Besluit van 13 april 2000 tot wijziging van paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 december 1999, nr. MJZ1999258696, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 28 januari 2000, nr. W08.99.0632/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 april 2000, nr. MJZ2000041565, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 48a, onder e, wordt «31 december 1999» vervangen door «31 december 2000» en wordt «het jaar 2001» vervangen door «het jaar 2002».

B

Artikel 48b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt «in de jaren 1997, 1998 of 1999» vervangen door «uiterlijk in het jaar 2000» en wordt «het jaar 2001» vervangen door «het jaar 2002».

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Onze Minister kan in gevallen waarin subsidie is verleend krachtens de Regeling bijdragen ROM-gebieden of ten laste van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 maart 1998, houdende vaststelling van subsidieplafonds voor verlening van subsidies als bedoeld in artikel 48b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (Stcrt. 58), op aanvraag van de subsidieontvanger de termijnen, genoemd in het tweede lid, verlengen tot een door hem vast te stellen tijdstip. Een aanvraag als bedoeld in de eerste volzin wordt uiterlijk 31 december 2002 ingediend.

  • 8. Onze Minister neemt slechts een besluit tot verlenging, als bedoeld in het zevende lid, indien uit de aanvraag blijkt:

    a. dat de desbetreffende activiteiten redelijkerwijs niet uiterlijk in het jaar 2000 kunnen of konden worden aangevangen of niet uiterlijk in het jaar 2002 kunnen of konden worden afgerond;

    b. binnen welke termijn de desbetreffende activiteiten kunnen worden aangevangen, kunnen worden afgerond of zijn afgerond en die termijn naar het oordeel van Onze Minister redelijk is, en

    c. dat de stuurgroep met de aanvraag heeft ingestemd.

C

In artikel 48c, derde lid, wordt «1 januari 2000» vervangen door:

1 januari 2001.

D

In artikel 48d, eerste lid, onder d, wordt «1997 tot en met 1999» vervangen door: de jaren 1997 tot en met 2000.

E

In artikel 48j1 wordt «uiterlijk in 1999» vervangen door: uiterlijk in het jaar 2001.

ARTIKEL II

Aan artikel 18, tweede lid, van het Besluit milieusubsidies2 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De artikelen en bijlagen, bedoeld in het eerste lid, onder d, zoals deze luidden voor 1 januari 2003, blijven van toepassing op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd op grond van een dergelijk artikel.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sedert de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 april 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de tweede mei 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De aanpassing van paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, betreft een verlenging van de termijnen voor subsidieverlening en van aanvang en afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Voor de ROM-gebieden wordt daarnaast bepaald dat een aanvraag tot verlenging van de termijnen met betrekking tot de aanvang en afronding van activiteiten kan worden ingediend.

In het Nationaal Milieubeleidsplan 3 (kamerstukken II 1997/98, nr. 25 887, nr. 1, blz. 327) is aangegeven dat het kabinet samen met de overheden een financiële regeling zal opstellen met betrekking tot de op jaarbasis beschikbare f 45 miljoen voor verdere ontwikkeling en intensivering van een integraal gebiedenbeleid. Hierbij zal worden nagegaan of van die regeling een interdepartementale regeling kan worden gemaakt. De voorbereiding voor het opstellen van de nieuwe regeling is begonnen. Het streven is erop gericht dat die regeling in de tweede helft van 2000 in werking treedt.

Krachtens paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer kan na 31 december 1999 geen subsidie meer worden verstrekt voor activiteiten in specifieke gebieden die bijdragen aan een verbetering van het milieu. Teneinde de continuïteit van de uitvoering van gebiedsgericht milieubeleid door de provincies te kunnen waarborgen, wordt paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer gewijzigd. Het gaat hierbij om een verlenging van de mogelijkheid tot subsidieverlening met één jaar voor die activiteiten, welke gefinancierd worden ten laste van het budget, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 maart 1998, houdende vaststelling van subsidieplafonds voor verlening van subsidies als bedoeld in artikel 48b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (Stcrt. 58). Dergelijke activiteiten kunnen ingevolge dit besluit worden gesubsidieerd indien zij uiterlijk in 2000 aanvangen en de uitvoering van die activiteiten uiterlijk in 2002 wordt afgerond (artikel I, onderdeel A).

Een specifieke aanpassing van paragraaf 8.1 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer is gemaakt voor de ROM-gebieden, hetgeen is neergelegd in het zevende lid van artikel 48b van dat besluit (artikel I, onderdeel B). Het betreft een afwijking van het bij dit besluit aangepaste artikel 48b, tweede lid, dat de activiteiten uiterlijk in het jaar 2000 worden aangevangen en uiterlijk in het jaar 2002 worden afgerond. Het gaat in dit verband om subsidies, welke al verleend zijn op grond van de Regeling bijdragen ROM-gebieden of ten laste van het budget, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de hiervoor genoemde regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 maart 1998. De aanpassing wordt ingegeven door de vertraging inzake de uitvoering van plannen van aanpak, waartoe door het Rijk convenanten zijn gesloten met betrekking tot de ROM-gebieden. Op basis van de huidige inzichten lijkt de verwachting gerechtvaardigd, dat bij de uitvoering van de plannen van aanpak met betrekking tot een aantal ROM-gebieden niet voldaan kan worden aan de termijnen, genoemd in artikel 48b, tweede lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. Een aanvraag om verlenging van de hiervoor bedoelde termijnen kan door de betrokken provincie uiterlijk 31 december 2002 bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden ingediend. Wat betreft de beslistermijn op een dergelijke aanvraag, geldt het bepaalde in afdeling 4.1.3. van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge het achtste lid van artikel 48b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer dient in de aanvraag de reden voor afwijking van de termijnen te worden aangegeven, alsmede welke termijnen daarvoor in de plaats zouden moeten worden gesteld. Bovendien zal uit de aanvraag moeten blijken dat de stuurgroep die het desbetreffende plan van aanpak heeft opgesteld en de uitvoering ervan coördineert, hiermee heeft ingestemd.

Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder d, van het Besluit milieusubsidies worden de in dat onderdeel genoemde artikelen van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer alsmede de bij laatstgenoemd besluit behorende bijlagen ingetrokken met ingang van 1 januari 2003. Hiertoe behoren onder meer de artikelen 48a tot en met artikel 48j2 van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. Het Besluit milieusubsidies, dat in werking is getreden met ingang van 26 januari 1999, bevat thans alleen een overgangsregeling met betrekking tot subsidies die voor laatstgenoemde datum zijn aangevraagd. Artikel II van dit besluit voorziet in een wijziging van artikel 18, tweede lid, van het Besluit milieusubsidies in die zin dat in dat artikellid tevens een overgangsregeling wordt opgenomen die betrekking heeft op subsidies die voor 1 januari 2003 zijn of worden aangevraagd op grond van een artikel van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer dat ingevolge artikel 18, eerste lid, onder d, van het Besluit milieusubsidies per laatstgenoemde datum wordt ingetrokken.

De verlenging van de termijn voor subsidieverlening en van aanvang en afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, is als voornemen in het kader van artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemeld. Die Commissie heeft bij brief van 20 maart 2000 aan de Minister van Buitenlandse Zaken (steunmaatregel nr. N 19/2000) medegedeeld deze verlenging niet als staatssteun aan te merken, omdat het voornamelijk gaat om milieumaatregelen die door de provincies of – via de provincies – door andere overheidsinstanties in eigen beheer worden uitgevoerd. Slechts een gering gedeelte van het bedrag dat voor deze verlenging is gereserveerd, zal door de provincies worden gebruikt om de uitvoering van milieumaatregelen door particuliere bedrijven te bevorderen. Aangezien dergelijke maatregelen als staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag beschouwd kunnen worden, zal een voornemen om een bijdrage te verstrekken afzonderlijk gemeld moeten worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Uiteraard zullen alleen die steunmaatregelen behoeven te worden aangemeld ten aanzien waarvan de Europese regelgeving notificatie voorschrijft. Hetgeen hierover vermeld staat in de nota van toelichting bij het koninklijk besluit van 24 juni 1996, houdende wijziging van het Bijdragenbesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met de verlening van bijdragen voor gebieden waarin de kwaliteit van het milieu bijzondere aandacht behoeft (Stb. 342), blijft derhalve onverminderd van toepassing.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1990, 174, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 september 1998, Stb. 581.

XNoot
2

Stb. 1998, 720.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 juni 2000, nr. 111.

Naar boven