Wet van 16 maart 2000 tot wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PbEG L 330) te verwerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PbEG L 330) in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 te verwerken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 19931 wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk III, afdeling 2, wordt na paragraaf 3 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Aanvullend toezicht op verzekeraars in een verzekeringsgroep als bedoeld in richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PbEG L 330)

Artikel 69a

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders blijkt – verstaan onder:

a. verzekeraar: een schadeverzekeraar of een levensverzekeraar met zetel in Nederland waaraan ingevolge artikel 24, eerste lid, een vergunning is verleend of een schadeverzekeraar of een levensverzekeraar met zetel in een andere lid-staat dan Nederland die in het bezit is van een vergunning die overeenkomt met de in artikel 24, eerste lid, bedoelde vergunning;

b. verzekeraar met zetel buiten de Unie: een schadeverzekeraar of een levensverzekeraar met zetel buiten de Unie die, indien hij zijn zetel in Nederland of in een andere lid-staat dan Nederland had, een vergunning ingevolge artikel 24, eerste lid, zou kunnen krijgen onderscheidenlijk een vergunning die overeenkomt met de in artikel 24, eerste lid, bedoelde vergunning;

c. herverzekeraar: een verzekeraar die geen verzekeraar is als bedoeld in onderdeel a of b en waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het accepteren van door een verzekeraar, door een verzekeraar met zetel buiten de Unie of door een andere herverzekeraar overgedragen risico's;

d. moederonderneming: een moederonderneming als bedoeld in artikel 1 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG L 193), alsmede iedere onderneming die naar de mening van de Verzekeringskamer feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;

e. dochteronderneming: een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede iedere onderneming waarop naar de mening van de Verzekeringskamer een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent;

f. deelneming: een deelneming als bedoeld in artikel 24c, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of een rechtstreeks of middellijk belang van 20 procent of meer van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van 20 procent of meer van de stemrechten in een onderneming;

g. deelnemende onderneming: een onderneming die een moederonderneming is of iedere andere onderneming die een deelneming bezit;

h. verbonden onderneming: een dochteronderneming of iedere andere onderneming waarin een deelneming bestaat;

i. verzekeringsholding: een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekeraars, verzekeraars met zetel buiten de Unie of herverzekeraars zijn, en waarvan ten minste één dochteronderneming verzekeraar is;

j. gemengde verzekeringsholding: een moederonderneming, die geen verzekeraar, verzekeraar met zetel buiten de Unie, herverzekeraar of verzekeringsholding is, en waarvan ten minste één dochteronderneming verzekeraar is.

Artikel 69b

De bevoegdheden die de Verzekeringskamer op grond van deze paragraaf heeft jegens de in artikel 69c bedoelde verzekeraars laten onverlet dat zij haar overige bevoegdheden die zij op grond van deze wet heeft, kan toepassen.

Artikel 69c
  • 1. Iedere verzekeraar met zetel in Nederland die een deelnemende onderneming is in minstens één verzekeraar, verzekeraar met zetel buiten de Unie of herverzekeraar, is onderworpen aan aanvullend toezicht zoals bepaald in de artikelen 69f, 69g, 69i en 69j.

  • 2. Iedere verzekeraar met zetel in Nederland die een dochteronderneming is van een verzekeringsholding, een verzekeraar met zetel buiten de Unie of een herverzekeraar, is onderworpen aan aanvullend toezicht zoals bepaald in de artikelen 69g, 69i en 69k.

  • 3. Iedere verzekeraar met zetel in Nederland waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is, is onderworpen aan aanvullend toezicht zoals bepaald in de artikelen 69g en 69i.

Artikel 69d
  • 1. In het toezicht, bedoeld in artikel 69c, worden betrokken:

    a. verbonden ondernemingen van de verzekeraar;

    b. deelnemende ondernemingen in de verzekeraar;

    c. verbonden ondernemingen van een deelnemende onderneming in de verzekeraar.

  • 2. De Verzekeringskamer behoeft bij het toezicht, bedoeld in artikel 69c, niet te betrekken ondernemingen met zetel buiten de Unie waar wettelijke belemmeringen bestaan voor het verstrekken van de nodige informatie, behoudens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels ten aanzien van het niet beschikbaar zijn van noodzakelijk informatie.

  • 3. De Verzekeringskamer kan per geval besluiten om in de volgende gevallen een onderneming niet te betrekken in het in artikel 69c bedoelde toezicht:

    a. indien de bij dat toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doelstellingen van dat toezicht slechts van te verwaarlozen betekenis is;

    b. indien het in aanmerking nemen van de financiële positie van die onderneming in het licht van de doelstellingen van dat toezicht misplaatst of misleidend zou zijn.

Artikel 69e

Indien een verzekeraar met zetel in Nederland en een of meer verzekeraars met zetel in een andere lid-staat dan Nederland als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, verzekeraar met zetel buiten de Unie, herverzekeraar of gemengde verzekeringsholding hebben, kan de Verzekeringskamer met die andere toezichthoudende autoriteit in overleg treden met het doel overeenstemming te bereiken over de vraag wie het toezicht, bedoeld in artikel 69c, zal uitoefenen.

Artikel 69f

Een verzekeraar die aan het toezicht, bedoeld in artikel 69c, eerste lid, is onderworpen, beschikt over adequate interne controleprocedures om de gegevens en informatie te verschaffen die relevant zijn voor de uitoefening van dat toezicht.

Artikel 69g
  • 1. De Verzekeringskamer kan de op grond van deze paragraaf vereiste informatie alleen rechtstreeks van de in artikel 69d, eerste lid, bedoelde betrokken ondernemingen vragen indien die informatie eerst aan de verzekeraar met zetel in Nederland is gevraagd, maar niet is verkregen.

  • 2. De Verzekeringskamer kan de in het eerste lid bedoelde informatie zelf dan wel door de in artikel 57, eerste lid, bedoelde personen ter plaatse verifiëren bij:

    a. de aan het toezicht, bedoeld in artikel 69c, onderworpen verzekeraar;

    b. de dochterondernemingen van deze verzekeraar;

    c. de moederondernemingen van deze verzekeraar;

    d. de dochterondernemingen van een moederonderneming van deze verzekeraar.

  • 3. Indien de toezichthoudende autoriteit van een andere lid-staat dan Nederland belangrijke informatie wenst te verifiëren betreffende een in Nederland gevestigde onderneming die een verbonden verzekeraar, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van de aan het toezicht, bedoeld in artikel 69c, onderworpen verzekeraar is, verricht de Verzekeringskamer een door die toezichthoudende autoriteit gevraagde verificatie binnen het kader van haar bevoegdheden dan wel verleent zij toestemming aan die toezichthoudende autoriteit om de verificatie zelf te verrichten dan wel staat zij toe dat de verificatie door een deskundige wordt verricht.

Artikel 69h
  • 1. Indien verzekeraars die in verschillende lid-staten zijn gevestigd, verbonden zijn of een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, verstrekt de Verzekeringskamer de toezichthoudende autoriteiten van iedere andere betrokken lid-staat op hun verzoek alle informatie die uitoefening van het toezicht in het kader van deze paragraaf mogelijk maakt of kan vergemakkelijken en stelt zij eigener beweging de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten in kennis van alle informatie die essentieel lijkt.

  • 2. Indien een verzekeraar en een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 of een effecteninstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 verbonden zijn of een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, werkt de Verzekeringskamer nauw samen met de autoriteiten die van overheidswege belast zijn met het toezicht op die andere ondernemingen. Onverminderd hun respectieve bevoegdheden verstrekken deze autoriteiten elkaar alle informatie die de vervulling van hun taak kan vergemakkelijken.

Artikel 69i
  • 1. De Verzekeringskamer betrekt in haar toezicht zoals dat voortvloeit uit deze paragraaf onder andere transacties tussen een verzekeraar die is onderworpen aan het toezicht, bedoeld in artikel 69c, en:

    a. een met de verzekeraar verbonden onderneming;

    b. een in de verzekeraar deelnemende onderneming;

    c. een met een in de verzekeraar deelnemende onderneming verbonden onderneming;

    d. een natuurlijke persoon die een deelneming bezit in:

    1°. de verzekeraar of een met de verzekeraar verbonden onderneming;

    2°. een in de verzekeraar deelnemende onderneming;

    3°. een met een in de verzekeraar deelnemende onderneming verbonden onderneming.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde transacties hebben in het bijzonder betrekking op:

    a. leningen;

    b. garanties en posten buiten de balans;

    c. vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge;

    d. beleggingen;

    e. herverzekeringstransacties;

    f. overeenkomsten met betrekking tot kostentoedeling.

  • 3. De verzekeraar, bedoeld in het eerste lid, dient eenmaal per jaar bij de Verzekeringskamer een rapportage in waarin zijn opgenomen transacties als bedoeld in dat lid voor zover die van significante betekenis zijn. De Verzekeringskamer kan een verzekeraar of categorieën van verzekeraars voorschrijven dat de rapportage met een hogere frequentie wordt ingediend. Blijkt uit de rapportages dat de solvabiliteit van de verzekeraar wordt of dreigt te worden ondermijnd, dan neemt zij jegens die verzekeraar passende maatregelen.

Artikel 69j
  • 1. Een verzekeraar als bedoeld in artikel 69c, eerste lid, berekent een aangepaste solvabiliteit overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 2. Alle verbonden ondernemingen, alle deelnemende ondernemingen en alle met een deelnemende onderneming verbonden ondernemingen worden in de in het eerste lid bedoelde berekening betrokken.

  • 3. Indien uit de in het eerste lid bedoelde berekening blijkt dat de aangepaste solvabiliteit negatief is, neemt de Verzekeringskamer jegens de verzekeraar passende maatregelen.

Artikel 69k
  • 1. Een verzekeraar als bedoeld in artikel 69c, tweede lid, berekent de aangepaste solvabiliteit overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 2. Alle met de verzekeringsholding, de herverzekeraar of de verzekeraar met zetel buiten de Unie verbonden ondernemingen worden in de in het eerste lid bedoelde berekening betrokken.

  • 3. Indien de Verzekeringskamer op grond van de berekening, bedoeld in het tweede lid, van mening is dat de solvabiliteit van een verzekeraar die een dochteronderneming is van de verzekeringsholding, de herverzekeraar of de verzekeraar met zetel buiten de Unie, in gevaar is of zou kunnen komen, neemt zij jegens die verzekeraar passende maatregelen.

B

In artikel 188b, eerste lid, wordt na «68, eerste tot en met vierde lid,» ingevoegd: 69f, 69i, derde lid, eerste en tweede volzin, 69j, eerste lid, 69k, eerste lid, eerste volzin,.

C

In artikel 188c, eerste lid, wordt na «68, eerste tot en met vijfde lid,» ingevoegd: 69f, 69i, derde lid, eerste en tweede volzin, 69j, eerste lid, 69k, eerste lid, eerste volzin,.

D

In de «Bijlage, bedoeld in artikel 188d, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» wordt in tabel 1 na «68, vijfde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4» ingevoegd «69f» en «3», «69i, derde lid, eerste volzin» en «3», «69i, derde lid, tweede volzin» en «4», «69j, eerste lid» en «4», en «69k, eerste lid, eerste volzin» en «4».

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten2 wordt onder de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 na «68, eerste lid,» ingevoegd: 69i, derde lid, tweede volzin, 69j, eerste lid, 69k, eerste lid, eerste volzin,.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 5 juni 2000. De in deze wet vervatte voorschriften worden voor het eerst toegepast met betrekking tot het boekjaar dat op 1 januari 2001 of gedurende dat kalenderjaar begint.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 maart 2000

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zevenentwintigste april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 252, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 december 1999, Stb. 590.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 22 december 1999, Stb. 2000, 21.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 696.

Handelingen II 1999/2000, blz. 3657.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 696 (185).

Handelingen I 1999/2000, blz. 819-820.

Naar boven