Besluit van 13 maart 2000, inzake inhoud, inrichting en tijdstip van aanbieding van schriftelijke stukken door de Sociale Verzekeringsbank ten behoeve van de uitvoering van de Remigratiewet (Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 19 januari 2000, nr. CIM2000/52156;

Gelet op artikel 8c, tweede lid, van de Remigratiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2000, nr. W04.00.0023/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 6 maart 2000, nr. CIM2000/58929;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. wet: de Remigratiewet;

b. begroting: de begroting, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

c. vijfjarige raming: de vijfjarige raming, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

d. aanvraag om een voorschot: de aanvraag om een voorschot, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel b, van de wet;

e. tussentijdse rapportage: de tussentijdse rapportage, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

HOOFDSTUK 2. TIJDSTIP, INHOUD EN INRICHTING VAN SCHRIFTELIJKE STUKKEN EN TIJDSTIP VAN BETALING VAN VOORSCHOTTEN

Artikel 2

  • 1. De SVB biedt jaarlijks vóór 15 juli van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar de begroting en de vijfjarige raming aan Onze Minister aan.

  • 2. De begroting en de vijfjarige raming worden wat betreft de inhoud en de inrichting opgesteld overeenkomstig de opzet voor de sociale verzekeringsfondsen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister over de inhoud en de inrichting van de begroting en de vijfjarige raming nadere regels stellen.

  • 4. De goedgekeurde begroting wordt vóór 15 januari van het begrotingsjaar bekend gemaakt tegelijk met de toekenning van het voorschot, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel 3

  • 1. De SVB biedt jaarlijks vóór 1 december van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar de aanvraag om een voorschot aan Onze Minister aan.

  • 2. De aanvraag om een voorschot heeft betrekking op de uitgaven en kosten, bedoeld in artikel 8b, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 3. In de aanvraag om een voorschot worden het volume en de prijs vermeld die aan de berekening van het voorschot ten grondslag liggen.

  • 4. Indien de aanvraag om een voorschot afwijkt van de daarop betrekking hebbende begroting, dient het verschil in bedoelde aanvraag te worden gemotiveerd.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister verstrekt het voorschot aan de SVB in maandelijkse termijnen vóór de 15e van de maand op basis van het toegekende voorschot, bedoeld in artikel 2, vierde lid.

  • 2. Indien de tussentijdse rapportage daartoe aanleiding geeft kan het voorschot, bedoeld in het eerste lid, elk kwartaal worden aangepast.

Artikel 5

  • 1. Onze Minister stelt regels over het tijdstip waarop de SVB de tussentijdse rapportage aan Onze Minister aanbiedt.

  • 2. De tussentijdse rapportage geeft inzicht in de gerealiseerde uitgaven en kosten, bedoeld in artikel 8b, eerste en tweede lid, van de wet, ten opzichte van de voor deze doeleinden verstrekte voorschotten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en ten opzichte van de vastgestelde begroting en de vijfjarige raming.

  • 3. Onze Minister stelt nadere regels over de inhoud en de inrichting van de tussentijdse rapportage.

Artikel 6

  • 1. De SVB biedt de in artikel 8c, eerste lid, onderdeel d en e, van de wet, bedoelde schriftelijke stukken jaarlijks vóór 15 juli van het jaar volgende op het begrotingsjaar aan Onze Minister aan.

  • 2. De schriftelijke stukken, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel d, van de wet, worden wat betreft de inhoud en de inrichting opgesteld overeenkomstig de opzet voor de sociale verzekeringsfondsen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister over de inhoud en de inrichting van de schriftelijke stukken, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, onderdeel d, van de wet, nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 maart 2000

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Artikel 8c, tweede lid, van de Remigratiewet bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de inhoud, de inrichting en het tijdstip van aanbieding van de schriftelijke stukken, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, en over het tijdstip van betaling van voorschotten. Dit besluit strekt hiertoe.

De bedoelde schriftelijke stukken zijn:

* de begroting en de vijfjarige raming;

* de aanvraag om een voorschot;

* de tussentijdse rapportage;

* de jaarrekening;

* het verslag van werkzaamheden en het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid van werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder;

* de aanvraag tot vaststelling van de in artikel 8b, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten;

* de verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening; en

* de rechtmatigheidsrapportage over de uitvoering van de wet.

In hoofdstuk IIIa van de Remigratiewet zijn de uitvoeringstaken op het terrein van het remigratiebeleid bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) neergelegd. De uitvoering en handhaving van de remigratieregelingen (Remigratieregeling 1985 en Basisremigratiesubsidieregeling 1985) vinden reeds plaats door de SVB op basis van een overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en de Sociale Verzekeringsbank.

Overeenkomstig de als richtsnoer voor de rijksoverheid dienende Aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen (Regeling van 5 september 1996) dienen de uitvoeringstaken van een zelfstandig bestuursorgaan bij of krachtens een formele wet te worden geregeld. Zoals gesteld is dit geregeld in hoofdstuk IIIa van de wet.

Het onderhavige besluit stelt regels met betrekking tot deze uitvoeringstaken. Op basis van artikel 5, derde lid, van dit besluit en op basis van de artikelen 8a, tweede lid, en 8h, tweede lid, van de wet zullen bij ministeriële regeling nog nadere regels worden gesteld. Deze regelgeving zal de hierboven genoemde overeenkomst gaan vervangen.

De begrotingscyclus start in juli van elk jaar met de indiening door de SVB bij de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van de begroting voor het daaropvolgende jaar en een vijfjarige raming.

De begroting is gebaseerd op een raming van de ontwikkelingen in de aanmeldingen voor de basis- en remigratievoorzieningen, in het bestaande bestand aan uitkeringsgerechtigden en in de hoogten van de eenmalige en periodieke vergoedingen. Daarnaast bevat de begroting een raming van de kosten die de SVB maakt voor de uitvoering van de Remigratiewet.

Omdat er zich altijd onverwachte ontwikkelingen kunnen voordoen, wordt deze raming vlak voor het begin van het jaar, in december, nogmaals geactualiseerd.

Deze raming wordt verwerkt in de aanvraag van het voorschot van de SVB voor het komende jaar.

Er wordt gedurende het jaar maandelijks een voorschot aan de SVB verstrekt. Om zicht te houden op de ontwikkelingen in de aanmeldingen voor de basis- en remigratievoorzieningen en in het bestand aan uitkeringsgerechtigden worden er door de SVB periodiek tussentijdse rapportages opgesteld. Indien daar aanleiding toe is kan dit leiden tot tussentijdse aanpassing van de maandelijkse voorschotbedragen.

In juli van het jaar volgend op het jaar waarover verslag wordt gedaan biedt de SVB haar jaarrekening en jaarverslag aan over het voorgaande jaar, voorzien van een accountantsverklaring. Hierbij gaan tevens een verslag van werkzaamheden en het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid van de werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder alsmede een rechtmatigheidsrapportage. Deze stukken en het onderzoek bij de SVB door de departementale accountantsdienst over dat jaar vormen de basis van de afrekening van het voorschot van dat jaar door het ministerie.

II. ARTIKELSGEWIJS

ArtikeI 2

De datum van 15 juli in het eerste lid is gekozen, omdat deze goed aansluit bij de rijksbegrotingscyclus. Eventueel voor het Rijk niet beïnvloedbare ontwikkelingen in de aanmeldingen of in het bestand van uitkeringsgerechtigden kunnen zodoende nog ter kennis van het parlement worden gebracht bij de Najaarsnota en de tweede suppletoire begroting. Bovendien wordt met deze datum aangesloten bij de uitvoeringspraktijk van de fondsen van het stelsel van de sociale zekerheid.

In het tweede lid wordt voor de inrichting en inhoud van de begroting en de vijfjarige raming aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk, te weten:

– de gegevens over het aantal gerechtigden;

– de gemiddelde – eenmalige en periodieke – vergoedingen (inclusief die voor ziektekosten en indexering); en

– de daaruit resulterende uitkeringslasten.

Daarnaast geeft de begroting inzicht in de exploitatielasten van de SVB. Deze gegevens worden aangeleverd voor het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, het jaar waarop de begroting betrekking heeft (begrotingsjaar) en de vijf jaren volgend op het begrotingsjaar.

In artikel 8c, eerste lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat de begroting goedkeuring behoeft van Onze Minister. Met betrekking tot deze goedkeuring is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor de toetsingsgronden (artikel 10:27 Awb) en het verplicht voeren van overleg met het bestuursorgaan (i.c. de SVB) in geval van gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring (artikel 10:30 Awb). Met betrekking tot de termijn van bekendmaking van de goedkeuring van de begroting is in het vierde lid afgeweken van de dertien weken termijn opgenomen in artikel 10:31, eerste lid, van de Awb. Op grond van het vierde lid wordt de begroting bekend gemaakt vóór 15 januari van het begrotingsjaar tegelijk met de toekenning van het voorschot.

Voorts is met betrekking tot de bekendmaking artikel 3:41 van de Awb van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de bekendmaking van besluiten geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende(n).

ArtikeI 3

De in het eerste lid van dit artikel genoemde datum van 1 december is gekozen vanwege het grillige en onvoorspelbare karakter van de remigratie. Deze onvoorspelbaarheid heeft invloed op de volumes van de totaal aantallen en de aantallen van de samenstellende delen van het bestand uitkeringen; zowel wat betreft de aanmeldingen als de bestandsopbouw, bijvoorbeeld door verbreking samenlevingsverbanden, sterfte en samenloop met andere uitkeringen. Bovendien worden wijzigingen in premie- en uitkeringshoogten in de regel pas in het laatste kwartaal bekend. Dit is van belang voor een correcte indexering van de vergoedingen na inwerkingtreding van de Remigratiewet. Deze wijzigingen kunnen ook van invloed zijn op de bekostiging van de vergoedingen van de uitkeringen en ook op de exploitatiekosten van de SVB. De actuele stand van zaken kan dan nog worden verwerkt in de bevoorschotting aan de SVB voor het komende jaar. Op grond hiervan is in het derde lid bepaald dat in de aanvraag om een voorschot door de SVB zowel het volume als de prijs worden vermeld.

ArtikeI 4

De datum van de vijftiende van elke maand is in dit eerste lid gekozen om ervoor te zorgen, dat het uitvoeringstechnisch mogelijk is om telkens tijdig elke maand de betalingen aan de remigranten te kunnen laten verrichten.

Door opneming van het tweede lid in dit artikel kan worden ingespeeld op het grillige en onvoorspelbare karakter van de remigratie. Voor een nadere toelichting hierbij wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.

ArtikeI 5

Het eerste lid bepaalt dat de tijdstippen waarop de SVB de tussentijdse rapportage aanbiedt bij ministeriële regeling worden geregeld. Het bepalen van diverse tijdstippen is nodig, omdat op verschillende momenten verschillende informatie nodig is om te kunnen aansluiten bij de rijksbegrotingscyclus. Op deze wijze worden mutaties zonder tijdverlies bekend en kunnen deze in de Rijksbegroting worden verwerkt zonder dat de SVB formeel een nieuw vastgestelde nieuwe begroting behoeft in te dienen.

Artikel 6

Voor een toelichting bij het tijdstip, zoals opgenomen in het eerste lid, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.

De schriftelijke stukken, bedoeld in het tweede lid, zijn een jaarrekening, een verslag van werkzaamheden en het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid van werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder en een aanvraag tot vaststelling van de in artikel 8b, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten. In het derde lid is bepaald, zoals ook is bepaald in het derde lid van artikel 2, dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en de inrichting van de hier bedoelde schriftelijke stukken waarin wordt afgeweken van de opzet voor de sociale verzekeringsfondsen.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven