Besluit van 22 maart 2000, houdende wijziging van het Besluit milieuverslaglegging (opheffing milieuverslagplicht bepaalde inrichtingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 november 1999, nr. MJZ1999234393, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 12.1 van de Wet milieubeheer en artikel 2d van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

De Raad van State gehoord (advies van 31 januari 2000, nr. W08.99.0568/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 maart 2000, nr. MJZ2000028191, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Bijlage I behorende bij het Besluit milieuverslaglegging1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In onderdeel 1 wordt «11.3, onder b of c» vervangen door: 11.3, onder c.

2. Onder vernummering van de onderdelen 11 tot en met 20 tot 12 tot en met 21, wordt na onderdeel 10 ingevoegd:

11. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 11.3, onder b, met een capaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.

3. In onderdeel 13 (nieuw) wordt «10 000 ton per jaar of meer» vervangen door «100 000 ton per jaar of meer» en vervalt: «en een jaarproduktie van 5000 ton of meer».

4. In onderdeel 15 (nieuw) wordt «5000 m2 of meer» vervangen door: 250 000 m2 of meer.

5. In onderdeel 17 (nieuw) wordt «10 000 ton per jaar of meer» vervangen door «100 000 ton per jaar of meer» en vervalt: «en een jaarproduktie van 5000 ton of meer».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 maart 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de dertiende april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De onderhavige wijziging van het Besluit milieuverslaglegging strekt ertoe om enkele wat kleinere inrichtingen in de basismetaalindustrie onder de verslagplicht uit te halen.

Na de inwerkingtreding van het Besluit milieuverslaglegging bleek dat er bij de aanwijzing van de categorieën van gevallen waarin inrichtingen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, bij de basismetaal ook inrichtingen met een relatief beperkte milieubelasting zijn aangewezen. De oorsprong van de onevenwichtigheid voor de basismetaalindustrie is gelegen in het feit dat er in 1992 een convenant is gesloten, waaraan alle 38 bedrijven uit de basismetaalindustrie – groot en klein – die onder de SBI-code voor deze sector vallen, deelnemen. Doel van dit convenant is terugdringing van de milieubelasting bij de gehele sector basismetaalindustrie. Bij het Besluit milieuverslaglegging is voor wat betreft de basismetaalindustrie – naar nu is gebleken – ten onrechte volledig aangesloten bij het convenant voor de basismetaalindustrie.

Consequentie is immers dat ook inrichtingen met een relatief beperkte milieubelasting verplicht zijn een milieuverslag op te stellen. Dit nu is voor het grootste deel van de ingevolge het Besluit milieuverslaglegging aangewezen bedrijven uit de basismetaalindustrie naar verhouding een te zware belasting. Noch de omvang van de emissies noch de vergelijking met de andere in het Besluit milieuverslaglegging aangewezen categorieën van gevallen, rechtvaardigt feitelijk de milieuverslagverplichting voor de kleine bedrijven uit de basismetaalindustrie. Door in bijlage I in de aanwijzing van de categorieën van gevallen waarin inrichtingen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken, de grenzen voor de basismetaalindustie te verhogen, wordt deze onevenwichtigheid weggenomen. Na inwerkingtreding van de onderhavige wijziging zullen nog slechts de 5 grootste emittenten binnen de basismetaalindustrie verslagplichtig zijn. De milieubelasting van de 33 bedrijven die dan niet langer verplicht zijn een milieujaarverslag te maken, is in verhouding tot de 5 grootste zeer bescheiden.

Overigens maken alle 38 bedrijven uit de basismetaalindustrie ingevolge het genoemde convenant al vanaf 1992 een met het overheidsverslag vergelijkbare jaarrapportage. De 33 bedrijven die nu onder de milieuverslagplicht worden uitgehaald, zullen dat blijven doen. Ze zijn immers nog wel aan het convenant gebonden en zullen ingevolge in dat kader gemaakte afspraken met ingang van 2000 het format voor het overheidsverslag aanhouden, zoals dat voor de overgebleven 5 bedrijven is vastgesteld. In bovengenoemd convenant is tevens bepaald dat zo'n vrijwillig overheidsverslag kan worden opgevraagd. Het geïnteresseerde publiek kan zo eventueel inzage vragen in het overheidsverslag.

Op een tweetal plaatsen wordt het criterium van de jaarproduktie geschrapt. De productiecapaciteitsgrenzen zijn nu, zoals hiervoor gezegd, bij de basismetaalindustrie zodanig gekozen dat alleen de vijf grootste emittenten onder het besluit vallen. Het criterium van de jaarproduktie is daarmee overbodig geworden voor de betrokken categorie van inrichtingen.

Inwerkingtreding van het besluit geschiedt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2000. Dit is gedaan om te verzekeren dat de 33 bedrijven uit de basismetaalindustrie niet verplicht zijn om een milieuverslag op te stellen over het jaar 1999.

Een ontwerp van het besluit is op 17 september 1999 voorgepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 1999, 179). Op de voorpublicatie zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, mede namens de Unie van Waterschappen, en de Stichting Natuur en Milieu.

De provincie Gelderland en de Stichting Natuur en Milieu wijzen erop dat de voorgestelde wijziging van het Besluit milieuverslaglegging er – onbedoeld – toe leidt dat ook diverse bedrijven uit de metaalelectro-industrie niet langer verslagplichtig zijn. Omdat het opheffen van de milieuverslagplicht inderdaad uitsluitend betrekking moet hebben op de basismetaalindustrie en niet op de metaalelectro-industrie, is het ontwerpbesluit hierop aangepast.

Van de zijde van de Stichting Natuur en Milieu wordt bovendien opgemerkt dat door de voorgestelde wijziging enkele bedrijven uit de basismetaalindustrie met een lange geschiedenis van overlast in de omgeving en problemen met het bevoegd gezag, niet langer verplicht zijn een overheidsverslag en een publieksverslag te maken. Hierover zij opgemerkt dat het instrument van milieuverslaglegging niet is bedoeld om overlast te beëindigen of te verminderen. Dit zou bereikt moeten worden door handhaving van de vergunningvoorschriften of, indien deze niet afdoende zijn, door aanscherping daarvan.

Tenslotte merkt de Stichting Natuur en Milieu nog op dat de bedrijven waarvoor de milieuverslagplicht wordt opgeheven, op basis van het hierboven reeds genoemde convenant al een overheidsverslag maken. Daarmee is de verlichting van de administratieve lasten ook veel minder groot dan wordt voorgesteld. Hierover kan het volgende worden opgemerkt. De beperking van de administratieve lasten zit hem niet in het overheidsverslag, maar in het niet hoeven opstellen van een publieksverslag. In de nota van toelichting bij het Besluit milieuverslaglegging is aangegeven dat een publieksverslag voor een middelgroot bedrijf ongeveer 50 000 gulden kost. Kortom, het niet hoeven opstellen van een publieksverslag is wel degelijk een beperking van de administratieve lasten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1998, 655, gewijzigd bij besluit van 27 mei 1999, Stb. 234.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 mei 2000, nr. 89.

Naar boven