Besluit van 22 maart 2000 tot wijziging van het Besluit kredietvergoeding (introductie enkelvoudig maximum kredietvergoedingspercentage)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 29 december 1999, nr. WJZ/W 99083596;

Gelet op artikel 35 van de Wet op het consumentenkrediet;

De Raad van State gehoord (advies van 17 februari 2000, nr. W10.00.0001/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 maart 2000, nr. WJZ/W 00017653;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kredietvergoeding1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Voor de berekening van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding bij regelmatige afwikkeling geldt de wettelijke rente verhoogd met 17 procentpunten als het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis.

B

De artikelen 5 en 15 vervallen.

C

In artikel 16 wordt «een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 15, eerste, achtste of negende lid, in werking treedt» vervangen door: de wettelijke rente wijzigt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2000. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 februari 2000, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 maart 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 maart 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Uitgegeven de dertiende april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bij ministeriële regeling van 26 april 1999, WJZ/W 99025450 (Stcrt. 80) zijn noteringen aangewezen ter vervanging van de per 1 maart 1999 vervallen noteringen van de rentes, zoals vermeld in artikel 15, eerste lid, onder d en e, van het Besluit kredietvergoeding (BKV). Bedoelde noteringen werden gebruikt voor het berekenen van de aanpassing van de maximum kredietvergoedingspercentages, vermeld in de tabellen van de artikelen 4 en 5 van het BKV. Deze tabellen bevatten – naar grootte en looptijd van kredieten – in hoogte variërende maximum kredietvergoedingspercentages.

Genoemde ministeriële regeling was gebaseerd op artikel 15, zesde lid, van het BKV en diende zo spoedig mogelijk te worden vervangen door een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van artikel 15 van het BKV.

Dit besluit bevat daarvoor een voorziening.

In dit besluit worden echter geen nieuwe noteringen vastgesteld ter vervanging van de in artikel 15, eerste lid, onder d en e, van het BKV vermelde noteringen van rentes. In de plaats daarvan worden de tabellen, vermeld in de artikelen 4 en 5 van het BKV, vervangen door één maximum kredietvergoedingspercentage. In verband daarmee komt ook artikel 15 te vervallen. Het nieuwe enkelvoudige maximum tarief is gebaseerd op de wettelijke rente met een opslag van 17 procentpunten.

Door sterke onderlinge concurrentie tussen kredietverstrekkers zijn de feitelijk gehanteerde kredietvergoedingspercentages beduidend onder de wettelijk vastgestelde maximum kredietvergoedingspercentages terechtgekomen. Er zijn enkele uitzonderingen. Deze betreffen hoofdzakelijk zeer kleine kredieten, zoals het postorderkrediet, die over het algemeen uitgaan van de maximum kredietvergoedingspercentages. Daarnaast zijn er nog enkele bedrijven die ook voor grotere kredieten de maximum kredietvergoedingspercentages hanteren. Voor bedoelde bedrijven zijn de wettelijke maxima als een paraplu gaan fungeren. Deze kleine groep kredietverstrekkers zal zich derhalve niet meer kunnen verschuilen achter de wettelijke vastgestelde maximum tarieven, vermeld in de tabellen van de artikelen 4 en 5 van het BKV, doch zich op de concurrenten moeten richten.

Met de introductie van het enkelvoudige maximum kredietvergoedingspercentage blijft de bescherming van de zwaksten in de samenleving wel in stand. Het niveau van het nieuwe maximum komt overeen met het oude tarief dat gold voor kredieten tot f 2 500,–. Leningen met een dergelijke kredietsom komen vooral voor bij de laagste inkomensgroepen. Dit is dan ook de belangrijkste reden om het nieuwe enkelvoudige maximum op het niveau van het oude tarief dat gold voor kredieten tot f 2 500,– vast te stellen.

Door de berekening van het maximum kredietvergoedingspercentage te koppelen aan de wettelijke rente ontstaat tevens een systeem van automatische aanpassing aan de renteontwikkeling in de markt. Voordeel daarvan is dat de Minister van Economische Zaken niet meer de voorheen in artikel 15, eerste lid, van het BKV vermelde noteringen dagelijks behoeft bij te houden en dat ook niet meer de maximum kredietvergoedingspercentages bij ministeriële regeling behoeven te worden aangepast aan ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt.

Aan de regeling is terugwerkende kracht verleend omdat de bestaande noteringen per 1 maart 2000 zijn vervallen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema


XNoot
1

Stb. 1991, 549, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 januari 1999, Stb. 27.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 mei 2000, nr. 89.

Naar boven