Besluit van 3 april 2000, houdende wijziging van het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985, in verband met de bescherming van de zalm en de zeeforel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 12 juli 1999, nr. TRCJZ/1999/7056, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, 9 en 16 van de Visserijwet 1963;

De Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 1999, nr. W11.99.0352/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 28 maart 2000, nr. TRCJZ/1999/10467, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Reglement minimummaten en gesloten tijden 19851 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de zinsneden «zeeforel 40 cm» en «zalm 40 cm».

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van de onderdelen a en b wordt vervangen door een puntkomma.

2. Onderdeel c komt als volgt te luiden:

c. beekforel, beekridder en bronforel: 1 oktober tot en met 31 maart;

3. Na onderdeel c wordt een onderdeel d toegevoegd dat als volgt luidt:

d. zalm en zeeforel: 1 januari tot en met 31 december.

C

In artikel 3, onderdeel b, wordt «artikel 2» vervangen door: artikel 2, onderdelen a tot en met c.

Artikel II

Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 april 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de twintigste april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Achtergrond

In zijn brief van 25 april 1997 aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, met inachtneming van het advies van de Raad voor het Natuurbeheer en de Raad voor de Binnenvisserij, een samenhangend geheel van maatregelen aangekondigd ter verbetering van de bescherming van trekvissen. Directe aanleiding hiertoe was de zorgwekkende situatie ten aanzien van de trekvisstand in de Nederlandse wateren.

Voorts zijn in internationaal verband afspraken gemaakt ter bevordering van het ecologisch herstel van de rivieren de Maas en de Schelde, waaronder de terugkeer en bescherming van de oorspronkelijk in deze rivieren aanwezige trekvissoorten. Specifiek ten aanzien van de zalm zijn in het Rijnactieprogramma, als voortvloeisel van het Rijnverdrag, afspraken gemaakt over de terugkeer van de zalm in de Rijn in het jaar 2000.

Eén van de in bovenvermelde brief aangekondigde maatregelen houdt in de invoering van de gedurende het gehele jaar geldende verplichting om zalm en zeeforel onmiddellijk nadat deze is opgehaald terug te zetten in hetzelfde water. Met het onderhavige besluit wordt deze maatregel tenuitvoergelegd.

Het besluit heeft betrekking op de uitoefening van de zee,- kust- en binnenvisserij. Voor zalm en zeeforel die gevangen wordt in de wateren buiten de 12-mijlszone geldt reeds een terugzetverplichting ingevolge verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (PbEG L 132).

Bedrijfseffecten

Het bestand van zalm en zeeforel in de Nederlandse wateren is van dien aard dat thans geen commerciële bevissing plaatsvindt. Invoering van een terugzetverplichting gedurende het gehele jaar beoogt juist een belangrijke bijdrage te leveren aan een zodanig herstel van het bestand dat beperkte bevissing in een later stadium mogelijk wordt. Overigens zijn ook in de ons omringende landen soortgelijke maatregelen getroffen ter bescherming van de zalm en de zeeforel.

Handhaving

Overtredingen van de tot heden geldende terugzetverplichting gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 maart worden slechts sporadisch geconstateerd. Verwachting is derhalve dat handhaving van het onderhavige besluit mogelijk is met de huidige inzet van opsporingsambtenaren.

Adviezen

Adviezen zijn ontvangen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (OVB), de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties (NVVS) en de Combinatie van Beroepsvissers (CvB).

De OVB en de NVVS hebben te kennen gegeven te kunnen instemmen met de onderhavige maatregel. Zij merken op dat de maatregel beperkt zou kunnen blijven tot de binnenwateren die deel uitmaken van de trekroutes voor de zalm en de zeeforel.

Hieromtrent zij het volgende opgemerkt.

Gelet op de doelstelling van de onderhavige maatregel, namelijk bevordering van de trekvisstand, alsmede gelet op het belang van een adequate handhaving van die maatregel, wordt een beperking van de maatregel tot bepaalde (gedeelten van) binnenwateren minder wenselijk geacht. Voorts kan er in dit verband op gewezen worden dat de huidige terugzetverplichting gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 maart eveneens geldt voor alle binnenwateren.

De CvB heeft aangegeven ernstige bedenkingen te hebben tegen de onderhavige maatregel, hoewel zij achter het streven naar terugkeer van trekvissen in de Nederlandse wateren staat. Door de CvB wordt er in dit verband op gewezen dat een aantal visserijbedrijven tegen vergoeding trekvissen vangt in het kader van medewerking aan wetenschappelijk onderzoek dat door het Rijksinstituut voor Visserijkundig Onderzoek wordt uitgevoerd. Daaromtrent wordt opgemerkt dat, voor zover de vis niet onmiddellijk na het ophalen in hetzelfde water wordt teruggezet, hiervoor in individuele gevallen ontheffing kan worden verleend teneinde de voortgang van het wetenschappelijke onderzoek niet onnodig te belemmeren.

Melding ingevolge Verordening (EG) nr. 894/97

Het onderhavige besluit is genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (PbEG L 132). In dit kader zijn geen opmerkingen ontvangen.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XNoot
1

Stb. 1985, 301, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 mei 2000, nr. 89.

Naar boven