Besluit van 23 december 1999, houdende afwijkende regels inzake het recht op een uitkering ten aanzien van personen die niet in Nederland wonen (Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 8 december 1999, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/99/78348;

Gelet op de artikelen 19a, vierde lid, van de Ziektewet, 20, vijfde lid, en 43b, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 7a, vijfde lid, en 19a, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 8a, vierde lid, en 9a, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 7b, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 32a, vijfde lid, en 32b, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1999, nr. W12.99.0609/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst van 21 december 1999, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/99/81589;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALING

Artikel 1. Werkzaamheden in het algemeen belang

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder werkzaamheden die in het algemeen belang worden verricht verstaan werkzaamheden verricht door degene die:

a. in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon;

b. is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;

c. werkzaam is bij een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te wijzen volkenrechtelijke organisatie;

d. werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.

HOOFDSTUK 2. RECHT OP UITKERING BIJ WERKEN IN HET ALGEMEEN BELANG EN HET NIET IN NEDERLAND WONEN

Artikel 2. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

Artikel 19a, eerste lid, van de Ziektewet is niet van toepassing op de persoon die verzekerd is op grond van die wet uit hoofde van een dienstbetrekking tot het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang en zijn, in hetzelfde land wonende, gezinslid.

Artikel 3. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In afwijking van de artikelen 20, eerste lid, en 43b, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft de verzekerde, die werkzaamheden in het algemeen belang verricht, of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid, recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken.

Artikel 4. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en recht op een uitkering in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

  • 1. In afwijking van de artikelen 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, heeft de verzekerde, die werkzaamheden in het algemeen belang verricht, of zijn in hetzelfde land wonende gezinslid, recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering in verband met bevalling.

Artikel 5. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet

  • 1. In afwijking van artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, recht op een toeslag, indien hij werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

  • 2. In afwijking van artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont, indien hij werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

Artikel 6. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

In afwijking van artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft de verzekerde, bedoeld in dat artikel, recht op kinderbijslag, indien hij werkzaamheden in het algemeen belang verricht en het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind woont in hetzelfde land, Nederland of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 7. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

  • 1. In afwijking van artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat voor:

    a. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht;

    b. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de halfwees woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op halfwezenuitkering, indien de halfwees werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de nabestaande woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    d. het kind, bedoeld in dat artikel, recht op wezenuitkering, indien het kind werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

  • 2. In afwijking van artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt:

    a. het recht op nabestaandenuitkering niet, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht;

    b. het recht op halfwezenuitkering niet, indien de nabestaande werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de halfwees woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. het recht op halfwezenuitkering niet, indien de halfwees werkzaamheden in het algemeen belang verricht en de nabestaande woont in hetzelfde land, Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    d. het recht op wezenuitkering niet, indien het kind werkzaamheden in het algemeen belang verricht.

HOOFDSTUK 3. RECHT OP UITKERING OP DE NEDERLANDSE ANTILLEN

Artikel 8. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

In afwijking van artikel 19a, eerste lid, van de Ziektewet heeft de verzekerde, bedoeld in dat artikel, recht op ziekengeld indien deze verzekerde op de Nederlandse Antillen woont.

Artikel 9. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In afwijking van de artikelen 20, eerste lid, en 43b, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft de verzekerde, bedoeld in die artikelen, recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken, indien deze verzekerde op de Nederlandse Antillen woont.

Artikel 10. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en recht op een uitkering in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

  • 1. In afwijking van de artikelen 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, heeft de verzekerde, bedoeld in die artikelen, recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet, indien deze verzekerde op de Nederlandse Antillen woont.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering in verband met bevalling.

Artikel 11. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet

  • 1. In afwijking van artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, recht op een toeslag, indien deze pensioengerechtigde op de Nederlandse Antillen woont.

  • 2. In afwijking van artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont, indien hij op de Nederlandse Antillen woont.

Artikel 12. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

In afwijking van artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft de verzekerde, bedoeld in dat artikel, recht op kinderbijslag, indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op de Nederlandse Antillen woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 13. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

  • 1. In afwijking van artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat voor:

    a. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande op de Nederlandse Antillen woont;

    b. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees op de Nederlandse Antillen woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. het kind, bedoeld in dat artikel, recht op wezenuitkering, indien het kind op de Nederlandse Antillen woont.

  • 2. In afwijking van artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt het recht op:

    a. nabestaandenuitkering niet, indien de nabestaande op de Nederlandse Antillen woont;

    b. halfwezenuitkering niet, indien de nabestaande of de halfwees op de Nederlandse Antillen woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. wezenuitkering niet, indien het kind op de Nederlandse Antillen woont.

HOOFDSTUK 4. RECHT OP UITKERING OP ARUBA

Artikel 14. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

In afwijking van de artikelen 19a, eerste lid, van de Ziektewet heeft de verzekerde, bedoeld in dat artikel, recht op ziekengeld indien deze verzekerde op Aruba woont.

Artikel 15. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In afwijking van de artikel 20, eerste lid, en artikel 43b, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft de verzekerde, bedoeld in die artikelen, recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken, indien deze verzekerde op Aruba woont.

Artikel 16. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en recht op een uitkering in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

  • 1. In afwijking van de artikelen 7a, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, heeft de verzekerde, bedoeld in die artikelen, recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet, indien deze verzekerde op Aruba woont.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het recht op uitkering in verband met bevalling.

Artikel 17. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet

  • 1. In afwijking van artikel 8a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, recht op een toeslag, indien deze pensioengerechtigde op Aruba woont.

  • 2. In afwijking van artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Algemene Ouderdomswet, recht op ouderdomspensioen alsof hij in Nederland woont, indien hij op Aruba woont.

Artikel 18. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet

In afwijking van artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, heeft de verzekerde, bedoeld in dat artikel, recht op kinderbijslag, indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op Aruba woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 19. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

  • 1. In afwijking van artikel 32a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, ontstaat voor:

    a. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op nabestaandenuitkering, indien de nabestaande op Aruba woont;

    b. de nabestaande, bedoeld in dat artikel, recht op halfwezenuitkering, indien de nabestaande of de halfwees op Aruba woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. het kind, bedoeld in dat artikel, recht op wezenuitkering, indien het kind op Aruba woont.

  • 2. In afwijking van artikel 32b, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet, eindigt het recht op:

    a. nabestaandenuitkering niet, indien de nabestaande op Aruba woont;

    b. halfwezenuitkering niet, indien de nabestaande of de halfwees op Aruba woont dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan;

    c. wezenuitkering niet, indien het kind op Aruba woont.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 20. Tijdelijk recht op uitkering op de Nederlandse Antillen

  • 1. Hoofdstuk 3 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip in ieder geval niet eerder ligt dan drie jaar na inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 21. Tijdelijk recht op uitkering op Aruba

  • 1. Hoofdstuk 4 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip in ieder geval niet eerder ligt dan drie jaar na inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 22. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 1999, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug toten met 1 januari 2000.

Artikel 23. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de dertigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2000 treedt de Wet Beperking export uitkeringen (Wet BEU) in werking (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250, en Besluit van 11 juni 1999, Stb. 251).

Op grond van de Wet BEU is in de materiewetten de bepaling opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur van de exportbeperking afwijkende regels kunnen worden gesteld ten gunste van de verzekerde, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland, dan wel ten gunste van de verzekerde die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

Werkzaamheden verrichten in het algemeen belang

In deze algemene maatregel van bestuur wordt een nadere uitwerking gegeven aan het begrip werkzaamheden verrichten in het algemeen belang.

Hij die deze werkzaamheden verricht is ten eerste de verzekerde in dienst van de Nederlandse overheid. Hierbij kan men denken aan de ambtenaar in dienst van het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap.

Onder de categorie personen die werkzaamheden in het algemeen belang verrichten vallen ten tweede verzekerden die werkzaamheden verrichten voor een organisatie in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Deze organisaties worden door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Ontwikkelingssamenwerking bij ministeriële regeling aangewezen. Deze regeling zal gelijktijdig met de onderhavige algemene maatregel van bestuur in werking treden. Ook missionarissen en zendingswerkers die in het kader van ontwikkelingssamenwerking werkzaamheden verrichten vallen onder deze afwijkende regeling.

Ten derde wordt degene die wordt uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is, dan wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund, geacht werkzaamheden in het algemeen belang te verrichten. Deze organisaties zijn opgenomen in de «Aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in het buitenland» van 6 juni 1989, Stcrt. 121, laatstelijk gewijzigd bij de regeling van 14 augustus 1992, Stcrt. 1992, 158. Deze ministeriële regeling is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Minister van Binnenlandse Zaken getroffen op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989.

Ten vierde vallen ook verzekerden die niet rechtstreeks in dienst van de Nederlandse overheid zijn, maar in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon, waarvan de werkzaamheden verricht worden in het algemeen belang en (grotendeels) worden gefinancierd door het Rijk, onder de afwijkende regeling. Met werkzaamheden in het algemeen belang wordt dan gedoeld op werkzaamheden die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.

Zolang de dienstbetrekking in stand blijft leidt een tijdelijke onderbreking van het feitelijk verrichten van de werkzaamheden in het algemeen belang er voor de toepassing van dit besluit niet toe dat betrokkene niet langer werkzaamheden in het algemeen belang verricht. Van een dergelijke tijdelijke onderbreking kan bijvoorbeeld sprake zijn in geval van ziekte, verlof of weersinvloeden.

Nederlandse Antillen en Aruba

In de algemene maatregel van bestuur is de bepaling opgenomen op grond waarvan de verzekerde die op de Nederlandse Antillen en Aruba woont na inwerkingtreding van de Wet BEU zijn recht op uitkering kan behouden.

Vanuit de doelstelling van de Wet BEU zal met elk land waar uitkeringsrechten kunnen ontstaan dan wel blijven bestaan afspraken gemaakt moeten worden wil dat recht in stand blijven. De Wet BEU koppelt het exporteren van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen aan het sluiten van een verdrag met handhavingsafspraken. Ook voor de Nederlandse Antillen en Aruba wil de regering dat handhavingsafspraken gemaakt worden opdat op de Nederlandse Antillen en Aruba socialeverzekeringsuitkeringen kunnen blijven worden uitbetaald. Omdat het staatsrechtelijk niet mogelijk is dat Nederland met de Nederlandse Antillen en Aruba een verdrag sluit kunnen dergelijke afspraken worden opgenomen in door Nederland met de Nederlandse Antillen en Aruba te sluiten convenanten. Die convenanten bevatten afspraken over de handhaving van uitkeringen die vergelijkbaar zijn met de te maken verdragsafspraken ten aanzien van andere landen. Hierbij kan men denken aan afspraken ten behoeve van de administratieve controle van uitkeringsaanvragen en van betaling van uitkeringen, zoals verificatie van verstrekte inlichtingen en identificatie van de persoon van de uitkeringsgerechtigde c.q. de aanvrager van de uitkering. Verder betreft het afspraken over de medische controle van de uitkeringsgerechtigde, afspraken over de terug- en invordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en afspraken over de inning van socialeverzekeringspremies.

Voor de Nederlandse Antillen en Aruba is gekozen voor een tijdelijk recht op uitkering gedurende een periode van tenminste drie jaar na inwerkingtreding van de Wet BEU. Indien het in die periode niet mogelijk blijkt een convenant met handhavingsafspraken te sluiten, vervalt dit recht op een uitkering op de Nederlandse Antillen en Aruba na die periode. Na sluiting van het convenant zal het recht op uitkering definitief worden.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Werkzaamheden in het algemeen belang

In dit artikel is een begripsomschrijving gegeven, zijnde een limitatieve opsomming, van werkzaamheden die in het algemeen belang kunnen worden verricht. Bij de redactie van dit artikel is, voorzover van toepassing, aangesloten bij de doelgroep van de vrijwillige verzekering werknemersverzekeringen zoals dit bijvoorbeeld is opgenomen in artikel 81, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Hoofdstuk 2. Het recht op een socialeverzekeringsuitkering bij het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang en het niet in Nederland wonen

Artikel 2. Recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet bij werken in het algemeen belang

De verzekerde die werkzaamheden in het algemeen belang verricht en niet in Nederland woont heeft recht op ziekengeld indien hij ongeschikt wordt tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling.

