Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2000, 207 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2000, 207 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 oktober 1999, nr. MJZ 1999223130, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikel 90, vierde lid, en 129 van de Wet geluidhinder en artikel 15.13, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 24 januari 2000, no. W08.99.0525/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 mei 2000, nr. MJZ2000048173, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 6a, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Voor zover het maatregelen betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b en c, van het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994 kan ten hoogste 20% van de met betrekking tot die maatregelen vastgestelde subsidie tevens worden besteed aan kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht van deze maatregelen.
Artikel 8b wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding 1. geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Tevens niet in aanmerking voor subsidie krachtens deze afdeling komen geluidwerende maatregelen aan woningen, welke maatregelen door Onze Minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar of de bewoner van de betreffende woning heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen.
3. Het eerste lid, onder c, is niet van toepassing, indien Onze Minister vooraf heeft toegestemd in het in uitvoering nemen van die maatregelen.
4. Onze Minister kan alleen toestemmen in het in uitvoering nemen van maatregelen als bedoeld in het derde lid, indien het naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid zeer wenselijk is deze maatregelen in uitvoering te nemen.
In artikel 10, eerste lid, worden – onder verlettering van onderdeel d tot f – twee onderdelen ingevoegd, luidende:
d. reeds voor 1 januari 1997 uitgevoerde geluidwerende maatregelen aan woningen, welke woningen op 1 maart 1986 een geluidsbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 60 dB(A) en welke maatregelen zijn vastgesteld door Onze Minister krachtens artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder, doch welke maatregelen nog niet in aanmerking zijn gekomen voor subsidie;
e. reeds voor 1 januari 1997 in uitvoering genomen geluidwerende maatregelen aan woningen, welke woningen voldoen aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a tot en met c, doch welke maatregelen niet in aanmerking zijn gekomen voor subsidie, daar de woningen niet zijn opgenomen op de A-lijst;
Het opschrift van § 2.2.2.5. komt te luiden:
§ 2.2.2.5. Intrekking en opschorting in geval van onvolledige informatie en subsidie voor informatie
Na artikel 10g wordt in paragraaf 2.2.2.5. een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 10g wordt de informatie die betrekking heeft op:
a. het aantal gesaneerde woningen die genoemd worden op de A-lijst, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en
b. woningen die genoemd worden op de A-lijst, bedoeld in artikel 9, eerste lid, waarvan het gemeentebestuur of het bestuur heeft vastgesteld dat geen maatregelen zullen worden getroffen,
toegezonden vóór 1 februari van het jaar direct volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend.
2. Indien de informatie, bedoeld in het eerste lid, is toegezonden vóór de in dat lid genoemde datum, komt het gemeentebestuur of het bestuur in aanmerking voor een subsidie van f 500,– per woning als bedoeld in het eerste lid, onder b.
Aan hoofdstuk 2, afdeling 2, wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Onze Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verlenen terzake van kosten van het treffen van maatregelen tegen wegverkeerslawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
1. Bij de subsidieverlening, bedoeld in artikel 12g, geldt de verplichting dat de maatregelen worden getroffen binnen het aangegeven tijdvak.
2. Het gemeentebestuur of bestuur doet Onze Minister onverwijld mededeling van wijzigingen in omstandigheden die er naar verwachting toe leiden dat niet aan de in het eerste lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.
3. Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van een dergelijke mededeling omtrent wijziging of intrekking van de subsidieverlening.
1. Het gemeentebestuur of het bestuur zendt Onze Minister binnen zestien weken na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden met gebruikmaking van een door Onze Minister ter beschikking te stellen formulier, een verklaring dat de in artikel 12g bedoelde maatregelen getroffen zijn.
2. Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, op schriftelijk verzoek van het gemeentebestuur of het bestuur verlengen, mits het verzoek binnen die termijn is ontvangen en voldoende gemotiveerd is.
Indien het gemeentebestuur of het bestuur het in artikel 12i, eerste lid, bedoelde formulier niet tijdig heeft toegezonden of indien het ingezonden formulier naar het oordeel van Onze Minister onvolledig is, stelt Onze Minister het gemeentebestuur of het bestuur binnen zes weken na het einde van de in artikel 12i bedoelde termijn dan wel na ontvangst van het naar het oordeel van Onze Minister onvolledige formulier, in de gelegenheid om binnen een door Onze Minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
1. Behoudens het derde lid stelt Onze Minister de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de stukken, bedoeld in artikel 12i, op het bedrag van de gemaakte kosten, met dien verstande dat de subsidie niet hoger is dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van onderdeel 3 van bijlage A bij dit besluit.
2. Indien het gemeentebestuur of het bestuur niet binnen de in artikel 12i bedoelde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan Onze Minister voor iedere week die het gemeentebestuur of het bestuur in gebreke blijft, bij de vaststelling van de subsidie een korting toepassen op het door hem vastgestelde bedrag. De korting bedraagt 2,5% van de verleende subsidie.
3. Indien het gemeentebestuur of het bestuur de in artikel 12i bedoelde termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt Onze Minister de subsidie vast, waarbij hij een korting toepast van 100% van de verleende subsidie.
In artikel 13 worden – onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het zesde en zevende lid – twee leden ingevoegd, luidende:
4. Het derde lid, onder c, is niet van toepassing, indien Onze Minister vooraf heeft toegestemd in het in uitvoering nemen van die maatregelen.
5. Onze Minister kan alleen toestemmen in het in uitvoering nemen van maatregelen, bedoeld in het vierde lid, indien het naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid zeer wenselijk is deze maatregelen in uitvoering te nemen.
In artikel 14, derde lid, wordt «9, tweede tot en met vijfde lid, en 9b» vervangen door: 9, tweede tot en met vijfde lid, 9b en 10h.
In artikel 17, tweede lid, vervalt het zinsdeel: en de in artikel 11k bedoelde subsidie ingeval van maatregelen op het grondgebied van de spoorwegexploitant wordt verminderd met tweederde van de vastgestelde subsidie voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht.
Aan hoofdstuk 2, afdeling 3, wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verlenen terzake van de kosten van het treffen van maatregelen tegen spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
2. De artikelen 12g tot en met 12j zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel 12k is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de subsidie niet hoger is dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van onderdeel 4 van bijlage A bij dit besluit.
In het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 19982 wordt na artikel 7, eerste lid, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, van aanwezige woningen gesitueerd binnen de zone, bedoeld in artikel 74 van de wet, een hogere dan de in artikel 90, derde lid, van de wet genoemde waarde vaststellen, in gevallen waarin:
a. toepassing van maatregelen die strekken tot vermindering van het geluid, veroorzaakt door het verkeer op de weg niet mogelijk is,
b. toepassing van maatregelen die strekken tot vermindering van de geluidsoverdracht van de weg naar de betrokken woningen niet mogelijk is of duurder zal zijn dan f 163 800,– per woning,
c. het onttrekken aan de bestemming van de betrokken woningen binnen het bedrag van f 163 800,– per woning niet mogelijk is, en
d. koppeling van het treffen van maatregelen aan andere activiteiten niet kan leiden tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de weg, tot de in artikel 90, derde lid, van de wet genoemde waarde binnen het bedrag van f 163 800,– per woning.
In het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen3 vervalt artikel 15, onderdeel d, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel c door een punt.
In het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen4 vervalt artikel 13, onderdeel d, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel c door een punt.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 november 1996.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Uitgegeven de drieëntwintigste mei 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
1. Verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai
Het in artikel 12a, tweede lid, bedoelde bedrag is de uitkomst van de volgende berekening volgens de onderstaande desbetreffende tabel:
de som van de normbedragen voor de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarvan de geluidsbelasting als gevolg van de maatregelen met ten minste 3 dB(A) afneemt, verminderd met de som van de normbedragen voor de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarvan de geluidsbelasting als gevolg van de maatregelen met ten minste 3 dB(A) toeneemt.
1a Woningen, en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 1° tot en met 4°
geluidsbelasting1 | normbedrag per eenheid2 (in guldens) bij afname of toename van | ||
---|---|---|---|
3 dB(A) | 5 dB(A) | ≥5 dB(A) | |
≤ 55 | 0,– | 0,– | 0,– |
56 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
57 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
58 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
59 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
60 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
61 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
62 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
63 | 3 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
64 | 3 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
65 | 3 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
66 | 4 000,– | 5 000,– | 7 000,– |
67 | 4 000,– | 5 000,– | 7 000,– |
68 | 4 000,– | 5 000,– | 7 000,– |
69 | 4 000,– | 5 000,– | 7 000,– |
70 | 4 000,– | 5 000,– | 7 000,– |
713 | 14 000,– | 17 000,– | 24 000,– |
723 | 14 000,– | 17 000,– | 24 000,– |
733 | 14 000,– | 17 000,– | 24 000,– |
743 | 0,– | 17 000,– | 24 000,– |
753 | 0,– | 0,– | 24 000,– |
≥ 763 | 0,– | 0,– | 0,–4 |
1 Dit is bij afname de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór, en bij toename de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie na de uitvoering van de maatregelen (in dB(A) en na de aftrek, bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder).
2 Eenheid:
– bij woningen: elke woning;
– bij andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 1o tot en met 4o: elke 5 m strekkend gebouw in de lengterichting van de weg (als het gebouw hoger dan drie etages is, dan het aantal eenheden vermenigvuldigen met de naar beneden afgeronde uitkomst van de deling van het aantal etages door 3).
3 Indien de uitvoering van de maatregelen leidt tot geluidsbelastingen van meer dan 70 dB(A, dan is geen subsidie mogelijk.
4 Bij geluidsbelastingen van meer dan 75 dB(A) vóór de uitvoering van de maatregelen is wel een subsidie mogelijk indien de geluidsbelasting na de uitvoering van de maatregelen 70 dB(A) of minder is, namelijk f 24 000,– per eenheid.
1b Andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1, onder e, onder 5°
geluidsbelasting1 | normbedrag per eenheid2 (in guldens) bij afname of toename van | ||
---|---|---|---|
3 dB(A) | 5 dB(A) | ≥5 dB(A) | |
≤ 55 | 0,– | 0,– | 0,– |
56 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
57 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
58 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
59 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
60 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
613 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
623 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
633 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
643 | 0,– | 10 000,– | 14 000,– |
653 | 0,– | 0,– | 14 000,– |
≥ 663 | 0,– | 0,– | 0,–4 |
1 Dit is bij afname de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór, en bij toename de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie na de uitvoering van de maatregelen (in dB(A) en na de aftrek, bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder).
2 Eenheid:
elke 5 m strekkend gebouw in de lengterichting van de weg (als het gebouw hoger dan drie etages is, dan het aantal eenheden vermenigvuldigen met de naar beneden afgeronde uitkomst van de deling van het aantal etages door 3).
3 Indien de uitvoering van de maatregelen leidt tot geluidsbelastingen van deze gebouwen van meer dan 60 dB(A, dan is geen subsidie mogelijk.
4 Bij geluidsbelastingen van meer dan 65 dB(A) vóór de uitvoering van de maatregelen is wel een subsidie mogelijk indien de geluidsbelasting na de uitvoering van de maatregelen 60 dB(A) of minder is, namelijk f 14 000,– per eenheid.
geluidsbelasting1 | normbedrag per eenheid2 (in guldens) bij afname of toename van | ||
---|---|---|---|
3 dB(A) | 5 dB(A) | ≥5 dB(A) | |
≤ 60 | 0,– | 0,– | 0,– |
61 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
62 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
63 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
64 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
65 | 2 000,– | 2 000,– | 3 000,– |
66 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
67 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
68 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
69 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
70 | 2 000,– | 3 000,– | 4 000,– |
713 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
723 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
733 | 7 000,– | 10 000,– | 14 000,– |
743 | 0,– | 10 000,– | 14 000,– |
753 | 0,– | 0,– | 14 000,– |
≥ 763 | 0,– | 0,– | 0,–4 |
1 Dit is bij afname de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór, en bij toename de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie na de uitvoering van de maatregelen (in dB(A) en na de aftrek, bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder).
2 Eenheid: 25 m strekkend terrein in de lengterichting van de weg.
3 Indien de uitvoering van de maatregelen leidt tot geluidsbelastingen van meer dan 70 dB(A), dan is geen subsidie mogelijk.
4 Bij geluidsbelastingen van meer dan 75 dB(A) vóór de uitvoering van de maatregelen is wel een subsidie mogelijk indien de geluidsbelasting na de uitvoering van de maatregelen 70 dB(A) of minder is, namelijk f 14 000,– per eenheid.
2. Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg
Het in artikel 18 bedoelde bedrag is de uitkomst van de volgende berekening volgens onderstaande tabel: de som van de normbedragen voor de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan de geluidsbelasting als gevolg van de maatregelen met ten minste 3 dB(A) afneemt:
geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór uitvoering | normbedrag per eenheid2 (in guldens) bij afname of toename van | ||
---|---|---|---|
van de maatregelen1 | |||
3 dB(A) | 5 dB(A) | ≥5 dB(A) | |
≤ 65 | 0,– | 0,– | 0,– |
66 | 2 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
67 | 2 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
68 | 2 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
69 | 2 000,– | 4 000,– | 6 000,– |
70 | 4 000,– | 6 000,– | 8 000,– |
71 | 4 000,– | 6 000,– | 8 000,– |
72 | 4 000,– | 6 000,– | 8 000,– |
73 | 4 000,– | 6 000,– | 8 000,– |
≥ 74 | 8 000,– | 12 000,– | 16 000,– |
1 Indien de maatregelen bestaan uit het voortijdig vervangen van een brug of viaduct, dan worden de normbedragen met 50% verhoogd.
2 Eenheid:
– bij woningen: elke woning;
– bij andere geluidsgevoelige gebouwen: elke 5m lengte van de door de bron geluidsbelaste gevel (als het gebouw hoger dan drie etages is, dan het aantal eenheden vermenigvuldigen met de naar beneden afgeronde uitkomst van de deling van het aantal etages door 3).
Het bedrag dat de uitkomst is van de berekening volgens bovenstaande tabel kan worden verhoogd met maximaal 30%, ter vergoeding van eventuele bijkomende werkzaamheden aan de constructie van de spoorweg die noodzakelijk zijn om het treffen van de geluidreducerende maatregelen mogelijk te maken.
3. Onttrekking aan bestemming vanwege wegverkeerslawaai
Het in artikel 12k, eerste lid, bedoelde bedrag bestaat uit de som van de per woning of andere geluidsgevoelige gebouw bepaalde maximale bijdragen met behulp van onderstaande tabel.
Geluidsbelasting1 | maximale bijdrage per eenheid2 |
---|---|
≤ 66 | f 0,– |
67 | f 31 900,– |
68 | f 31 900,– |
69 | f 63 700,– |
70 | f 63 700,– |
71 | f 163 800,– |
≥72 | f 163 800,– |
1 Dit is het minimum van de waarde van de geluidsbelasting voor het treffen van de maatregelen en na het treffen van de overige maatregelen (in dB(A) en na de aftrek, bedoeld in artikel 103 van de Wet geluidhinder).
2 Aangegeven bedrag in guldens geldt per woning of per ander geluidsgevoelig gebouw met de aangegeven geluidsbelasting.
4. Onttrekking aan bestemming vanwege railverkeerslawaai
Het in artikel 19, derde lid, bedoelde bedrag bestaat uit de som van de per woning of andere geluidsgevoelige gebouw bepaalde maximale bijdragen met behulp van onderstaande tabel.
Geluidsbelasting1 | maximale bijdrage per eenheid2 |
---|---|
≤ 69 | f 0,– |
70 | f 31 900,– |
71 | f 31 900,– |
72 | f 63 700,– |
73 | f 63 700,– |
74 | f 163 800,– |
≥75 | f 163 800,– |
1 Dit is het minimum van de waarde van de geluidsbelasting voor het treffen van de maatregelen en na het treffen van de overige maatregelen (in dB(A)).
2 Aangegeven bedrag in guldens geldt per woning of per ander geluidsgevoelig gebouw met de aangegeven geluidsbelasting.
Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (verder: Solm), het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.
In de artikelsgewijze toelichting wordt op de (technische) wijzigingen van deze besluiten ingegaan.
Dit artikel strekt tot een aantal wijzigingen van het Solm.
Bij de sanering industrielawaai zullen de meeste maatregelen behoren tot de categorie bronmaatregelen. In enkele gevallen zullen echter overdrachtsmaatregelen of geluidwerende maatregelen aan woningen moeten worden uitgevoerd. Als er in een saneringsprogramma geluidwerende maatregelen aan woningen zijn opgenomen, zullen deze woningen vergelijkbaar met de saneringswerkzaamheden in verband met verkeerslawaai, individueel benaderd dienen te worden om een passend pakket van maatregelen te kunnen aanbrengen. Uit de ervaringen met dergelijke werkzaamheden en de werkzaamheden bij het opzetten van overdrachtsmaatregelen bij de saneringsoperatie in verband met verkeerslawaai is gebleken dat hieruit een substantiële last voor de lokale overheid voortkomt. De wijziging van artikel 6a voorziet erin dat de kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht van deze maatregelen net als bij de sanering van verkeerslawaai tot een maximum van 20% van de toegekende subsidie kunnen worden vergoed. In artikel V, tweede lid, van dit besluit is aan de mogelijkheid om terzake subsidie te verlenen terugwerkende kracht verleend tot en met 22 november 1996. Het gaat hier om de kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht van overdrachtsmaatregelen en geluidwerende maatregelen aan woningen in verband met geluidhinder vanwege industrieterreinen, zoals deze zijn vermeld op de lijsten, opgenomen in de Staatscourant van 21 november 1996, 226.
In artikel 8b zijn twee wijzigingen aangebracht. De eerste wijziging ziet op een inperking van de maatregelen die in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Daartoe wordt in het nieuwe tweede lid bepaald dat maatregelen die door de minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar of de bewoner van de betreffende woning heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen, niet in aanmerking komen voor subsidie. Deze bepaling dient te voorkomen dat voor de betreffende woning later weer een bijdrage kan worden aangevraagd. Dit zou in strijd zijn met de eenmaligheid van de saneringsoperatie en zou de afronding van de saneringsoperatie in de weg staan. De weigering van de bewoner of eigenaar van de betreffende woning dient schriftelijk te worden vastgelegd en in het projectdossier te worden opgenomen. Het gemeentebestuur of het bestuur meldt in het kader van het nieuw opgenomen en in artikel 14 van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 10h, eerste lid, onder b, jaarlijks deze woningen waarvoor maatregelen zijn geweigerd aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
De tweede wijziging ziet op het volgende. Volgens artikel 8b kunnen saneringsmaatregelen die in uitvoering zijn genomen voordat op de aanvraag door de minister is beslist niet in aanmerking komen voor subsidie. In de praktijk doen zich echter situaties voor dat het gewenst is dat saneringsmaatregelen toch al in uitvoering kunnen worden genomen, voor dat de minister op de aanvraag heeft beslist. Gedacht moet worden aan situaties waarin de saneringsmaatregelen gecombineerd worden met maatregelen in een ander kader, zoals een geluidsscherm ten behoeve van nieuwbouw van woningen of als onderdeel van een groter verkeersproject. Artikel 8b leidde er in de praktijk toe dat de saneringsmaatregelen niet werden gekoppeld aan een ander project, om te voorkomen dat deze maatregelen niet voor subsidie in aanmerking zouden kunnen komen. Dit is niet efficiënt omdat het zelfstandig uitvoeren van de saneringsmaatregelen vaak zal leiden tot in totaal hogere kosten.
Door de toevoeging aan artikel 8b van het derde en vierde lid kunnen saneringsmaatregelen die in uitvoering worden genomen, voordat door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op de subsidieaanvraag is beslist, tòch in aanmerking komen voor subsidie. De voorwaarde om in aanmerking te komen is, dat deze minister vooraf heeft toegestemd met het in uitvoering nemen van die maatregelen. De minister zal bij de beoordeling van de vraag of hij gaat toestemmen met het in uitvoering nemen van de saneringsmaatregelen uiteraard dezelfde criteria hanteren als die aan de hand waarvan de latere subsidieaanvraag beoordeeld zal worden.
De minister kan alleen dan toestemmen in het in uitvoering nemen van de saneringsmaatregelen, indien het naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid zeer wenselijk is deze maatregelen in uitvoering te nemen. Dit zijn bijvoorbeeld gevallen waarin saneringsmaatregelen gecombineerd worden met maatregelen in een ander kader en de saneringsmaatregelen in beginsel naar het oordeel van de minister in aanmerking komen voor subsidie, doch waarin het om budgettaire redenen niet mogelijk is subsidie te verlenen. De toestemming is dus geen garantie dat de minister uiteindelijk positief op de subsidie-aanvraag zal beslissen.
Bij de Wet van 9 november 1998 tot wijziging van de Wet geluidhinder (Stb. 660) is het vierde lid van artikel 90 van de Wet geluidhinder vernummerd tot het vijfde lid. In artikel 8d van het Solm werd verwezen naar artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder zoals dat luidde voor bovengenoemde wijziging van de Wet geluidhinder. Dit artikel was nog niet aangepast aan de vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid. Derhalve is artikel 8d in die zin aangepast dat er niet meer naar het vierde lid, maar naar het vijfde lid van artikel 90 van de Wet geluidhinder wordt verwezen.
Paragraaf 2.2.1.2 die betrekking heeft op de mogelijkheid van vervroegde melding van woningen (vóór 1 juni 1997) is uitgewerkt en kon derhalve vervallen. De indeling in subparagrafen van paragraaf 2.2.1. was daarmee zinloos geworden en is opgeheven.
In het eerste lid van artikel 10 zijn in de ingevoegde onderdelen d en e twee kostenposten subsidiabel gemaakt.
De gevallen, bedoeld in onderdeel d zijn toegevoegd omdat is gebleken dat er zich in de praktijk situaties hebben voorgedaan waarin het gemeentebestuur of het bestuur voor de aanscherping van de prioriteitstelling per 1 januari 1997 projecten heeft uitgevoerd die voldeden aan de toenmalige subsidievoorwaarden, maar waarvoor pas later bleek dat de beschikbare budgetten voor de betreffende uitvoeringsjaren ontoereikend waren. Meestal is dit veroorzaakt door niet voorziene kortingen in eerdere jaren die ook effecten hadden op latere budgetjaren.
De situaties waarvoor onderdeel e alsnog een subsidiemogelijkheid opent betreffen projecten die uit woningen bestaan die voldoen aan de voorwaarden van de A-lijst of de lijst, bedoeld in artikel 14, tweede lid, maar niet zijn gemeld voor deze lijsten, omdat de verwachting bestond dat de uitvoering geheel zou zijn afgerond voor 1 januari 1997. In een aantal gevallen is de uitvoering van projecten uitgelopen of is de eindbetaling eerst na 1 januari 1997 verricht, omdat het opgeleverde werk vanwege tekortkomingen van de aannemer niet voldeed. In beide situaties zijn betalingen verricht na 1 januari 1997 die eerst na de huidige wijziging voor vergoeding uit de beschikbare budgetten in aanmerking kunnen komen. Het is voor de budgethouder uiteraard van belang deze kosten in de eerstvolgende jaarverantwoording op te nemen om het tijdsverloop tussen de betalingen en de vergoeding uit het budget zo veel mogelijk te beperken.
Het gaat in onderdeel H om een informatieplicht voor budgethouders om in januari het aantal gesaneerde A-lijstwoningen in het afgelopen jaar op te geven. Deze informatieplicht wordt opgenomen in de ministeriële regeling op grond van artikel 8a Solm.
De kosten van voorbereiding en begeleiding van geluidwerende maatregelen aan woningen (zie artikel 10, eerste lid, onder f, Solm, na wijziging als bedoeld in artikel I, onderdeel F) zijn kosten als bedoeld in artikel 126 van de Wet geluidhinder. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor de voorbereidings- en begeleidingskosten, indien er uiteindelijk – om welke reden dan ook – geen geluidwerende maatregelen worden getroffen. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien de eigenaar of bewoner weigert om mee te werken aan het aanbrengen van de geluidwerende maatregelen. Ook komt het soms voor dat uit het akoestisch-bouwtechnisch onderzoek blijkt dat de gevel van de A-lijstwoning al voldoende geluidwerend is. In een dergelijk geval zullen uiteraard geen geluidwerende maatregelen worden getroffen, terwijl er wèl voorbereidings- en begeleidingskosten zijn gemaakt. In artikel 10h, tweede lid, is daarom bepaald dat budgethouders in aanmerking komen voor een subsidie van f 500,– per opgegeven woning, waaraan geen geluidwerende maatregelen zullen worden getroffen. Voorwaarde voor het verkrijgen van deze subsidie is, dat de betreffende woningen vóór 1 februari zijn opgegeven. Indien de woningopgave niet vóór 1 februari plaatsvindt, vervalt de aanspraak op subsidie. Tot slot heeft deze nieuwe subsidie door middel van onderdeel G geleid tot een wijziging in het opschrift van de desbetreffende paragraaf.
Paragraaf 2.2.3 die betrekking had op de mogelijkheid om een aanvulling te verkrijgen op de bijdrage die verleend is krachtens de Regeling saneringsprogramma verkeerslawaai (artikel 10n) en op de mogelijkheid om een bijdrage te verkrijgen in verband met de vervroegde melding, bedoeld in artikel 9c (artikel 10o) is uitgewerkt en kon derhalve vervallen.
Met deze wijziging is een redactionele fout hersteld.
In artikel 2, eerste lid, onder e, van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 wordt als mogelijke saneringsmaatregel genoemd onttrekking aan de bestemming van één of meer van de betrokken woningen. Op grond van artikel 11 van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 is dit ook een saneringsmaatregel voor andere geluidsgevoelige gebouwen. Door de invoeging van paragraaf 2.5 in het Solm kunnen de kosten van deze saneringsmaatregel ook in aanmerking komen voor subsidie.
In navolging van de saneringsregeling voor wegverkeerslawaai kunnen saneringsmaatregelen, die met toestemming van de minister in uitvoering zijn genomen, ook in aanmerking komen voor subsidie (zie toelichting bij onderdeel B).
In navolging van de saneringsregeling voor wegverkeerslawaai kunnen budgethouders in aanmerking komen voor een subsidie van f 500,– per opgegeven woning, waaraan geen geluidwerende maatregelen in verband met railverkeerslawaai zullen worden getroffen (zie toelichting bij onderdeel H).
Door deze wijziging van artikel 17, tweede lid, wordt de afrekeningssystematiek bij afschermende en geluidreducerende maatregelen tegen spoorweglawaai gelijk aan de afrekeningssystematiek bij wegverkeerslawaai.
In navolging van de saneringsregeling voor wegverkeerslawaai is onttrekking aan de bestemming van één of meer van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen ook in geval van spoorweglawaai een saneringsmaatregel. Door invoeging van artikel 19 in het Solm kunnen de kosten van deze saneringsmaatregel ook in aanmerking komen voor subsidie.
Uitgangspunt bij de bepaling van de maximale bijdrage voor de onttrekking aan de bestemming als saneringsmaatregel is dat alleen een vergoeding wordt gegeven voor de ernstigste gevallen. Primair houdt dit in dat de vergoeding vooral gericht is op situaties boven de grens van 70 dB(A) vanwege wegverkeer en 73 dB(A) vanwege railverkeer.
Hoewel voor railverkeer geen saneringsregeling in het Besluit geluidhinder spoorwegen is opgenomen, is de waarde van 73 dB(A) in het kader van de sanering bij railverkeer vergelijkbaar met de waarde van 70 dB(A) bij wegverkeerslawaai.
Tot de recente wijziging van artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder was het niet mogelijk hogere waarden dan 70 dB(A) toe te laten in het kader van de sanering wegverkeerslawaai. Nu is dat onder strikte voorwaarden in uitzonderingsgevallen wel mogelijk (zie ook toelichting op artikel II). Bij de sanering in geval van railverkeerslawaai is de grens van 73 dB(A) nooit een absolute grens geweest en zijn de voorwaarden voor overschrijding ook minder strikt. Dit komt ook naar voren in de reeds geruime tijd gehanteerde maximale bedragen bij toetsing van de kosten van geluidschermen. Bij railverkeer is de maximale vergoeding voor afscherming f 130 000,– per woning, terwijl deze vergoeding bij wegverkeerslawaai f 163 800,– bedraagt. In deze bedragen is ook rekening gehouden met het verschil in kosten van afschermende voorzieningen bij rail- en wegverkeerslawaai vanwege de afwijkende omstandigheden.
Uiteraard speelt dit verschil in de kosten voor afscherming bij een bijdrage in de kosten van het onttrekken aan de bestemming geen rol. Daarom komt de vergoeding voor het onttrekken aan de bestemming in geval van railverkeerslawaai overeen met de vergoeding voor het onttrekken aan de bestemming in geval van wegverkeerslawaai. Er wordt in de tabellen uitgegaan van de maximale schermkosten in geval van wegverkeerslawaai. Wel is rekening gehouden met het verschil van 3 dB(A) tussen de maximale waarden. Dit verschil werkt in de gehele tabel verder door en past in het gegeven dat railverkeerslawaai een minder strenge normering kent dan wegverkeerslawaai.
Een abrupte overgang tussen wel en geen bijdragemogelijkheid voor het onttrekken aan de bestemming kan in de praktijk tot ongewenste situaties leiden. Daarom is er voor gekozen het mogelijk te maken ook een bijdrage te verlenen voor het onttrekken aan de bestemming in gevallen waarin sprake is van geluidsbelastingen juist onder de geluidsbelastingen waarvoor een maximale bijdrage mogelijk is. Voor geluidsbelastingen 1 en 2 dB(A) onder deze grens, komt de maximale bijdrage voor het onttrekken aan de bestemming eveneens overeen met het maximale schermbedrag voor wegverkeer bij de corresponderende waarden van de geluidsbelasting. De bedragen bij deze twee geluidsbelastingen zijn aanmerkelijk lager vanwege het feit dat de maximale schermkosten voor situaties onder de grens van de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen veel lager zijn. Voor situaties met meer dan 70 dB(A) is de druk op het daadwerkelijk verlagen van de geluidsbelasting van de gevel groter dan bij waarden tot en met 70 dB(A). Daarom is het bedrag voor de maximale schermkosten per woning met een geluidsbelasting boven de 70 dB(A) in het verleden ruim twee maal zo hoog vastgesteld als voor woningen met een geluidsbelasting onder deze waarde.
De maximale bijdrage voor situaties waarbij sprake is van geluidsbelastingen 3 of 4 dB(A) onder de hierboven bedoelde grens, is in tegenstelling tot de vorige waarden niet gelijk aan de maximale schermkosten per woning voor wegverkeer bij de corresponderende waarden van de geluidsbelasting, maar slechts de helft ervan.
Met betrekking tot de hoogte van de maximale vergoeding dient hier te worden opgemerkt dat de genoemde bedragen vrijwel nooit voldoende zijn om een woning aan zijn bestemming te onttrekken. Basis voor de vergoeding is dat er vanuit meerdere invalshoeken een wens tot het onttrekken aan de bestemming bestaat en dat er dus ook meerdere financiers zijn. Mocht ondanks de hoge geluidsbelasting het onttrekken aan de bestemming niet mogelijk blijken te zijn dan is het in alle gevallen nog mogelijk om door het treffen van maatregelen aan de gevels van de woningen in het kader van de sanering de geluidsbelasting binnen de woning een aanvaardbaar niveau te geven.
Voor de andere geluidsgevoelige gebouwen wordt in de methodiek van dezelfde bedragen uitgegaan als voor woningen.
Basis voor de bepaling is de geluidsbelasting van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw. De geluidsbelasting die gehanteerd dient te worden is de laagste van de volgende twee:
· de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie op het moment van indienen van de aanvraag of te wel juist voor het treffen van de maatregelen
· de geluidsbelasting die resteert op de uitwendige scheidingsconstructie na het treffen van de overige maatregelen die in het saneringsprogramma zijn opgenomen. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor indien het saneringsprogramma naast het wegbestemmen van een woning ook afschermende maatregelen bevat ten behoeve van andere woningen en die afscherming ook effect heeft voor de weg te bestemmen woning.
In artikel 90, derde lid, van de Wet geluidhinder is bepaald dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor saneringswoningen een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting mag vaststellen die de waarde 70 dB(A) niet te boven mag gaan. Op grond van het nieuwe vierde lid van artikel 90 van deze wet is het mogelijk om in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen en volgens daarbij te stellen regels een hogere geluidsbelasting toe te staan dan de in artikel 90, derde lid, genoemde waarde.
In het nieuwe tweede lid van artikel 7 van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 wordt uitvoering gegeven aan artikel 90, vierde lid, van de wet.
Met betrekking tot de inhoud van dit nieuwe tweede lid kan het volgende worden opgemerkt. Uitgangspunt blijft het saneren van verkeerslawaai binnen de huidige grenswaarden, dus zoveel mogelijk beperken van de geluidsbelasting tot 55 dB(A) en een in beginsel maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 70 dB(A). Van de mogelijkheid die het nieuwe vierde lid van artikel 90 biedt zal slechts bij hoge uitzondering gebruik kunnen worden gemaakt. Anders dan bij de «normale» gevallen waar lokaal een afweging tussen typen saneringsmaatregelen kan worden gemaakt, heeft deze uitzondering betrekking op de situatie dat het onmogelijk is om voldoende bron- of overdrachtsmaatregelen te treffen. Van dergelijke situaties is sprake indien aan de bron (aantal motorvoertuigen, snelheid en type wegdek) niets valt te wijzigen en indien plaatsing van een geluidsscherm of geluidswal niet of niet voldoende mogelijk is. Het plaatsen van een afschermende voorziening kan bijvoorbeeld onmogelijk zijn door het ontbreken van fysieke ruimte tussen weg en woning (en om de voorziening (veilig) te plaatsen). Ook kan de afschermende voorziening dusdanig kostbaar zijn dat de in de saneringsregeling opgenomen maximaal aanvaardbare kosten voor een scherm per woning (f 163 800,–) overschreden worden. In het nieuwe tweede lid van artikel 7 van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 zijn de eisen opgenomen voor het toepassen van artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder. Er zal moeten worden aangetoond dat:
* het niet mogelijk is voldoende reductie aan de bron te bereiken, en
* afschermende maatregelen niet mogelijk zijn (ongewenst zijn is onvoldoende) of te kostbaar zijn, en
* het niet mogelijk is de betreffende woning binnen aanvaardbare kosten een andere bestemming te geven, en
* koppeling aan andere activiteiten niet tot een geluidsbelasting van 70 dB(A) of minder kan leiden (te denken valt aan het combineren van maatregelen in groter verband, bijvoorbeeld een grote herstructurering van een gebied, waardoor de kosten per woning lager zullen uitvallen).
In de memorie van toelichting op het nieuwe artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder is aangegeven dat vooralsnog een bovengrens van 75 dB(A) zal worden gehanteerd. Uit een recente inventarisatie van bestaande woningen met een geluidsbelasting van meer dan 70 dB(A) is gebleken dat 9% van de geïnventariseerde woningen (ca 200 in heel Nederland) een geluidsbelasting van meer dan 75 dB(A) op de gevel hebben. Een deel daarvan bestaat uit hoogbouw langs de A10 te Amsterdam. De overige woningen bevinden zich vooral in de categorie vrijstaande woning en in mindere mate in de categorie rijtjeswoning. Door de in de toelichting van het wetsvoorstel genoemde bovengrens van 75 dB(A) te hanteren vallen circa 100 woningen (vrijstaande en rijtjeswoningen) buiten de mogelijkheden om gevelmaatregelen te treffen, terwijl het treffen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting op de gevel (bijvoorbeeld door het plaatsen van een scherm) zeker voor de vrijstaande woningen zeer hoge kosten per woning met zich meebrengt. Om ook voor deze landelijk gezien zeer beperkte klasse van woningen een oplossing te kunnen bieden door het treffen van gevelmaatregelen is de bovengrens van 75 dB(A) niet overgenomen. Door de systematiek van de wet kan het niet opnemen van een bovengrens niet op andere dan de hier aangeduide woningen effect hebben.
Op grond van artikel 15 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 13 van het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen zond de verzoeker om een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegen en industrieterreinen van de gevel van scholen een afschrift van dit verzoek aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Met ingang van 1 januari 1997 zijn de taken en bevoegdheden op het gebied van huisvesting in het primair en voortgezet onderwijs overgedragen van het Rijk aan de gemeenten (Stb. 1996, 402). Het verzenden van afschriften van verzoeken als hierboven genoemd, is daarmee overbodig geworden.
Artikel 15 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 13 van het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen zijn derhalve dienovereenkomstig aangepast.
Dit artikel maakt het mogelijk met terugwerkende kracht tot en met 22 november 1996 dat kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht in verband met geluidwerende maatregelen aan woningen ook voor subsidie in aanmerking komen. De datum 22 november 1996 is de datum van inwerkingtreding van het besluit tot bekendmaking van de lijsten met industrieterreinen, bedoeld in artikel 3 van het Solm. Op grond van artikel 6a van het Solm komen alleen saneringsmaatregelen in verband met geluidhinder vanwege industrieterreinen die op deze lijsten voorkomen in aanmerking voor subsidie. Sinds 22 november 1996 is er dus subsidie vastgesteld voor dergelijke saneringsmaatregelen. Deze subsidie kon echter niet besteed worden aan kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht in verband met geluidwerende maatregelen aan woningen. Thans is dit met terugwerkende kracht tot en met 22 november 1996 alsnog mogelijk geworden.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 juni 2000, nr. 111.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2000-207.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.