Wet van 25 april 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter verruiming van de strafrechtelijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde met het oog op grootschalige ordeverstoringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de strafvorderlijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde met het oog op grootschalige ordeverstoringen te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 540 vervalt «en ter zake waarvan voorloopige hechtenis niet is toegelaten».

B

In artikel 541, derde lid, wordt vóór «tot het einde van het onderzoek» ingevoegd: gedurende ten hoogste twee dagen of, indien het onderzoek binnen die termijn eindigt,.

C

Aan artikel 542, vierde lid, wordt een zinsnede toegevoegd, luidend: en kan hij bepalen dat de inverzekeringstelling met de duur van de schorsing verlengd wordt.

D

In artikel 543, tweede lid, wordt «In het andere geval» vervangen door: Indien hij daartoe termen aanwezig acht,.

E

Artikel 545 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid worden twee zinnen toegevoegd, luidend:

Eenzelfde bevel kan de rechter-commissaris bij verdenking van misdrijf geven indien hij van oordeel is dat het voorkomen van herhaling of voortzetting van het strafbare feit niet afdoende door bevelen als bedoeld in artikel 543, tweede lid, kan worden verzekerd en de handhaving van de openbare orde de inverzekeringstelling dringend vordert. Het bevel tot inverzekeringstelling kan slechts worden gegeven indien aan de verdachte een dagvaarding is uitgereikt om binnen de periode van inverzekeringstelling voor de rechter te verschijnen.

2. In het tweede lid wordt «vijf dagen» vervangen door: zeven dagen.

3. Het derde lid vervalt; het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

4. In het vierde lid wordt na «zoo spoedig mogelijk» ingevoegd: doch uiterlijk op de terechtzitting.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Ten aanzien van de verdachte die op grond van dit artikel in verzekering is gesteld, kan geen bevel tot bewaring worden gegeven.

F

In artikel 548, tweede lid, wordt «derde» vervangen door: vierde.

G

Artikel 550 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 2. Artikel 40 vindt ten aanzien van inverzekeringstelling door de officier van justitie en de rechter-commissaris uit hoofde van deze titel overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet ter verbetering van de mogelijkheden tot bestrijding van grootschalige verstoringen van de openbare orde (26 735) tot wet is verheven en in werking is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, komt artikel I, onderdeel A, van deze wet te luiden:

A

Artikel 540 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid vervalt «en ter zake waarvan voorloopige hechtenis niet is toegelaten».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het geval van ontdekking op heeter daad wordt bij toepassing van de maatregelen die in deze titel worden omschreven, aanhouding inbegrepen, aanwezig geacht indien:

    a. de vrijheidsbeneming omschreven in de artikelen 154a en 176a van de Gemeentewet kort na die ontdekking heeft plaatsgevonden en

    b. bij aansluitende aanhouding en inverzekeringstelling de toepasselijke termijnen in acht zijn genomen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 april 2000

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de tweede mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 28 oktober 1999, Stb. 467.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 825.

Handelingen II 1999/2000, blz. 3486–3512; 3513–3538; 3545–3569; 3724–3736; 3899–3900.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 825 (183 herdr., 183a, 183b, 183c).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering dd. 18 april 2000.

Naar boven