd. In het kader van deze typegoedkeuring zijn geen eisen gesteld met betrekking tot deuren. Bovendien mag, gelet op bepaling 12, eerste volzin, van de considerans van de richtlijn, de registratie of het gebruik van twee- of driewielige motorvoertuigen die aan de voorschriften van deze richtlijnen voldoen niet worden geweigerd. Het is derhalve niet meer mogelijk om ten aanzien van driewielige motorvoertuigen voor de typegoedkeuring de betreffende eisen voor vierwielige motorvoertuigen van overeenkomstige toepassing te verklaren. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 3.5.27 te doen vervallen.

Voor de invoering van de verplichte EG-typegoedkeuring voor twee- of driewielige motorvoertuigen is een afzonderlijke wijziging van het Voertuigreglement in voorbereiding.

Artikel I, onder D

De redenen voor het vervallen van het derde lid van artikel 3.7.26 zijn mutatis mutandis dezelfde als geschreven in de toelichting bij artikel I, onder A. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel I, onder E

De redenen voor het vervallen van artikel 3.7.27 zijn mutatis mutandis dezelfde als geschreven in de toelichting bij artikel I, onder B, eerste lid. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de toelichting bij dat artikel.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2000, Stb. 157.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven