Besluit van 26 april 2000, houdende uitvoering van de artikelen 69d, 69j en 69k van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Besluit aanvullend toezicht verzekeraars in een verzekeringsgroep)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 20 mei 1999, no. BGW 99–1176-M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Verzekeringswezen;

Gelet op de artikelen 69d, 69j, 69k en 187, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 2 juli 1999, no. W06.99.0266/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 april 2000, no. BGW 2000–709M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. DEFINITIE

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de wet: Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

HOOFDSTUK 2. BEREKENING VAN DE AANGEPASTE SOLVABILITEIT VAN VERZEKERAARS

§ 1. Keuze van de berekeningsmethode en algemene beginselen

Artikel 2

  • 1. Verzekeraars als bedoeld in artikel 69c, eerste lid, van de wet berekenen de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig de in dit besluit gestelde regels.

  • 2. De Verzekeringskamer ziet erop toe dat de in dit besluit beschreven systematiek consistent wordt toegepast.

  • 3. De Verzekeringskamer ziet erop toe dat de aangepaste solvabiliteit wordt berekend met dezelfde frequentie die geldt voor de berekening van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 68 van de wet.

Artikel 3

  • 1. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar wordt zijn deelneming in een verbonden verzekeraar op proportionele basis in aanmerking genomen.

  • 2. Onder «proportionele basis» wordt verstaan:

    a. bij toepassing van methode 1 of 2, bedoeld in artikel 15, het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat het belang vertegenwoordigt van de deelnemende verzekeraar; of

    b. bij toepassing van methode 3, bedoeld in artikel 15, de percentages die worden gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in artikel 405 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Ongeacht de methode die wordt toegepast, wordt, indien de verbonden verzekeraar een dochteronderneming is en een solvabiliteitstekort vertoont, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen.

  • 4. De Verzekeringskamer kan toestaan dat alleen het proportionele deel van het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming, bedoeld in het derde lid, in aanmerking wordt genomen indien zij van mening is dat de aansprakelijkheid van de moederonderneming strikt en ondubbelzinnig beperkt is tot haar belang daarin.

Artikel 4

  • 1. Onverminderd artikel 8 wordt, ongeacht de gekozen methode, bedoeld in artikel 15, uitgesloten dat de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge, meerdere malen worden gebruikt voor de verschillende verzekeraars die bij die berekening betrokken zijn.

  • 2. Voor zover de methoden, bedoeld in artikel 15, daarin nog niet voorzien, worden van de berekening van de aangepaste solvabiliteit van de verzekeraar uitgesloten:

    a. de waarden van de activa van die verzekeraar die dienen ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van de met hem verbonden verzekeraars;

    b. de waarden van de activa van een met die verzekeraar verbonden verzekeraar die dienen ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van die verbonden verzekeraar;

    c. de waarden van de activa van een met die verzekeraar verbonden verzekeraar die dienen ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van andere met die verbonden verzekeraar verbonden verzekeraars.

Artikel 5

  • 1. Onverminderd artikel 4 kunnen winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een met de verzekeraar, waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, verbonden levensverzekeraar als bedoeld in artikel 69a, onderdelen a en b, van de wet, alsmede het geplaatste maar niet-gestorte aandelenkapitaal van een met die verzekeraar waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, verbonden verzekeraar als bedoeld in artikel 69a, onderdelen a en b, van de wet, alleen in de berekening worden betrokken voor zover zij in aanmerking zijn genomen voor de dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van die verbonden levensverzekeraar onderscheidenlijk verbonden verzekeraar. Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal dat een potentiële verplichting van de zijde van de deelnemende verzekeraar vormt, wordt van de berekening uitgesloten.

  • 2. Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van de deelnemende verzekeraar dat een potentiële verplichting van de zijde van een verbonden verzekeraar vormt, wordt van de berekening uitgesloten.

  • 3. Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van een verbonden verzekeraar dat een potentiële verplichting van de zijde van een andere met dezelfde deelnemende verzekeraar verbonden onderneming vormt, wordt van de berekening uitgesloten.

Artikel 6

Indien de Verzekeringskamer van mening is dat bepaalde andere dan de in artikel 5 bedoelde vermogensbestanddelen die voor de solvabiliteitsmarge van een in dat artikel bedoelde verbonden verzekeraar in aanmerking komen, niet beschikbaar zijn ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, worden deze vermogensbestanddelen slechts in de berekening betrokken voor zover zij in aanmerking zijn genomen voor de dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van die verbonden verzekeraar.

Artikel 7

De som van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde vermogensbestanddelen overschrijdt de vereiste solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraar niet.

Artikel 8

  • 1. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar worden buiten beschouwing gelaten de voor de solvabiliteitsmarge in aanmerking te nemen vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van de wederzijdse financiering tussen de verzekeraar en:

    a. een daarmee verbonden onderneming;

    b. een daarin deelnemende onderneming;

    c. een andere verbonden onderneming van een van zijn deelnemende ondernemingen.

  • 2. Voorts worden buiten beschouwing gelaten de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van een met de in het eerste lid bedoelde verzekeraar verbonden verzekeraar indien die bestanddelen afkomstig zijn van de wederzijdse financiering tussen die verbonden verzekeraar en een andere met die verbonden verzekeraar verbonden onderneming.

§ 2. Toepassing van de berekeningsmethoden

Artikel 9

  • 1. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit gelden de in dit besluit gestelde regels.

  • 2. Indien een verzekeraar meer dan één met hem verbonden verzekeraars heeft, wordt, ongeacht de gekozen methode, bedoeld in artikel 15, de aangepaste solvabiliteit berekend door elk van deze verbonden verzekeraars in die berekening te betrekken.

  • 3. Bij opeenvolgende deelnemingen wordt de aangepaste solvabiliteit berekend voor iedere deelnemende verzekeraar met zetel in en buiten de Unie die ten minste één verbonden verzekeraar heeft.

  • 4. De Verzekeringskamer kan toestaan dat geen aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar wordt berekend:

    a. indien deze verzekeraar een verbonden verzekeraar is van een andere verzekeraar met zetel in Nederland en indien de eerstbedoelde verzekeraar reeds in aanmerking wordt genomen bij de voor die andere verzekeraar uitgevoerde berekening; of

    b. indien deze verzekeraar en een of meer andere verzekeraars met zetel in Nederland als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeraar of verzekeraar met zetel buiten de Unie hebben en indien de eerstbedoelde verzekeraar reeds in aanmerking wordt genomen bij de voor een van die andere verzekeraars uitgevoerde berekening; of

    c. indien deze verzekeraar en een of meer andere verzekeraars met zetel buiten Nederland als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeraar of verzekeraar met zetel buiten de Unie hebben en overeenstemming als bedoeld in artikel 69e van de wet is bereikt, waarbij de uitoefening van het aanvullend toezicht als bedoeld in dit besluit wordt uitgeoefend door de toezichthoudende autoriteit van een andere lid-staat, mits de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de bij de berekening betrokken verzekeraars, naar de mening van de Verzekeringskamer adequaat over de in die leden bedoelde ondernemingen verdeeld zijn.

  • 5. De Verzekeringskamer kan bepalen dat indien een verbonden verzekeraar zijn zetel heeft in een andere lid-staat dan de verzekeraar waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, bij de berekening met betrekking tot die verbonden verzekeraar rekening wordt gehouden met de solvabiliteit zoals die door de toezichthoudende autoriteit van die andere lid-staat wordt beoordeeld.

Artikel 10

  • 1. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig de in dit besluit gestelde regels van een in een herverzekeraar deelnemende verzekeraar wordt deze verbonden herverzekeraar voor die berekening beschouwd als een verbonden verzekeraar.

  • 2. De theoretisch vereiste solvabiliteitsmarge wordt berekend voor iedere verbonden herverzekeraar, overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994. De Verzekeringskamer kan toestaan dat de theoretisch vereiste solvabiliteitsmarge voor levensherverzekeraars wordt berekend op grond van het resultaat van de berekening, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van dat besluit.

Artikel 11

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig de in dit besluit gestelde regels van een verzekeraar die door middel van een tussenliggende verzekeringsholding deelneemt in een verzekeraar als bedoeld in artikel 69a, onderdelen a tot en met c, wordt rekening gehouden met de positie van die tussenliggende verzekeringsholding. Voor deze berekening wordt deze tussenliggende verzekeringsholding beschouwd als een verzekeraar waarvoor een vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan nul geldt en waarop artikel 3 van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 van toepassing is.

Artikel 12

  • 1. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig de in dit besluit gestelde regels van een deelnemende verzekeraar in een verzekeraar met zetel buiten de Unie, wordt deze laatste voor de berekening beschouwd als een verbonden verzekeraar.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde verzekeraar met zetel buiten de Unie bevoegd is het verzekeringsbedrijf uit te oefenen en beschikt over een solvabiliteitsmarge, die tenminste overeenkomt met de ingevolge artikel 68 van de wet vereiste solvabiliteitsmarge, kan de Verzekeringskamer bepalen dat bij de berekening met betrekking tot die verzekeraar rekening wordt gehouden met de vereiste solvabiliteitsmarge en met de voor het nakomen van dat vereiste in aanmerking komende vermogensbestanddelen, als voorgeschreven door de betrokken staat buiten de Unie.

Artikel 13

Onverminderd artikel 10 kan de Verzekeringskamer bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een deelnemende verzekeraar in een herverzekeraar met zetel buiten de Unie en met inachtneming van artikel 12, tweede lid, bepalen dat bij de berekening met betrekking tot die herverzekeraar rekening wordt gehouden met het vereiste eigen vermogen en met de voor het nakomen van dat vereiste in aanmerking komende vermogensbestanddelen, als voorgeschreven door de betrokken staat buiten de Unie. Indien dergelijke bepalingen alleen gelden voor de verzekeraars met zetel in die staat, kan het theoretisch vereiste eigen vermogen van de verbonden herverzekeraar worden berekend alsof het gaat om een verbonden verzekeraar met zetel in die staat. Bij deze berekening wordt rekening gehouden met de voor het nakomen van dat theoretisch vereiste in aanmerking komende vermogensbestanddelen.

Artikel 14

Indien de Verzekeringskamer niet beschikt over de voor de berekening overeenkomstig dit besluit noodzakelijke informatie betreffende een verbonden onderneming, wordt de boekwaarde van deze onderneming bij de deelnemende verzekeraar in mindering gebracht op de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit. In dat geval worden aan deze deelneming verbonden meerwaarden niet als vermogensbestanddeel dat in aanmerking mag worden genomen voor deze berekening aanvaard.

§ 3. Berekeningsmethoden

Artikel 15

Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar zijn de volgende berekeningsmethoden toegestaan.

METHODE 1 : Aftrek en aggregatie

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeraar is het verschil tussen:

1. de som van:

a. de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar, en

b. het proportionele deel van de deelnemende verzekeraar in de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraar; en

2. de som van:

a. de boekwaarde van de verbonden verzekeraar bij de deelnemende verzekeraar, en

b. de vereiste solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar, en

c. het proportionele deel van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraar.

Indien de deelneming in de verbonden verzekeraar geheel of ten dele bestaat uit een middellijk belang wordt in punt 2, onderdeel a, de waarde daarvan in de berekening betrokken met inachtneming van de desbetreffende opeenvolgende deelnemingen en worden in de punten 1, onderdeel b, en 2, onderdeel c, de proportionele delen van, onderscheidenlijk, de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraar en de vereiste solvabiliteitsmarge van die verzekeraar daarin begrepen.

METHODE 2: Aftrek van een vereiste

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeraar is het verschil tussen:

1. de som van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar; en

2. de som van:

a. de vereiste solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar, en

b. het proportionele deel van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraar.

Voor de waardering van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge worden deelnemingen vastgesteld op basis van de netto-vermogenswaarde, overeenkomstig artikel 389, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

METHODE 3: Methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeraar wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekeningen en is het verschil tussen:

de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens, en

a. hetzij de som van de vereiste solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeraar en het proportionele deel van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeraars zoals dat voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen is;

b. hetzij de vereiste solvabiliteitsmarge die op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is.

Het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 is van toepassing op de bepaling van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge en de berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge op basis van de geconsolideerde gegevens.

HOOFDSTUK 3. AANVULLEND TOEZICHT OP VERZEKERAARS DIE DOCHTERONDERNEMING ZIJN VAN EEN VERZEKERINGSHOLDING, EEN HERVERZEKERAAR OF EEN VERZEKERAAR MET ZETEL BUITEN DE UNIE

Artikel 16

  • 1. Verzekeraars als bedoeld in artikel 69c, tweede lid, van de wet berekenen de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig de in dit besluit gestelde regels.

  • 2. De Verzekeringskamer ziet erop toe dat de in dit besluit beschreven systematiek consistent wordt toegepast.

  • 3. De Verzekeringskamer ziet erop toe dat de aangepaste solvabiliteit wordt berekend met dezelfde frequentie die geldt voor de berekening van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 68 van de wet.

  • 4. De Verzekeringskamer kan overeenkomstig artikel 9, vierde lid, toestaan dat wordt afgezien van de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. In het geval van opeenvolgende deelnemingen kan de Verzekeringskamer toestaan dat de berekeningen van dit besluit slechts toegepast worden ten aanzien van de uiteindelijke moederonderneming van de verzekeraar die als verzekeringsholding, herverzekeraar of verzekeraar met zetel buiten de Unie is aan te merken.

Artikel 17

  • 1. De Verzekeringskamer ziet erop toe dat ten aanzien van een verzekeringsholding, een herverzekeraar of een verzekeraar met zetel buiten de Unie met een dochteronderneming die een verzekeraar is met zetel in Nederland soortgelijke berekeningen worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 15 met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 14.

  • 2. Voor deze berekeningen worden de in het eerste lid genoemde ondernemingen beschouwd als een verzekeraar waarvoor geldt:

    a. een vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan nul indien het een verzekeringsholding betreft;

    b. de theoretisch vereiste solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 10, indien het een herverzekeraar betreft dan wel artikel 13, indien dit artikel van toepassing is;

    c. de vereiste solvabiliteitsmarge berekend overeenkomstig artikel 12 indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft.

  • 3. Voor deze ondernemingen gelden wat betreft de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge dezelfde voorwaarden als bedoeld in het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994.

Artikel 18

Bij het toezicht ingevolge dit hoofdstuk is artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19

Dit besluit treedt in werking met ingang van 5 juni 2000. De ingevolge dit besluit te berekenen aangepaste solvabiliteit wordt voor het eerst toegepast met betrekking tot het boekjaar dat op 1 januari 2001 of gedurende dat kalenderjaar begint.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanvullend toezicht verzekeraars in een verzekeringsgroep.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 april 2000

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de achttiende mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Inleiding

Het onderhavige besluit bevat bepalingen die tot doel hebben de Verzekeringskamer in staat te stellen zich in voorkomende gevallen een beeld te kunnen vormen van de financiële soliditeit van een verzekeringsgroep waartoe een onder haar toezicht staande verzekeraar behoort. Aangezien de solvabiliteit van die verzekeraar kan worden beïnvloed door andere onderdelen van de verzekeringsgroep, dient de Verzekeringskamer zich ervan te vergewissen dat de groep als totaliteit voldoende is gekapitaliseerd. Met name dient er op te worden toegezien dat de solvabiliteit van een verzekeringsgroep niet te gunstig wordt voorgesteld. Zo is het bijvoorbeeld niet acceptabel dat door een verzekeraar een lening wordt verstrekt aan haar moederonderneming die op haar beurt het daarmee gemoeide bedrag gebruikt als financiering voor de uitbreiding van haar aandelenbelang in die dochteronderneming.

Door middel van een dergelijke kringfinanciering kan de beschikbare solvabiliteitsmarge (aanzienlijk) worden verhoogd zonder dat de financiële positie van de verzekeringsgroep materieel verandert. In essentie dient te worden voorkomen dat een vermogenscomponent in de groep meerdere malen in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de aanwezige solvabiliteitsmarge. Dit fenomeen staat internationaal bekend als «double (of: multiple) gearing». Teneinde te kunnen vaststellen of sprake is van double of multiple gearing, is in de artikelen 69j en 69k van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993) een bepaling opgenomen op basis waarvan verzekeraars die in verzekeringsgroepsverband opereren verplicht zijn een aangepaste solvabiliteit te berekenen.

In het onderhavige besluit is een aantal uitgangspunten geformuleerd waarmee bij die berekeningen rekening dient te worden gehouden. Daarnaast bevat het besluit aanvullende bepalingen voor het berekenen van een aangepaste solvabiliteit in het specifieke geval waarin een verzekeraar met zetel in Nederland een dochter is van een in Nederland niet onder toezicht staande onderneming, verzekeringsholding, verzekeraar met zetel buiten de Europese Unie of herverzekeraar.

Bij de nota van toelichting is als bijlage een transponeringstabel gevoegd, waarin is aangegeven in welke artikelen van het onderhavige besluit de bepalingen uit bijlagen I en II bij de richtlijn zijn verwerkt.

Keuze berekeningsmethodiek aangepaste solvabiliteit

Aangezien elk van de in het onderhavige besluit opgenomen methoden ter berekening van de aangepaste solvabiliteit van een groepsverzekeraar bij juiste toepassing tot een vergelijkbaar resultaat leiden is het niet noodzakelijk dat de wetgever of de Verzekeringskamer één van die methoden dwingend voorschrijft. Om echter te voorkomen dat de toezichthouder bij de beoordeling van de aangepaste solvabiliteit van de individuele verzekeraars wordt geconfronteerd met steeds wisselende berekeningswijzen, dienen die verzekeraars de berekeningsmethode die zij hebben gekozen consistent toe te passen. Verandering van methode zal aan de Verzekeringskamer ter kennis dienen te worden gebracht.

In aanmerking te nemen vermogensbestanddelen

Ten aanzien van de bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van groepsverzekeraars in aanmerking te nemen vermogensbestanddelen geldt het volgende. Vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van wederzijdse financiering dienen van de berekening van de aangepaste solvabiliteit te worden uitgesloten. Van wederzijdse financiering is met name sprake indien een verzekeraar of een van de met hem verbonden ondernemingen aandelen houdt in of leningen verstrekt aan een andere onderneming die, rechtstreeks of middellijk, houdster is van een vermogensbestanddeel dat in aanmerking mag worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van eerstbedoelde verzekeraar.

De vermogensbestanddelen die in de wettelijke solvabiliteitsberekeningen mogen worden meegeteld, bevatten ook elementen die een impliciet karakter hebben, zoals toekomstige winsten en het niet-gestorte deel van het geplaatste aandelenkapitaal. In het onderhavige besluit is aangegeven op welke wijze met deze bestanddelen rekening moet worden gehouden in het geval van moeder-dochter- en andere deelnemingsverhoudingen. Indien naar het oordeel van de Verzekeringskamer sprake is van niet door de dochteronderneming aan de moederonderneming overdraagbare vermogensbestanddelen, dan wordt daarmee geen rekening gehouden bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit. Dit is bij voorbeeld het geval als de bedoelde bestanddelen niet dienen ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van de dochteronderneming.

Vermijden van dubbele berekeningen

In het besluit worden tevens de niveaus beschreven waarop de solvabiliteitsberekeningen moeten worden uitgevoerd. Algemeen uitgangspunt daarbij is dat van elke onder toezicht staande verzekeraar in de groep die een deelneming heeft in een andere verzekeraar, de aangepaste solvabiliteit moet worden berekend. Zijn er meer met die verzekeraar verbonden verzekeraars dan moeten die, voor zover van toepassing, in de berekening worden betrokken. Teneinde de administratieve lasten van de toepassing van de bepalingen van het onderhavige besluit te beperken, behoeft de berekening niet te worden uitgevoerd als de aangepaste solvabiliteit van die verbonden verzekeraar met zetel in Nederland al in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van de betrokken deelnemende verzekeraar met zetel in Nederland. Ook indien de deelnemende verzekeraar is verbonden met een verzekeringsholding of een herverzekeraar met zetel in Nederland, kan de Verzekeringskamer toestaan dat van de berekening wordt afgezien als de genoemde holding of herverzekeraar al elders in een aangepaste solvabiliteitsberekening is opgenomen. Voorts kan zich een situatie voordoen waarbij een verzekeraar met een of meer verzekeraars met zetel buiten Nederland is verbonden met een verzekeringsholding, herverzekeraar of een verzekeraar met zetel buiten de Unie. Als die andere lid-staat de berekening laat uitvoeren kan de Verzekeringskamer toestaan dat de berekening niet nog eens door de Nederlandse verzekeraar dient te geschieden. In al deze gevallen geldt de voorwaarde dat de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge adequaat over de betrokken ondernemingen verdeeld zijn.

Tenslotte mag de Verzekeringskamer zich bij de beoordeling van de aangepaste solvabiliteit verlaten op de solvabiliteitsgegevens zoals die voor verbonden ondernemingen met zetel in een andere lid-staat wordt aangegeven door de lokale toezichthoudende autoriteit.

Herverzekeraars en verzekerings(tussen)holdings

Herverzekeraars behorende tot een verzekeringsgroep worden uitsluitend ten behoeve van de berekening van de aangepaste solvabiliteit beschouwd als een directe verzekeraar. Dit betekent nadrukkelijk niet dat aldus herverzekeraars impliciet onder toezicht worden gesteld. Er wordt slechts aan een herverzekeraar die tot een verzekeringsgroep behoort een pro forma solvabiliteitseis gesteld die afgeleid wordt van de solvabiliteitseisen die gelden voor onder toezicht staande verzekeraars.

Aan een eventuele verzekerings(tussen)holding die niet vergunningplichtig is, wordt voor de berekening een solvabiliteitseis van nul toegekend.

Verzekeraarsdeelnemingen in lid-staten buiten de Unie (hierna: derde landen) worden, voor zover daar soortgelijke solvabiliteitseisen als in de Unie worden gesteld, behandeld conform de regels van dat derde land, en anders volgens de in de Unie geldende solvabiliteitsregels. Ook ten aanzien van de herverzekeraars in een derde land worden pro forma de eisen van de Unie toegepast indien soortgelijke solvabiliteitseisen in dat derde land ontbreken.

Tenslotte geldt in zijn algemeenheid dat indien het niet mogelijk is relevante informatie te verkrijgen over de solvabiliteit van (her)verzekeraars buiten Nederland, de boekwaarde van de deelneming als geheel wordt afgetrokken van de solvabiliteit van de deelnemende Nederlandse verzekeraar.

Berekening van de aangepaste solvabiliteit

Zoals eerder aangegeven, bevat het onderhavige besluit een drietal rekenmethoden ter bepaling van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeraar die tot een verzekeringsgroep behoort. Algemeen beginsel daarbij is dat de techniek van proportionele consolidatie wordt gebruikt. Dat wil zeggen dat voor de berekeningen het procentuele aandeel van een verzekeraar in het kapitaal van een andere groepsonderneming in aanmerking wordt genomen. Een uitzondering op dit algemene beginsel geldt voor situaties waarin sprake is van een tekort aan solvabiliteit bij een dochteronderneming en de moederonderneming (de verzekeraar) een belang van minder dan 100% in die dochteronderneming heeft. In een dergelijk geval wordt het volledige tekort van die dochteronderneming aan de moederonderneming toegerekend. Mocht echter de Verzekeringskamer van mening zijn dat de moederonderneming slechts kan worden aangesproken voor haar aandeel in de dochteronderneming, dan kan het solvabiliteitstekort toch op proportionele basis in de berekening van de aangepaste solvabiliteit worden betrokken. Is er daarentegen sprake van een solvabiliteitsoverschot bij de dochteronderneming, dan geldt dat het proportionele aandeel van dat overschot bij de moeder als bestanddeel van de solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen.

Indien binnen een verzekeringsgroep sprake is van opeenvolgende deelnemingen (moeder-, dochter- en kleindochterrelaties) dan geldt dezelfde methodiek bij de eliminatie van double (of multiple) gearing binnen die verhoudingen. Eerst wordt de aangepaste solvabiliteit berekend voor de dochterverzekeraar in relatie tot de kleindochter en vervolgens wordt de aangepaste solvabiliteit van de moederonderneming berekend in relatie tot de dochteronderneming.

Wat betreft de in het onderhavige besluit beschreven drie methoden ter berekening van de aangepaste solvabiliteit van groepsverzekeraars geldt dat deze alle gelijkwaardig zijn bevonden en door de verzekeraars mogen worden toegepast. De methoden 1 (aftrek en aggregatie) en 2 (aftrek van een vereiste) zien op de situatie dat er geen berekening wordt gemaakt uitgaande van een geconsolideerde jaarrekening. Door de solvabiliteitsvereisten en de solvabiliteitsmarges van de individuele ondernemingen te salderen, wordt de aangepaste solvabiliteit verkregen. Methode 1 gaat er daarbij van uit dat de deelneming op de balans van de deelnemende verzekeraar gewaardeerd is tegen aanschaffingswaarde en de vermogenspositie van de deelneming een andere is dan verwerkt in de waarde van de deelneming op de balans van de deelnemende verzekeraar. Ten opzichte van methode 2 zal de waardering van het solvabiliteitssurplus dus aangepast moeten worden. Methode 3 (methode op basis van geconsolideerde jaarrekeningen) gaat uit van de geconsolideerde gegevens. Bij toepassing van deze methode zal afzonderlijk rekening gehouden moeten worden met eventuele tekorten in de solvabiliteitsmarge van de dochterondernemingen omdat die – anders dan bij de methoden 1 en 2 – niet rechtstreeks uit die methode zullen volgen.

Aanvullend toezicht op verzekeraars die dochteronderneming zijn van een verzekeringsholding, een herverzekeraar of een verzekeraar met zetel buiten de Unie

Met de bepalingen in hoofdstuk 3 van het besluit wordt beoogd een aangepaste solvabiliteit voor de gehele verzekeringsgroep te berekenen inclusief verzekeringsholdings en herverzekeraars die in Nederland niet onder toezicht staan. Daarnaast bevat dit hoofdstuk bepalingen ten aanzien van verzekeraars die dochteronderneming zijn van moederondernemingen met zetel in landen buiten de Unie en die ook in andere lid-staten dochterondernemingen hebben. De aangepaste solvabiliteitsberekeningen, die op basis van een der in het tweede hoofdstuk beschreven methoden dienen te worden gemaakt, zullen op consistente wijze moeten worden toegepast. Bij het toezicht op sterk internationaal georiënteerde verzekeraars die deel uitmaken van een verzekeringsgroep kunnen situaties ontstaan waarbij niet altijd even duidelijk is welke acties door de bij het toezicht op die groepsondernemingen betrokken toezichthoudende autoriteiten worden verricht. Dit hoofdstuk bevat hiervoor een aantal bepalingen. Een belangrijk element hierbij is dat met betrekking tot de berekeningen van de aangepaste solvabiliteit van verzekeraars die in verzekeringsgroepsverband opereren afspraken tussen toezichthoudende autoriteiten zullen moeten worden gemaakt. Bovendien is er bij multinationale ondernemingen vaak sprake van sterk gediversifieerde activiteiten die niet uitsluitend of hoofdzakelijk beperkt zijn tot verzekeringsactiviteiten. Om ook deze situaties het hoofd te kunnen bieden wat betreft de aangepaste solvabiliteitsberekeningen zijn in dit hoofdstuk bepalingen opgenomen die leiden tot een gelijkwaardige behandeling van Europese Unie-verzekeraars en verzekeraars waarvan de zetel zich buiten de Unie bevindt.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

In dit artikel is aangegeven dat de berekening van de aangepaste solvabiliteit dient te geschieden op basis van één der in artikel 15 van het besluit opgenomen berekeningsmethoden die vanuit prudentieel oogpunt gelijkwaardig zijn bevonden. Algemeen uitgangspunt daarbij is dat de aangepaste solvabiliteit dient te worden berekend voor verzekeraars met zetel in Nederland. Voor welke methode wordt gekozen wordt overgelaten aan de individuele verzekeraar. Is eenmaal gekozen voor een der methoden dan dient die methode in principe van jaar op jaar gehandhaafd te blijven. Wil men van methode veranderen, dan kan de Verzekeringskamer daartegen bezwaar maken en dient de verzekeraar daaraan tegemoet te komen.

Artikel 4

Dit artikel bevat de kern van het besluit te weten dat, ongeacht de gebruikte methode ter berekening van de aangepaste solvabiliteit, wordt uitgesloten dat vermogensbestanddelen meerdere malen worden aangewend voor de verschillende verzekeraars die bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit zijn betrokken.

Uit de formulering van het eerste lid van dit artikel blijkt dat bij toepassing van de methoden geen rekening behoeft te worden gehouden met andere instellingen dan verzekeraars waarvoor solvabiliteitseisen gelden (bv. kredietinstellingen). Dit laat echter onverlet dat vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van de wederzijdse financiering tussen de betrokken verzekeraar en andere onderdelen van de groep, waaronder ook eventuele kredietinstellingen, in aanmerking dienen te worden genomen bij de beoordeling van de aangepaste solvabiliteit.

In het tweede lid wordt aangegeven dat de waarden van de activa van een groepslid dat dient ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge van een ander groepslid van de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge moet worden uitgesloten. Een voorbeeld van een dergelijk activum is een achtergestelde lening die binnen de groep is verstrekt.

Artikelen 5 en 6

In deze artikelen is ten aanzien van een aantal specifieke vermogensbestanddelen aangegeven op welke wijze daarmee rekening dient te worden gehouden bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit. Bepaald wordt onder andere dat voorzover de vermogensbestanddelen die dienen voor de dekking van de solvabiliteitsmarge niet overdraagbaar zijn aan de deelnemende verzekeraar (bij voorbeeld obligo, meerwaarden op grond van winstverwachtingen), deze uitsluitend in aanmerking worden genomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit indien en voor zover deze zijn betrokken in de solvabiliteitsmargeberekening van de deelneming. Solvabiliteitsmargeoverschotten gebaseerd op niet overdraagbare vermogensbestanddelen van de deelneming kunnen dus niet dienen als dekking van de solvabiliteitsmarge van de deelnemende onderneming.

Artikel 10

In het tweede lid, tweede volzin, van dit artikel wordt bepaald dat de Verzekeringskamer kan toestaan dat de theoretisch vereiste solvabiliteitsmarge voor een levensherverzekeraar wordt berekend als ware deze verzekeraar een schadeverzekeraar. Deze bepaling is opgenomen, omdat de bedrijfsvoering van een levensherverzekeraar die zich concentreert op het herverzekeren van de risico-elementen van levensverzekeringen doorgaans is opgezet conform de bedrijfsvoering van een schadeverzekeringsbedrijf. Een dergelijke levensherverzekeraar zal namelijk alleen uitkeren indien zich vooraf een bepaalde gebeurtenis voordoet. Dit impliceert dat deze onderneming geen voorzieningen vormt die overeenkomen met die van een levensverzekeraar. In een dergelijke situatie is het dan ook niet zinvol om de theoretisch vereiste solvabiliteitsmarge te baseren op het levensverzekeringsbedrijf.

Artikel 12

Met het woord «tenminste» in het tweede lid wordt uitgedrukt dat de eisen die aan verzekeraars met zetel buiten de Unie worden gesteld gelijkwaardig dienen te zijn aan de eisen die worden gesteld aan verzekeraars met zetel binnen de Unie. Daarbij zij opgemerkt dat de VK in het algemeen aan eerstbedoelde verzekeraars geen extra solvabiliteitseisen zal stellen tenzij zij daarvoor gegronde redenen aanwezig acht.

Artikel 14

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat onder een «verbonden onderneming» wordt verstaan een verbonden onderneming met zetel in of buiten de Unie.

Artikel 15

De in dit artikel beschreven berekeningsmethoden hebben betrekking op de wijze waarop het eigen vermogen van de deelneming in de berekening van de aangepaste solvabiliteit dient te worden betrokken.

Ten aanzien van andere toegestane vermogensbestanddelen van de solvabiliteitsmarge geldt dat deze op zodanige wijze in de berekening van de aangepaste solvabiliteit dienen te worden betrokken dat geen sprake is van het meerdere malen gebruiken van die bestanddelen bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit.

Een voorbeeld betreft de verwerking van door de door de moeder verstrekte achtergestelde leningen aan een dochteronderneming. Deze mogen uitsluitend in aanmerking worden genomen indien en voor zover zij bij de betreffende dochteronderneming zijn aangewend ter dekking van de vereiste solvabiliteitsmarge.

Tenslotte geldt dat de methoden uitgaan van de veronderstelling van identieke waardering van onderlinge financiële verhoudingen binnen de groep, bij voorbeeld ten aanzien van de waardering van interne leningen en interne rekening courant-verhoudingen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

BIJLAGE

TRANSPONERINGSTABEL

Van: richtlijn betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep

Naar: Besluit aanvullend toezicht verzekeraars in een verzekeringsgroep

RichtlijnBesluit
  
punt 1, A, bijlage Iartikel 2, eerste lid
punt 1, B, bijlage Iartikel 3
punt 1, C, bijlage Iartikel 4
punt 1, C2, bijlage Iartikel 5
punt 1, C3, bijlage Iartikel 6
punt 1, C4, bijlage Iartikel 7
punt 1, E, bijlage Iartikel 2, derde lid
punt 1, D, bijlage Iartikel 8
punt 2.1, bijlage Iartikel 9
punt 2.2, bijlage Iartikel 10
punt 2.3, bijlage Iartikel 11
punt 2.4, A, bijlage Iartikel 12
punt 2.4, B, bijlage Iartikel 13
punt 2.5, bijlage Iartikel 14
punt 3, bijlage Iartikel 15
punt 1, 2, bijlage IIartikel 16
punt 3, bijlage IIartikel 17
punt 4, bijlage IIartikel 18

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid, jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven