Wet van 16 maart 2000, houdende wijziging van de Wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 237) en de Wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 148), inzake indexering specifieke uitkeringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de specifieke uitkering aan gemeenten ter tegemoetkoming in de kosten voor het bestrijden van onderwijsachterstanden en de specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen jaarlijks te indexeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel VII van de wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 237) wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot zesde, zevende en achtste lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd:

  • 4. Onverminderd de mogelijkheid tot aanpassing, bedoeld aan het slot van het tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in het tweede lid, zoals aangepast bij de regeling Indexering specifieke uitkering goa (Uitleg OCenW-Regelingen 1998, 17), alsmede het bedrag, bedoeld in het derde lid, per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001, telkens te rekenen met de laatstelijk aangepaste bedragen, bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten van leerkrachten in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 5. Onverminderd de mogelijkheid tot aanpassing, bedoeld aan het slot van het tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onder d en e, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid, per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001 bij ministeriële regeling verhoogd met een bedrag ter compensatie van de uitbreiding van de arbeidsduurverkorting voor leerkrachten in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs met ingang van 1 augustus 1998, welk bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende compensatie op grond van de regeling Indexering specifieke uitkering goa (Uitleg OCenW-Regelingen 1998, 17).

2. Het zevende lid (nieuw) wordt vervangen door:

  • 7. De specifieke uitkering en de aanpassingen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, kunnen jaarlijks worden gewijzigd, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk achterwege worden gelaten, voor zover de toestand van 's Rijks kas dat noodzakelijk maakt.

ARTIKEL II

In artikel III van de wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 148), wordt, onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, het derde lid vervangen door drie nieuwe leden:

  • 3. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001, telkens te rekenen met het laatstelijk aangepaste bedrag, bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten van leerkrachten in het basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001, telkens te rekenen met het laatstelijk aangepaste bedrag, bij ministeriële regeling aangepast aan de prijsontwikkeling, overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bedrag wordt aangepast, en het jaar waarin het bedrag wordt aangepast.

  • 5. De specifieke uitkering en de aanpassingen, bedoeld in het derde en vierde lid, kunnen jaarlijks worden gewijzigd, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk achterwege worden gelaten, voor zover de toestand van 's Rijks kas dat noodzakelijk maakt.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 maart 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Uitgegeven de vierde april 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 831.

Handelingen II 1999/2000, blz. 3657.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 831 (184).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering dd. 14 maart 2000.

Naar boven