Besluit van 22 maart 2000, houdende wijziging van
het Voertuigreglement, in verband met de implementatie van Richtlijn 1999/56/EG,
houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 78/933/EEG
van de Raad betreffende de installatie van landbouw- of bosbouwtrekkers op
wielen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 februari
2000, nr. CDJZ/WBI/1999-1878, Centrale Directie Juridische Zaken;
Gelet op:
– Richtlijn nr. 1999/56/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 3 juni 1999 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang
van Richtlijn 78/933/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings-
en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG
L 146);
– de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2000, nr. W09.00.0043/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van
16 maart 2000, nr. CDJZ/WBI/2000-304, Centrale Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Voertuigreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.8.53, eerste lid, komt te luiden:
B
In artikel 5.8.54 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid wordt «2,80 m» vervangen door: 3,00 m.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «2,10 m» vervangen
door: 2,30 m.
C
In artikel 5.8.59, eerste lid, vervallen de woorden «of geel».
D
In artikel 5.8.60, tweede lid, wordt «2,80 m» vervangen door:
3,00 m.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 22 maart 2000
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
Uitgegeven de achttiende april 2000
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft op 3 juni 1999 richtlijn
1999/56/EG vastgesteld houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van
richtlijn 78/933/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings-
en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG
L 146).
Richtlijn 78/933/EEG van de Raad van 17 oktober 1978 (PbEG L 325) is een
bijzondere richtlijn op basis van richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart
1974 (PbEG L 84) inzake de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers.
Deze typegoedkeuring is geregeld in de Regeling aanwijzing IMAG als keuringsinstituut
voor landbouw- of bosbouwtrekkers van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij van 10 maart 1977, nr. J 2993, Stcrt. nr. 60.
Daarnaast bevat het Voertuigreglement in afdeling 8 van hoofdstuk 5 eisen
voor landbouwtrekkers die van toepassing zijn op het gebruik op de weg. Omdat
deze permanente eisen voor een deel zijn afgeleid van de typegoedkeuringseisen,
dienen deze, nu de typegoedkeuringseisen zijn aangepast, eveneens te worden
aangepast opdat er voldoende samenhang is met de typegoedkeuringseisen. Het
voorliggende besluit strekt dan ook tot implementatie van die bepalingen van
richtlijn 1999/56/EG, die ook van toepassing zijn op het gebruik op de weg.
Omdat de richtlijn de kleur van de stralen van de dimlichten en stadslichten
tot de kleur wit beperkt, zijn de artikelen 5.8.53 en 5.8.59 van het Voertuigreglement
aangepast.
Daarnaast vervangt richtlijn 1999/56/EG de maximale hoogte waarop extra
dimlichten mogen worden aangebracht van 2,80 m boven het wegdek door een hoogte
van 3,00 m boven het wegdek. De artikelen 5.8.54 en 5.8.60 van het Voertuigreglement
zijn daartoe aangepast.
Verder vervangt genoemde richtlijn de maximale hoogte waarop de stadslichten
mogen worden aangebracht, indien dit door de bovenbouw van het voertuig noodzakelijk
is, van 2,10 m door een hoogte van 2,30 m boven het wegdek. Artikel 5.8.54
van het Voertuigreglement is daartoe aangepast.
Transponeringstabel
Richtlijn
78/933/EEG | Voertuigreglement |
---|
Art. 1 | Artt. 5.8.53, eerste
lid, 5.8.54, eerste en tweede lid, 5.8.59, eerste lid, 5.8.60, tweede lid |
Art. 2 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Art. 3 | Behoeft
naar zijn aard geen implementatie |
Art. 4 | Art. II |
Art. 5 | Behoeft
naar zijn aard geen implementatie |
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
XNoot
1Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 januari 2000,
Stb. 66.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad
van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.