Wet van 25 april 2000 tot wijziging van de Wet milieubeheer (meldingenstelsel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het meldingenstelsel voor veranderingen in inrichtingen in de Wet milieubeheer te verruimen en te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 8.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het verbod bedoeld in het eerste lid, onder b, geldt niet met betrekking tot veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften.

B

Artikel 8.13 wordt gewijzigd als volgt:

Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. dat van daarbij aangegeven veranderingen als bedoeld in artikel 8.1, derde lid, binnen een in het voorschrift te bepalen termijn schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het bevoegd gezag of een door hem aangewezen instantie.

C

Artikel 8.19 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een voor een inrichting verleende vergunning geldt tevens voor veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder voorwaarde dat:

    a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend;

    b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zevende lid, onder a, gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en

    c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25.

2. Het derde lid wordt vervangen door de volgende leden:

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op veranderingen ten aanzien waarvan, indien zij vergunningplichtig zouden zijn geweest, bij de voorbereiding van de besluiten terzake, een milieu-effectrapport had moeten worden gemaakt.

  • 4. Een besluit inzake een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes weken na ontvangst van de melding, bekendgemaakt.

  • 5. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee weken na de bekendmaking van de verklaring geeft het bevoegd gezag openbaar kennis daarvan.

  • 6. Het bevoegd gezag geeft een ieder desgevraagd kosteloos inzage in de melding en de daarbij behorende stukken en verstrekt daarvan desgevraagd tegen betaling van de kosten een afschrift.

3. Het vierde lid (oud) wordt vernummerd tot zevende lid en komt te luiden:

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:

    a. de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt;

    b. de openbare kennisgeving van de verklaring.

D

In artikel 10.36, vierde lid, wordt «8.13, eerste lid, onder c en f» vervangen door: 8.13, eerste lid, onder c, f en g.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijk besluit van 25 juni 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur verwijdering afvalstoffen) (26 638) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan deze wet, vervalt artikel I, onder D, van deze wet.

ARTIKEL III

Ten aanzien van meldingen van veranderingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer bij het bevoegd gezag zijn gedaan, blijft het onmiddellijk voor dat tijdstip geldende recht van toepassing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 april 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de elfde mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 80, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 april 1999, Stb. 208.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 552.

Handelingen II 1999/2000, blz. 4008–4016, 4060.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 552 (196, 196a).

Handelingen I 1999/2000, blz. 1112.

Naar boven