Wet van 24 mei 2000, houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Invorderingswet 1990 (maatregelen aangaande buitenlandse sporters)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling in de inkomstenbelasting, de loonbelasting en de Invorderingswet 1990 te treffen voor degene die niet in Nederland woont en voor korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 36, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 19641 wordt na «artiest» ingevoegd: of als beroep een tak van sport beoefent.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 19642 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep» vervangen door: voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid.

2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, toegevoegd:

c. het verrichten of doen verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het in Nederland laten beoefenen van sport tegen beloning.

B. Na artikel 26b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26c

  • 1. In afwijking van de artikelen 20, 20a en 26 bedraagt de belasting ten aanzien van degene die niet in Nederland woont en ingevolge een overeenkomst van korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent (beroepssporter), 20 percent van de som van het loon en de in artikel 11, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, en onderdeel j, bedoelde bedragen.

  • 2. Onze Minister kan, zo nodig onder voorwaarden, ten behoeve van uniforme heffing bij grensoverschrijdende evenementen het in het eerste lid genoemde percentage voor bepaalde categorieën beroepssporters tijdelijk verlagen, doch niet verder dan tot 15 percent.

ARTIKEL III

De Invorderingswet 19903 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 37 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting met betrekking tot het loon van degene die niet in Nederland woont en ingevolge een overeenkomst van korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent, is de persoon die of het lichaam dat die sportbeoefening in Nederland organiseert, mede organiseert of doet organiseren.

B. In artikel 50, eerste lid, wordt «artikel 36 of artikel 42» vervangen door: artikel 36, artikel 37 of artikel 42.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juni 2000.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 mei 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de dertigste mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1990, 103, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 22 december 1999, Stb. 579.

XNoot
2

Stb. 1990, 104, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 11 mei 2000, Stb. 216.

XNoot
3

Stb. 1990, 221, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 11 mei 2000, Stb. 216.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 941.

Handelingen II 1999/2000, blz. 4731.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 941 (220, 220a).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 23 mei 2000.

Naar boven