Wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Destructiewet in verband met de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Destructiewet te wijzigen, teneinde de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal in rekening te kunnen brengen aan de aanbieders van dergelijk materiaal;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Destructiewet1, zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van de Wet van 14 mei 1998, Stb. 338, wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 1, onderdeel l, vervalt.

B. Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Bij regeling van Onze Minister kan als gespecificeerd hoog-risico-materiaal worden aangewezen:

    a. slachtdieren, of delen daarvan;

    b. dierlijk afval.

2. Het achtste lid vervalt, onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.

C. Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij regeling van Onze Minister wordt aangegeven op welke wijze gespecificeerd hoog-risico-materiaal wordt verwerkt en onschadelijk gemaakt.

2. Het vierde lid vervalt.

D. In artikel 4e wordt de zinsnede «artikelen 2, tweede en achtste lid, 7, 9, derde lid, en 12, derde lid» vervangen door: artikelen 2, tweede en zevende lid, 3, derde lid, 7, 9, derde lid, 12, derde lid, 21, vierde lid, en 23.

E. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onder b, door een puntkomma wordt een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. een crematorium voor dode paarden op te richten, in werking te hebben, in werking te houden, uit te breiden of te wijzigen.

2. Het zesde lid vervalt.

F. Artikel 5a, derde lid, vervalt.

G. Artikel 6, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. De artikelen 5, derde lid, eerste volzin, en 5a, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

H. Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt «honden en katten» vervangen door «honden, katten en paarden», en wordt tevens een volzin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden voorzien in regels omtrent de inrichting van crematoria voor dode paarden, alsmede het ophalen en het vervoeren van dode paarden.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

  • 4. Artikel 3, tweede lid, is niet van toepassing op laag-risico-materiaal, dat:

    a. wordt bestemd voor het vervoederen aan dieren, waarvan de eigenaar of houder, dan wel een bedrijf als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, dat voeder voor edelpelsdieren bereidt, op grond van bijzondere omstandigheden van Onze Minister een daartoe strekkende ontheffing heeft ontvangen; aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden;

    b. aan wetenschappelijk onderzoek wordt onderworpen in door Onze Minister aangewezen inrichtingen, met inachtneming van door hem gestelde voorschriften.

3. In het vijfde lid wordt «bij algemene maatregel van bestuur worden voorzien in een regeling van» vervangen door: Onze Minister regelen stellen aangaande.

I. Artikel 21 wordt vervangen door:

Artikel 21

  • 1. De ondernemers kunnen aan de natuurlijke personen en rechtspersonen die

    a. hoog-risico-materiaal als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, aanbieden een vergoeding in rekening brengen ter zake van het ophalen;

    b. gespecificeerd hoog-risico-materiaal als bedoeld in artikel 2, zevende, achtste of negende lid, aanbieden een vergoeding in rekening brengen ter zake van het ophalen, vervoeren, voorbewerken, verbranden, begraven of op andere wijze onschadelijk maken van dat materiaal.

  • 2. De totale opbrengst van de vergoedingen overschrijdt de werkelijke kosten van het ophalen, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderscheidenlijk het ophalen, vervoeren, voorbewerken, verbranden, begraven of op andere wijze onschadelijk maken, bedoeld in het eerste lid, onder b, niet.

  • 3. De werkelijke kosten worden berekend als volgt:

    a. de op jaarbasis door de ondernemers te maken kosten van het ophalen van het hoog-risico-materiaal, bedoeld in het eerste lid, onder a, verminderd met de waarde daarvan voorafgaand aan verwerking en het bij regeling van Onze Minister vast te stellen percentage van de winst van de ondernemers op de verwerking van dit materiaal;

    b. de op jaarbasis door de ondernemers te maken kosten van het ophalen, vervoeren, voorbewerken, verbranden, begraven of op andere wijze onschadelijk maken van het gespecificeerd hoog-risico-materiaal, bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4. De tariefstelling en wijzigingen daarvan behoeven jaarlijks instemming van Onze Minister. Alvorens instemming wordt verleend, wordt het voornemen daartoe schriftelijk medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. Instemming wordt niet eerder verleend dan nadat vier weken zijn verstreken na die mededeling. De instemming wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 5. De ondernemer verschaft desgevraagd alle noodzakelijke informatie aan Onze Minister ten behoeve van de instemming, bedoeld in het vierde lid. Deze informatie gaat vergezeld van een verklaring omtrent de betrouwbaarheid van de informatie, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL II

In artikel 1a, onder 3°, van de Wet op de economische delicten2 wordt «de Destructiewet, de artikelen 3, eerste en tweede lid» vervangen door: de Destructiewet, de artikelen 3, eerste, tweede en derde lid.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de twintigste januari 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 177, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 1999, Stb. 583.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 357.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5844–5866; 1999/2000, blz. 188–192; 361–362.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 357 (36, 36a, 36b, 36c).

Handelingen I 1999/2000, blz. 459–464.

Naar boven