Men kan hierbij denken aan de volgende twee situaties;

a. Degene die in het buitenland woont om werkzaamheden in het algemeen belang te verrichten en ongeschikt wordt voor het verrichten van deze werkzaamheden, krijgt op grond van de Ziektewet recht op ziekengeld en behoudt dit recht zolang zijn dienstbetrekking – uit hoofde waarvan hij de werkzaamheden in het algemeen belang verricht – in stand blijft.

b. Degene die recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet en in het buitenland gaat wonen om aldaar werkzaamheden in het algemeen belang te gaan verrichten behoudt zijn recht op ziekengeld, zolang zijn dienstbetrekking – uit hoofde waarvan hij de werkzaamheden in het algemeen belang verricht – in stand blijft. Uiteraard is in deze situatie de anticumulatiebepaling van artikel 31 van de Ziektewet van toepassing.

Indien het gezinslid recht heeft op ziekengeld en de verzekerde gaat buiten Nederland wonen om werkzaamheden in het algemeen belang te verrichten, behoudt dat gezinslid zijn recht op ziekengeld als hij meeverhuist.

Het recht van het gezinslid van de verzekerde op ziekengeld is gekoppeld aan het hebben van een dienstbetrekking tot het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang van de verzekerde. Heeft deze verzekerde een dergelijke dienstbetrekking dan ontstaat ten gunste van het gezinslid (zijnde de verzekerde die geen werkzaamheden in het algemeen belang verricht) recht op ziekengeld dan wel blijft dat recht bestaan.

Overigens zij opgemerkt dat de noodzaak tot het exporteren van ziekengeld niet vaak aanwezig zal zijn. Slechts in vangnetsituaties bestaat recht op ziekengeld. In de meerderheid van de gevallen zal er sprake zijn van het doorbetalen van het loon, al dan niet, op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De Wet BEU ziet echter niet op deze loondoorbetalingsplicht van de werkgever aangezien hier geen sprake is van een sociale verzekering maar van de arbeidsrechtelijke positie van betrokkene.

Artikel 3. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij werken in het algemeen belang

De arbeidsongeschikten die voor hun resterende verdiencapaciteit werkzaamheden in het algemeen belang (blijven) verrichten dienen – ook als zij niet in Nederland wonen – recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend te krijgen dan wel te behouden. Het ligt evenwel niet in de rede om ten gunste van degene die naast zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering geen werkzaamheden in het algemeen belang (meer) verricht afwijkende regels bij deze algemene maatregel van bestuur te stellen, opdat zij dit recht op uitkering kunnen behouden. Ten gunste van hen wordt in dit besluit dan ook geen regeling getroffen. Zij verliezen het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel er ontstaat geen recht, op het moment dat zij geen werkzaamheden in het algemeen belang (meer) verrichten.

Voorts is het niet gewenst dat zij, die werkzaamheden in het algemeen belang verrichten, geraakt worden door het niet ontstaan dan wel verlies van een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het, in hetzelfde land wonende, gezinslid. Heeft dat gezinslid recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan dient dit recht in stand te blijven zolang de verzekerde valt onder de definitie van het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang en voldoet aan de overige voorwaarden die de wet stelt aan dit recht. Wordt het gezinslid (dat tevens verzekerd is) arbeidsongeschikt en woont het in hetzelfde land waarin de hier bedoelde verzekerde woont, dan dient een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering te kunnen ontstaan.

Artikel 4. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en het recht op een uitkering in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen bij werken in het algemeen belang

De zelfstandige kan naast zijn werkzaamheden als zelfstandige tevens werkzaamheden verrichten in het algemeen belang. Is dit het geval dan kan het recht op (een al dan niet volledige) arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel het recht op uitkering in verband met bevalling ontstaan op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Tevens eindigt het bestaande recht niet in het geval een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van laatstgenoemde wet werkzaamheden in het algemeen belang gaat verrichten en in verband daarmee in het buitenland gaat wonen. Het voorgaande is ook van toepassing op het gezinslid van de verzekerde.

Artikel 5. Recht op toeslag en de hoogte van het bruto-ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet bij werken in het algemeen belang

De mogelijkheid dat pensioengerechtigden op grond van het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang het recht op toeslag en de hoogte van het recht op ouderdomspensioen blijven behouden, alsof zij in Nederland wonen, ligt op dit moment nog niet verankerd in de Wet BEU. Het wetsvoorstel wijzigingswet Wet BEU (kamerstukken II 1999/2000, 26 812) zal hierin voorzien, opdat de wettelijke grondslag voor de algemene maatregel van bestuur op dit punt gelijk wordt getrokken met die in de andere socialeverzekeringswetten. Het voorgestelde artikel 5 loopt op deze wetswijziging vooruit.

Ook voor de pensioengerechtigde bestaat immers de mogelijkheid dat hij naast het bestaande recht op ouderdomspensioen werkzaamheden in het algemeen belang verricht. Is dit het geval dan dient hij het recht op een toeslag ten behoeve van de jongere partner en de hoogte van het recht op ouderdomspensioen niet te verliezen onderscheidenlijk verminderd te zien als gevolg van het niet in Nederland wonen.

Artikel 6. Recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet bij werken in het algemeen belang

Het recht op kinderbijslag is in de Wet BEU afhankelijk gesteld van zowel het verblijf (lees: woonland) van de verzekerde als het verblijf van het kind ten behoeve van wie het recht op kinderbijslag bestaat. Verricht de verzekerde, niet in Nederland, werkzaamheden in het algemeen belang op de eerste dag van het kalenderkwartaal, dan bestaat recht op kinderbijslag, indien het kind in hetzelfde land woont als de verzekerde dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.

Artikel 7. Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet bij werken in het algemeen belang

Recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering buiten Nederland kan ook bestaan indien de nabestaande, de nabestaande of de halfwees onderscheidenlijk het kind werkzaamheden in het algemeen belang verricht. Deze situatie zal zich in de praktijk in het merendeel van de gevallen kunnen voordoen bij de nabestaande. Niet uitgesloten kan echter worden dat ook de halfwees of het ouderloos geworden kind dergelijke werkzaamheden in het buitenland verricht. Is dit het geval dan kan het recht ontstaan dan wel wordt dit recht niet beëindigd. Daarbij geldt voor de halfwezenuitkering nog als voorwaarde dat degene (nabestaande of halfwees) die niet de werkzaamheden in het algemeen belang verricht, woont in hetzelfde land als degene die die werkzaamheden verricht dan wel in Nederland, of een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op halfwezenuitkering kan bestaan.

Hoofdstuk 3 en 4; de artikelen 8 tot en met 19. Recht op een socialeverzekeringsuitkering op de Nederlandse Antillen en op Aruba

Voor een toelichting op deze artikelen kan verwezen worden naar de artikelen 2 tot en met 7, met dien verstande dat het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang geen voorwaarde is voor het recht op een uitkering op de Nederlandse Antillen dan wel op Aruba, maar dat uitsluitend het wonen aldaar bepalend is voor het bestaan van het recht. Dit alles uiteraard onder de voorwaarde dat er een convenant met de Nederlandse Antillen dan wel met Aruba is gesloten als bedoeld in het algemene deel van deze toelichting. Is hiervan echter geen sprake dan vervallen de bepalingen van hoofdstuk 3 dan wel hoofstuk 4 bij een koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat niet voor 1 januari 2003 ligt.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen; de artikelen 20 en 21. Tijdelijk recht op een socialeverzekeringsuitkering op de Nederlandse Antillen en op Aruba

De hoofdstukken 3 en 4 hebben de vorm gekregen van tijdelijk recht. Het ligt niet in de bedoeling dit recht op een socialeverzekeringsuitkering op de Nederlandse Antillen of Aruba op voorhand als tijdelijk te typeren. Op dit moment is echter nog niet te voorzien op welk tijdstip de voor export vereiste convenanten tot stand komen. Zijn beide convenanten afgesloten, dan staat niets meer aan het vervallen van deze twee artikelen in de weg en kan het «tijdelijke» karakter van dit recht op een socialeverzekeringsuitkering op de Nederlandse Antillen of op Aruba worden omgezet in een meer structureel karakter.

Artikel 22. Inwerkingtredingsbepaling

Dit besluit dient op hetzelfde tijdstip in werking te treden als de Wet BEU opdat vanaf 1 januari 2000 het recht op een socialeverzekeringsuitkering kan blijven bestaan dan wel kan ontstaan:

a. voor de verzekerde die in het buitenland woont om werkzaamheden in het algemeen belang te verrichten dan wel voor zijn, in hetzelfde land wonende, gezinslid; en

b. voor de verzekerde die op de Nederlandse Antillen dan wel op Aruba woont.

Tevens is voorzien in de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2000 in het geval dat dit besluit onverhoopt pas na 31 december 1999 in het Staatsblad wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven