Besluit van 19 februari 2000, houdende aanpassing van het Besluit bedrijfsbrandweren aan wijzigingen in de regelgeving inzake de externe veiligheid en de arbeidsomstandigheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 november 1999, Directoraat-Generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, nr. EB1999/95122;

Gelet op artikel 13, derde lid, van de Brandweerwet 1985;

De Raad van State gehoord (advies van 6 januari 2000, nr. WO4.99.0610/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directoraat-Generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, van 10 februari 2000, nr. EB2000/50940;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bedrijfsbrandweren1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 wordt een onderdeel c toegevoegd, dat als volgt luidt:

c. het veiligheidsrapport: het rapport, bedoeld in artikel 10 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999.

B

De onderdelen a en b in artikel 2 komen te luiden:

a. inrichtingen waarop paragraaf 2 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is;

b. inrichtingen met installaties waarop Hoofdstuk 2, Afdeling 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing is voor zover het betreft:

1°. inrichtingen die geheel of nagenoeg geheel zijn bestemd voor de opslag in verband met vervoer van in die afdeling genoemde stoffen, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten;

2°. spoorwegemplacementen voor zover zij geen onderdeel zijn van een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is;

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien voor de inrichting een veiligheidsrapport moet worden ingediend.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien gegevens als bedoeld in het eerste lid reeds zijn opgenomen in een of meer arbeidsveiligheidsrapporten als bedoeld in artikel 2.2b van het Arbeidsomstandighedenbesluit of een rapport inzake de externe veiligheid als bedoeld in artikel 4 van het Besluit risico's zware ongevallen, kan in het rapport worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende gegevens.

3. De onderdelen a en b in het vierde lid komen te luiden:

a. de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

b. de ter plaatse bevoegde inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, die door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen;

D

In artikel 4, eerste lid, wordt «de inrichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid,» vervangen door: de inrichting waarvoor zij ingevolge artikel 3, eerste lid, een rapport of ingevolge artikel 3, tweede lid, een veiligheidsrapport hebben ontvangen.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien voor de inrichting een veiligheidsrapport dan wel een met die wijziging of uitbreiding verband houdende wijziging of bijwerking van dat rapport moet worden ingediend.

2. In het derde lid wordt «Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid» vervangen door: Artikel 3, derde tot en met vijfde lid.

3. In het vierde lid wordt de zinsnede «Indien het gewijzigde rapport, bedoeld in het eerste lid, daartoe aanleiding geeft,» vervangen door: Indien het gewijzigde rapport, het veiligheidsrapport of de wijziging daarvan daartoe aanleiding geven,.

4. In het vijfde lid wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

F

In artikel 6, eerste lid, wordt na de zinsnede «die in betekenende mate consequenties heeft voor de maatgevende incidentscenario's, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d,» toegevoegd: dan wel voor de scenario's voor een mogelijk zwaar ongeval op het terrein van de inrichting, bedoeld in bijlage III, onder 1. l, van het Besluit risico's zware ongevallen 1999,.

G

In artikel 7 wordt de zinsnede «tevens een of meer arbeidsveiligheidsrapporten als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet of een rapport inzake de externe veiligheid als bedoeld in artikel 4 van het Besluit risico's zware ongevallen» vervangen door: tevens een of meer arbeidsveiligheidsrapporten als bedoeld in artikel 2.2b van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

H

De onderdelen a en b in artikel 8 komen te luiden:

a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in plaats van burgemeester en wethouders optreedt in de artikelen 3, eerste, en vierde lid, aanhef en onderdeel d, en vijfde lid, 4, 5, eerste, vierde en vijfde lid, 6, eerste en tweede lid, en 9;

b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een exemplaar van het rapport, naast de in artikel 3, vierde lid, genoemde functionarissen en bestuursorganen, zendt aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een inrichting als bedoeld in de aanhef van dit artikel is gelegen.

I

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. Totdat het hoofd of de bestuurder van een inrichting ingevolge artikel 28 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 voor de eerste keer een veiligheidsrapport heeft ingediend, kunnen burgemeester en wethouders hem in afwijking van artikel 3, tweede lid, verzoeken een rapport over te leggen.

  • 2. In een geval als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dient het hoofd of de bestuurder, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van artikel 5, tweede lid, een gewijzigd rapport over te leggen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 februari 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries

Uitgegeven de zevende maart 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Artikel 13, eerste lid, van de Brandweerwet 1985 geeft aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid te verplichten om te beschikken over een bedrijfsbrandweer. In het op het derde lid van dat artikel gebaseerde Besluit bedrijfsbrandweren worden de categorieën inrichtingen genoemd die kunnen worden aangewezen. Genoemd worden onder meer inrichtingen waarop het Besluit risico's zware ongevallen (namelijk de inrichtingen waarvoor een rapport inzake de externe veiligheid moet worden opgesteld) of het Besluit verplichtstelling arbeidsveiligheidsrapport van toepassing zijn. Alvorens een aanwijzing te geven, moet het hoofd of de bestuurder een rapport inzake de bedrijfsbrandweer overleggen. Burgemeester en wethouders kunnen dit rapport verlangen, indien zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de inrichting in geval van brand of ongevallen een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid kan vormen. Aan de hand van het rapport en met inachtneming van de bij het besluit behorende bijlage kunnen burgemeester en wethouders de inrichting aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig.

De aanleiding tot wijziging van het Besluit bedrijfsbrandweren is in de eerste plaats gelegen in het feit dat het Besluit risico's zware ongevallen is ingetrokken en vervangen door het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO 1999). Het BRZO 1999, dat op 19 juli 1999 in werking is getreden, schrijft voor dat de inrichtingen die vallen onder paragraaf 3 van dat besluit een veiligheidsrapport moeten indienen. Dit veiligheidsrapport komt in de plaats van het externe veiligheidsrapport. Om deze reden kan de koppeling tussen de verplichting tot het opstellen van een extern veiligheidsrapport en de mogelijkheid van een aanwijzing om over een bedrijfsbrandweer te beschikken niet in stand blijven.

Voorts is per 1 juli 1998 het Besluit verplichtstelling arbeidsveiligheidsrapport ingetrokken en is per genoemde datum de verplichting tot het maken van een arbeidsveiligheidsrapport (AVR) geregeld in Hoofdstuk 2, Afdeling 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De verwijzing naar het Besluit verplichtstelling veiligheidsrapport (bedoeld was: Besluit verplichtstelling arbeidsveiligheidsrapport) kan dus niet in stand blijven. In de onderhavige wijziging van het besluit wordt de koppeling tussen de verplichting tot het opstellen van een AVR en de mogelijkheid van een aanwijzing dat de inrichting over een bedrijfsbrandweer moet beschikken, in de meeste gevallen verlaten. Daarvoor in de plaats is de categorie inrichtingen die onder de werking van paragraaf 2 van het BRZO 1999 vallen gekomen.

Het betreft alle inrichtingen die onder het BRZO 1999 vallen en dus niet alleen de inrichtingen die onder paragraaf 3 van dat besluit vallen. Gelet op het toepassingsgebied van het BRZO 1999 en het in artikel 13 van de Brandweerwet 1985 neergelegde criterium voor aanwijzing, namelijk het in geval van brand of ongeval bijzonder gevaar kunnen opleveren voor de openbare veiligheid, is het verantwoord om – behoudens een uitzondering waarop hierna wordt ingegaan – de AVR-plichtige inrichtingen niet meer als aparte categorie inrichtingen aan te merken die in aanmerking kunnen komen voor een aanwijzing. Het AVR wordt immers geïntegreerd in het hierna te noemen veiligheidsrapport, terwijl de inrichtingen die uitsluitend onder paragraaf 2 van het BRZO 1999 vallen veelal ook AVR-plichtig zijn.

Het op grond van paragraaf 3 van het BRZO 1999 op te stellen veiligheidsrapport bevat een veelheid van gegevens die betrekking hebben op de externe veiligheid, het milieu, de werknemersbescherming en (de voorbereiding op) de rampenbestrijding en ook op de eventuele aanwijzing door burgemeester en wethouders aan het hoofd of de bestuurder van een inrichting om te beschikken over een bedrijfsbrandweer. Met de onderhavige wijziging wordt het besluit aangepast aan het feit dat de gegevens die het rapport inzake de bedrijfsbrandweer moet bevatten tevens gegevens zijn die deel uitmaken van dit veiligheidsrapport. De wijziging houdt onder meer in dat naast een veiligheidsrapport niet nog eens een rapport inzake de bedrijfsbrandweer kan worden geëist.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B

Ingevolge artikel 2, onderdeel a, kunnen alle inrichtingen waarop paragraaf 2 van het BRZO 1999 van toepassing is, door burgemeester en wethouders worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig. Het gaat in feite om alle inrichtingen waarop het BRZO 1999 van toepassing is, dus zowel om inrichtingen die gelet op de overschrijding van een hogere drempelhoeveelheid gevaarlijke stoffen een veiligheidsrapport moeten opstellen als om inrichtingen waar slechts een lagere drempelhoeveelheid wordt overschreden en waarop uitsluitend een aantal algemene verplichtingen van toepassing is.

Omdat op grond van onderdeel a (nieuw) alle inrichtingen waarop het BRZO 1999 van toepassing is kunnen worden aangewezen, is het niet meer noodzakelijk de AVR-plichtige inrichtingen als een aparte categorie inrichtingen aan te merken die kunnen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig. Dit lijdt uitzondering voor de in onderdeel b (nieuw) genoemde vervoergebonden inrichtingen zoals stuwadoorsbedrijven en zelfstandige spoorwegemplacementen.

Op die inrichtingen is het BRZO 1999 niet van toepassing. Daarom wordt in onderdeel b (nieuw) dit type inrichtingen voor zover zij onder Hoofdstuk 2, Afdeling 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit vallen en daarom AVR-plichtig zijn, als aparte categorie genoemd die kunnen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig.

Artikel I, onderdeel C

Ingevolge paragraaf 3 van het BRZO 1999 moet degene die een inrichting drijft waar – kort gezegd – boven de hogere drempelwaarde(n) gevaarlijke stoffen aanwezig mogen zijn of kunnen worden gevormd, een veiligheidsrapport opstellen en zenden aan het bestuursorgaan dat bevoegd is voor die inrichting een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te verlenen. Indien ten aanzien van een dergelijke inrichting sprake is van een aanvraag om een vergunning krachtens de artikelen 8.1 of 8.4 van de Wet milieubeheer moet tevens een veiligheidsrapport worden ingediend (artikelen 5.15, 5.17 en 5.18 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en 13 van het BRZO 1999). Voorts moet een bijgewerkt veiligheidsrapport worden ingediend in het kader van de periodieke herziening van het rapport of indien onder meer nieuwe feiten daartoe aanleiding geven (artikel 14 van het BRZO 1999). Voor op het tijdstip van inwerkingtreding van het BRZO 1999 bestaande inrichtingen moet uiterlijk op 3 februari 2001 of op 3 februari 2002 voor de eerste keer een rapport worden ingediend. Ook indien burgemeester en wethouders voor de inrichting niet het vergunningverlenend gezag zijn (en dat is voor een veiligheidsrapportplichtige inrichting meestal het geval), krijgen zij een exemplaar van het ingediende veiligheidsrapport. Ingevolge bijlage III van het BRZO 1999 dient het veiligheidsrapport onder meer de gegevens te bevatten die te samen tevens de verplichte inhoud van het rapport inzake de bedrijfsbrandweer zijn. Om deze reden is in artikel 3, tweede lid, bepaald dat in de gevallen dat een veiligheidsrapport moet worden opgesteld niet tevens een rapport inzake de bedrijfsbrandweer kan worden geëist.

Artikel 3, derde lid, heeft dezelfde doelstelling als artikel 3, tweede en derde lid (oud), namelijk te bepalen dat gegevens die reeds zijn opgenomen in een of meer arbeidsveiligheidsrapporten of een rapport inzake de externe veiligheid en nog actueel zijn, niet in het rapport inzake de bedrijfsbrandweer behoeven te worden opgenomen. In dat geval kan in het rapport worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende gegevens. Gelet op het in artikel 9 bepaalde, is het in de komende paar jaren mogelijk dat voor een inrichting nog geen veiligheidsrapport behoeft te worden ingediend, terwijl door burgemeester en wethouders toch een rapport inzake de bedrijfsbrandweer wordt verlangd en er nog een actueel extern veiligheidsrapport aanwezig is. Voorts zij opgemerkt dat met de wijziging van artikel 2 weliswaar de AVR-plichtige inrichtingen niet meer een categorie inrichtingen zijn die in aanmerking komen voor een aanwijzing, doch dat voor inrichtingen die wel behoren tot een in artikel 2 genoemde categorie in voorkomend geval op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit het opstellen van een AVR verplicht kan zijn.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 4, eerste lid, bepaalt dat burgemeester en wethouders de inrichting kunnen aanwijzen die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken, indien zij van oordeel zijn dat de inrichting in geval van brand of ongevallen bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid. In dit lid werd vóór de onderhavige wijziging gerefereerd naar de inrichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Uit de systematiek van het besluit kan worden afgeleid dat bedoeld is de inrichting aan het hoofd of de bestuurder waarvan is verzocht een rapport inzake de bedrijfsbrandweer in te dienen. Omdat voor een inrichting waarvoor een veiligheidsrapport moet worden ingediend niet tevens een rapport inzake de bedrijfsbrandweer behoeft te worden ingediend (behoudens het in artikel 9 bepaalde), is in artikel 4, eerste lid, thans gerefereerd naar de inrichting waarvoor burgemeester en wethouders een rapport (inzake de bedrijfsbrandweer) of veiligheidsrapport hebben ontvangen.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 5 van het besluit ziet op het geval dat een reeds als bedrijfsbrandweerplichtig aangewezen inrichting is gewijzigd of uitgebreid of dat de daarin gebezigde processen zijn veranderd en deze wijzigingen in betekenende mate consequenties hebben voor de inhoud van het rapport inzake de bedrijfsbrandweer. Het eerste lid bepaalt dat in dat geval een dienovereenkomstig gewijzigd rapport inzake de bedrijfsbrandweer moet worden overgelegd. In het toegevoegde tweede lid wordt in onderdeel a bepaald dat geen gewijzigd rapport behoeft te worden overgelegd indien een veiligheidsrapport dan wel een met die wijziging of uitbreiding verband houdende wijziging van dat rapport moet worden ingediend.

Artikel I, onderdeel F

Een verplicht onderwerp van het rapport inzake de bedrijfsbrandweer zijn de maatgevende incidentscenario's, dat wil zeggen de geloofwaardige incidentscenario's van een brand of een ongeval op het terrein van de inrichting die bepalend zijn voor de omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer. Zoals hierboven is uiteengezet, behoeft in het geval dat door de inrichting een veiligheidsrapport moet worden ingediend niet tevens een rapport inzake de bedrijfsbrandweer te worden ingediend. Van het veiligheidsrapport moet onderdeel uitmaken een beschrijving van de scenario's voor een mogelijk zwaar ongeval op het terrein van de inrichting die bepalend zijn voor onder meer de omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer. Hoewel het in beide genoemde rapporten in hoofdlijnen om dezelfde soort scenario's gaat, is het zuiver om naar beide te verwijzen.

Artikel I, onderdeel G

De reden van de wijziging van artikel 7 is gelegen in het feit dat in verband met de intrekking van het Besluit risico's zware ongevallen er geen sprake meer is van een extern veiligheidsrapport, dat er naast het veiligheidsrapport geen rapport inzake de bedrijfsbrandweer kan worden geëist en dat de verplichting tot het opstellen van een AVR thans is geregeld in artikel 2.2b van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Artikel I, onderdeel I

Artikel 28 van het BRZO 1999 regelt bij wijze van overgangsbepaling de tijdstippen waarop ten aanzien van bij inwerkingtreding van dit BRZO 1999 reeds bestaande inrichtingen voor de eerste keer een veiligheidsrapport moet zijn ingediend. Voor inrichtingen waarop paragraaf 3 van het oude Besluit risico's zware ongevallen dan wel artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van het BRZO 1999 niet van toepassing was, moet uiterlijk 3 februari 2002 een veiligheidsrapport worden ingediend. Voor inrichtingen waarop die paragraaf 3 dan wel genoemd artikel 5 op genoemde dag wel van toepassing was, moet uiterlijk 3 februari 2001 het veiligheidsrapport worden ingediend.

Artikel 9 regelt bij wijze van overgangsbepaling en in afwijking van artikel 3, tweede lid, dat zolang een op grond van artikel 28 van het BRZO 1999 vereist veiligheidsrapport niet is ingediend, door burgemeester en wethouders een rapport inzake de bedrijfsbrandweer kan worden verlangd. Na wijziging of uitbreiding van de inrichting waarop artikel 28 van het BRZO 1999 van toepassing is, dient zolang geen veiligheidsrapport is ingediend, een gewijzigd rapport inzake de bedrijfsbrandweer te worden overgelegd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries


XNoot
1

Stb. 1990, 80, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 mei 1999, Stb. 234.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven