Besluit van 31 maart 2000, houdende wijziging van het Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk in verband met de hoogte van de vergoeding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 februari 2000, nr. AD2000/U54000, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2000, no. W04.00.0051/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 maart 2000, nr. AD2000/U60650, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

De tekst in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van het Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk1 komt als volgt te luiden:

a. die aantoonbaar een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten minus de waarde van een warme maaltijd per dag, genoemd in artikel 11, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990, tot ten hoogste een bedrag gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen in Nederland ingevolge het Reisbesluit binnenland.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 31 maart 2000

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de negende mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 2, derde lid, onderdeel a, van het Besluit maaltijd vergoeding bij overwerk is laatstelijk per 1 april 1993 gewijzigd. In de circulaire aan de ministers van 26 maart 1993, nr. AD93/U318 (Stcrt. 63), van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken inzake Arbeidsvoorwaardenmaatregelen sector rijkspersoneel, is in onderdeel 2 op die wijziging ingegaan. Daarin is vermeld:

«De vergoeding voor een avondmaaltijd in verband met overwerk blijft gekoppeld aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen indien blijkens een overgelegd bewijsstuk de maaltijd aantoonbaar is genoten en betaald in een daarvoor bestemde gelegenheid. Indien een dergelijk bewijsstuk wordt overgelegd, kan fiscaal onbelast f 24,50 worden betaald.

Deze normvergoeding – bij vaststelling waarvan rekening is gehouden met een besparing van kosten voor het niet nuttigen van de avondmaaltijd op de voor hem gebruikelijke plaats – is onafhankelijk van de werkelijke uitgaven. Met nadruk wijs ik er op dat het niettemin niet de bedoeling is dat ambtenaren de maaltijd gebruiken voor een lager bedrag dan circa f 30 (normvergoeding van f 24,50 plus besparing).

Mocht dat in de praktijk stelselmatig wel gebeuren, dan zal dit in de toekomst consequenties hebben voor de hoogte van de normvergoeding. De Belastingdienst heeft in dit verband aangekondigd te controleren of de normvergoeding gelet op de werkelijke uitgaven wel het adequate niveau heeft. In de gevallen dat bij de declaratie van maaltijdkosten geen rekening wordt gevoegd, bedraagt de vergoeding f 5,– onbelast.»

Inmiddels heeft de Belastingdienst het aangekondigde onderzoek ingesteld. Uit dat onderzoek bleek dat de gemiddelde uitgaven lager waren dan de toegekende vergoeding.

In de overeenkomst Arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk 1995–1997 (contractperiode 1 april 1995 t/m 31 maart 1997), gevoegd bij circulaire van 22 september 1995, nr. AD95/U915 (Stcrt.194), is in punt 5.10 opgenomen:

«Naar het oordeel van de Inspecteur Belastingdienst/Grote ondernemingen te Den Haag is het bedrag van de maaltijdvergoeding bij overwerk, als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van het Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk fiscaal bovenmatig.

Partijen komen overeen om, tenzij uit nadere informatie blijkt dat van fiscale bovenmatigheid geen sprake is, met ingang van 1 januari 1996 de maaltijdvergoeding bij overwerk in die zin te wijzigen dat het vaste bedrag vervangen wordt door een bedrag afhankelijk van de werkelijk gemaakte maaltijdkosten met een maximum.

Hiertoe wordt in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk het zinsdeel «een vergoeding gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd» gewijzigd in: een vergoeding gelijk aan de gemaakte kosten minus de fiscale besparing tot ten hoogste een bedrag gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd.»

De algemene beleidslijn van de Belastingdienst met betrekking tot de maaltijdvergoeding bij overwerk is dat over het deel van de maaltijdvergoeding waartegenover geen kosten staan loonbelasting moet worden ingehouden.

Daarnaast dient van de gemaakte kosten, ongeacht of het overwerk gepland of ongepland is, een fiscale besparing, zijnde de waarde van een warme maaltijd per dag genoemd in artikel 11, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990, te worden afgetrokken. Geschiedt dit laatste niet dan dient ook over de niet ingehouden fiscale besparing loonbelasting te worden ingehouden.

Gelet op deze algemene beleidslijn is volgens de Belastingdienst bij de bestaande maaltijdvergoeding bij overwerk sprake van fiscale bovenmatigheid.

Uit het onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat tegenover een deel van de maaltijdvergoeding geen kosten bestaan. De bedoeling van de maaltijdvergoeding bij overwerk is echter om de maaltijd te bekostigen en niet om naast deze onkostenvergoeding nog een andere geldelijke tegemoetkoming te geven.

In verband hiermee maar ook om de administratieve uitvoering zo eenvoudig mogelijk te houden, is in het onderhavige besluit artikel 2, derde lid, onderdeel a, aangepast overeenkomstig de afspraak vermeld in bovengenoemde overeenkomst. In plaats van de thans geldende maaltijdvergoeding van f 30,50 (vanaf 2000), hetgeen overeenkomt met het bedrag van de dinercomponent volgens de Reisregeling binnenland, zal worden vergoed de werkelijk gemaakte kosten minus de fiscale besparing (f 6,00 in 2000) tot ten hoogste een bedrag gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen in Nederland ingevolge het Reisbesluit binnenland (f 30,50). Dit betekent dat de ambtenaar die in 2000 een nota indient met een bedrag van f 36,50 of hoger een vergoeding ontvangt van f 30,50. Bij nota's met lagere bedragen komt de vergoeding overeen met het bedrag van de nota minus de fiscale besparing (f 6,00). Hierdoor vervalt het deel van de geldelijke vergoeding dat niet besteed wordt aan een maaltijd.

De uitgestelde invoering van deze wijziging, vermeld in artikel II, houdt verband met een aanpassing van de administratieve verwerking en met het feit dat ambtenaren op de hoogte dienen te worden gesteld van deze wijziging.

De centrales van overheidspersoneel zijn conform de overeenkomst Arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk 1995 – 1997 inzake punt 5.10 akkoord gegaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Stb. 1973, 386, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 februari 1993, Stb. 143.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven