Besluit van 10 april 2000 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 28o van de Wet op de omzetbelasting 1968

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 3 april 2000, nr. WV2000/00247 M, Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel II, tweede lid, van de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere regeling voor beleggingsgoud (Stb. 481);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel 28o van de Wet op de omzetbelasting 1968 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 april 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de twintigste april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij Wet van 28 oktober 1999 (Stb. 481) is de zogenoemde «BTW-richtlijn beleggingsgoud»1 geïmplementeerd in de Wet op de omzetbelasting 1968. Met uitzondering van het nieuwe artikel 28o is de inwerkingtredingsdatum daarvan 1 januari 2000. Voor artikel 28o evenwel – dat (om oneigenlijk gebruik te voorkomen) een bijzondere waarderingsregel introduceert, met een aanvullende (maatstaf van) heffing voor gevallen waarin men vrijgesteld verkregen beleggingsgoud laat omvormen tot sieraden – is inwerkingtreding voorzien op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet is gelegen vóór 1 januari 2000 (zie artikel II, tweede lid, van genoemde wet van 28 oktober 1999). De reden daarvoor was dat voor de introductie van artikel 28o een machtiging van de Raad van de Europese Unie noodzakelijk was (machtiging op basis van artikel 27 van de zesde BTW-richtlijn). Deze machtiging is inmiddels verkregen (beschikking van de Raad van 20 maart 2000, nr. 2000/256/EG, PbEG L79/36). Dit besluit strekt er dan ook toe om artikel 28o in werking te laten treden en wel op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Op hetzelfde tijdstip treedt vervolgens ook artikel 29e van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 in werking, welk artikel een nadere invulling van de bijzondere waarderingsregel van artikel 28o bevat. Artikel III, tweede lid, van de regeling tot wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (regeling van 22 december 1999, WV1999/2177 M, Stcrt. 250) bewerkstelligt dit.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Richtlijn nr. 98/80/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 oktober 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG bijzondere regeling voor beleggingsgoud (PbEG L 281).

Naar boven