Wet van 25 mei 2000 houdende wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met een aanpassing van de definitie van het begrip woonvoorziening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, in verband met een gebleken onvolkomenheid in de definitie van het begrip woonvoorziening, wenselijk is de Wet voorzieningen gehandicapten aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 1, eerste lid, van de Wet voorzieningen gehandicapten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel c komt te luiden:

c. woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:

1. gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen; of

2. een uitraasruimte betreft.

B

Aan het slot van onderdeel d wordt de punt vervangen door een puntkomma, waarna een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

e. uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 2000. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 30 maart 2000, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 april 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 mei 2000

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de dertiende juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1993, 545 laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 22 december 1999, Stb. 598.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 27 059.

Handelingen II 1999/2000, blz. 4731.

Kamerstukken I 1999/2000, 27 059 (223).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 23 mei 2000.

Naar boven