Besluit van 4 april 2000, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC en het Formatiebesluit W.V.O. onder meer in verband met het verbruik van formatierekeneenheden door de leraar in opleiding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 25 februari 2000, nr. WJZ/2000/7229 (2910), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 33,120, 122 en 123 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 33, 117 en 120 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 153, 233 en 235 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 9 maart 2000, nr. WO5.00.0081);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 29 maart 2000, nr. WJZ/2000/10971 (2910), directie Wetgeving en Juridische Zaken:

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I-B3 wordt de zinsnede «dient bij overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder te zijn dan twee jaar» vervangen door: is bij overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder dan zes maanden.

B

In artikel I-C29, eerste lid, wordt in onderdeel o na «huwelijksjubileum» steeds ingevoegd: dan wel jubileum van de registratie van het partnerschap.

C

Artikel I-P78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Voor de functie van leraar in opleiding, bedoeld in hoofdstuk I-T, die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d1, voor zover het betreft een basisschool 76 rekeneenheden verbruikt en voor zover het een speciale school voor basisonderwijs betreft 81 eenheden verbruikt, en worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d2, 81 rekeneenheden verbruikt.

2. In het vierde lid wordt na «als bedoeld in artikel I-A1, onder e1, e2 en e16,» ingevoegd: dan wel bij benoeming van een betrokkene als bedoeld in artikel I-T3, onder a,.

3. In het vijfde lid wordt «eerste, tweede en derde lid» vervangen door: eerste tot en met derde lid.

D

Artikel I-T3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs» vervangen door «of speciaal onderwijs» en wordt «een basisschool als bedoeld in artikel I-A1, onder d1» vervangen door: een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d1 of d2.

2. In onderdeel d wordt na «instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d1» toegevoegd: of d2.

E

In artikel I-T4, eerste lid, wordt «bij een betrekkingsomvang van 19/38 normbetrekking» vervangen door: bij een werktijdfactor van 0,5.

F

In artikel I-T5, eerste lid, wordt «de taakkarakteristieken opgenomen in de bijlage R1» vervangen door: de taakkarakteristieken opgenomen in de bijlagen R1 en R2.

G

In artikel I-T6, derde lid, wordt «genoemd in artikel I-B7, eerste en tweede lid» vervangen door: genoemd in artikel I-B2, eerste en tweede lid.

H

Bijlage 1G wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «Per 1 augustus 1997» wordt vervangen door: Per 1 februari 1999.

2. De volzin «Het salaris van de leraar in opleiding bij een normbetrekking bedraagt f 1941,–» wordt vervangen door: Het salaris van een leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een basisschool bedraagt bij een normbetrekking f 2045,–.

Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een speciale school voor basisonderwijs, aan een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel aan een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedraagt bij een normbetrekking f 2122,–.

ARTIKEL II

In het Formatiebesluit WPO2 wordt artikel 17, derde lid, als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: 3. Verbruikstabel functies schoolleiding, onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel

2. In onderdeel a worden na de regel met nummer 8, twee regels ingevoegd waarvan de tekst in de drie onderscheiden kolommen luidt:

9. leraar in opleiding basisschool vast salarisbedrag 76

10. leraar in opleiding speciale school voor basisonderwijs vast salarisbedrag 81

ARTIKEL III

In het Formatiebesluit WEC3 wordt artikel 24, derde lid, als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: 3. Verbruikstabel functies schoolleiding, onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel

2. In onderdeel a wordt na de regel met nummer 5 een regel ingevoegd waarvan de tekst in de drie onderscheiden kolommen luidt:

6. leraar in opleiding vast salarisbedrag 81.

ARTIKEL IV

In het Formatiebesluit W.V.O.4 wordt artikel 36, derde lid, als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door: 3. Verbruikstabel functies schoolleiding, onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel

2. In onderdeel a wordt na de regel met nummer 5 een regel ingevoegd waarvan de tekst in de drie onderscheiden kolommen luidt:

6. leraar in opleiding vast salarisbedrag 81.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000 met uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 april 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de dertiende april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Met ingang van het schooljaar 1997–1998 is gestart met een experiment, dat studenten van lerarenopleidingen basisonderwijs in staat stelt om op basis van een leer-arbeidsovereenkomst praktijkervaring op te doen in het leraarsberoep.

Daartoe werd in een nieuw hoofdstuk I-T van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo), de functie van leraar in opleiding (lio) geïntroduceerd. Daarbij werd er voor gekozen de regelingen ten aanzien van de rechtspositie van deze personeelscategorie in dit hoofdstuk bij elkaar op te nemen, zonder wijzigingen in de overige delen van het Rpbo aan te brengen, en werden in dat hoofdstuk bepalingen opgenomen over taken en begeleiding van de lio (Stb. 1997, 330). Omdat sprake was van een experiment waarvan de kosten door OCenW werden gedragen, werd in het Rpbo nog niet voorzien in een regeling voor het verbruik van formatierekeneenheden ten aanzien van deze bijzondere personeelscategorie. Het onderhavige besluit brengt hierin verandering door in hoofdstuk I-P van het Rpbo, dat algemene bepalingen ten aanzien van formatie en salaris bevat, het aantal formatierekeneenheden vast te stellen dat wordt verbruikt voor de functie van lio. Dat aantal is lager dan de helft van het aantal rekeneenheden dat wordt verbruikt voor een leraarsfunctie in de desbetreffende onderwijssoort, omdat dit aantal wordt bepaald door het carrièrepatroon dat de leraar doorloopt terwijl de functie van lio slechts een beginsalaris kent en geen carrièrepatroon.

De te verbruiken eenheden komen uit het voor de desbetreffende school beschikbare formatiebudget.

Ook het Formatiebesluit WPO is op deze situatie aangepast.

Een afgestudeerde aan een lerarenopleiding basisonderwijs is ook benoembaar aan een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of aan een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra (WEC) en aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Een student van voornoemde opleiding moet dus ook praktijkervaring kunnen opdoen op voornoemde scholen. Ook het bevoegd gezag van deze scholen moet dus de mogelijkheid hebben om met een lio een leer-arbeidsovereenkomst te sluiten.

Daartoe zijn ook het Formatiebesluit WEC en het Formatiebesluit W.V.O. gewijzigd.

2. Gevolgen voor de uitvoering

Het besluit is uitvoerbaar voor de uitvoeringsorganisatie Centrale Financiën Instellingen.

Aangezien het verbruik van formatierekeneenheden door de lio onderdeel gaat uitmaken van het reguliere systeem ten aanzien van dat verbruik, zijn geen problemen voor de uitvoering door schoolbesturen te verwachten.

3. Financiële gevolgen

Deze regeling heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A en B (artikelen I-B3 en I-C29)

De aanpassing in artikel I-B3 dat een verklaring omtrent het gedrag bij overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder mag zijn dan 6 maanden, te rekenen vanaf de dag van afgifte, vloeit voort uit een discussie over de geldigheidsduur van zo'n verklaring in verband met sollicitaties in het onderwijs die in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gevoerd bij de behandeling van de Wet van 1 juli 1999 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met onder meer de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs (Stb. 313) (kamerstukken II, 25 979).

De verkorting van de geldigheidsduur bevat een element van preventie op dit terrein.

De wijziging in artikel I-C29 leidt er toe dat het artikel thans geheel is aangepast aan de gevolgen van de invoering van het geregistreerd partnerschap, in aanvulling op het Besluit van 7 juli 1999 houdende wijziging van onder meer het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekpersoneel inzake onder meer het verbruik van rekeneenheden ten behoeve van ex-directeuren en inzake het geregistreerd partnerschap (Stb. 344).

Artikel I, onderdeel C (artikel I-P78)

Omdat voor lio's niet een systeem van (maximum)schalen geldt, maar in bijlage IG van het Rpbo één salarisbedrag bij een normbetrekking wordt bepaald, wordt in een afzonderlijk lid 1a van dit artikel het aantal formatierekeneenheden bepaald dat een bevoegd gezag verbruikt bij aanstelling van een lio.

Het aantal eenheden dat wordt verbruikt voor een lio aan een basisschool bedraagt 76, en het aantal eenheden dat wordt verbruikt voor een lio aan een speciale school voor basisonderwijs in de zin van de WPO, aan een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel aan een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de WEC dan wel aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de WVO bedraagt 81. Die aantallen zijn steeds lager dan de helft van het aantal dat wordt verbruikt ten behoeve van een reguliere leraar die is benoemd aan een desbetreffende school; daarop is in het algemeen deel van de nota van toelichting nader ingegaan.

Artikel I, onderdelen D en F (artikelen I-T3 en I-T5)

De aanpassingen in deze artikelen vloeien voort uit de mogelijkheid om ook lio's aan te stellen in het speciaal onderwijs.

Artikel I, onderdeel E (artikel I-T4)

Het gebruik van de term «werktijdfactor» brengt artikel I-T4 in overeenstemming met artikel I-A1, onder g, Rpbo. Artikel I-A1 bevat algemene bepalingen die ook ten aanzien van hoofdstuk I-T van toepassing zijn.

Artikel I, onderdeel G (artikel I-T6)

Deze aanpassing vloeit voort uit een vernummering van de artikelen in hoofdstuk I-B.

Artikel I, onderdeel H (bijlage IG)

Het bruto-salaris van een lio is de helft van het bruto-salaris van een beginnende leerkracht. Het verbruik van formatierekeneenheden voor de functie van lio ligt echter lager dan de helft van het verbruik voor een leraarsfunctie in die onderwijssoort, omdat dit aantal wordt bepaald door het carrièrepatroon dat de leraar doorloopt terwijl de functie van lio slechts een beginsalaris kent en geen carrièrepatroon.

Artikelen II tot en met IV

De onderscheiden Formatiebesluiten kennen elk een artikel dat een algemene verbruikstabel voor formatierekeneenheden geeft. In deze artikelen wordt thans ook het verbruik opgenomen van formatierekeneenheden door lio's.

Artikel V

De inwerkingtreding van onderdeel A op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, vindt z'n oorzaak in het feit dat ook de WPO aanpassing behoeft vanwege de verkorting van de geldigheidsduur van de verklaring omtrent het gedrag.

De onderhavige aanpassing in het Rpbo dient op die van de WPO te volgen; inwerkingtreding bij koninklijk besluit maakt dat mogelijk.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Stb. 1985, 110, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 juli 1999, Stb. 344.

XNoot
2

Stb. 1998, 569, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 1999, Stb. 473.

XNoot
3

Stb. 1998, 567, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 1999, Stb. 473.

XNoot
4

Stb. 1993, 430, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 1999, Stb. 473.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven