Wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Wet voorzieningen gehandicapten in verband met de tweede evaluatie van die wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet voorzieningen gehandicapten te wijzigen in verband met de tweede evaluatie van die wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet voorzieningen gehandicapten1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt onderdeel c vervangen door:

c. woonvoorziening: elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die gehandicapten in het normale gebruik van hun woning ondervinden. Tot de woonvoorziening wordt ook een uitraasruimte gerekend, waaronder verstaan wordt een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

2. Het achtste lid vervalt.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Het gemeentebestuur stelt bij verordening regels vast, die zijn gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de wet met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening worden ten minste geregeld:

    a. dat de reikwijdte van de cliëntenparticipatie betrekking heeft op het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid;

    b. dat de gemeentebesturen tijdig advies vragen aan de lokale platforms over wijziging in de verordening en uitvoeringsregelingen;

    c. welke faciliteiten het gemeentebestuur beschikbaar stelt aan de lokale platforms.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de gevallen en de vorm waarin voorzieningen kunnen worden verleend, waarbij wordt bepaald dat woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 100 000,– niet worden verleend, tenzij weigering van die voorziening gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard;

2. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:

  • 6. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder a, kan door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met ingang van een kalenderjaar worden gewijzigd, indien daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van de prijzen van bouwkundige of woontechnische ingrepen in of aan de woning.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Alvorens op een aanvraag van een woonvoorziening waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45 000,– te besluiten, wint het gemeentebestuur omtrent de noodzaak van deze voorziening advies in van het orgaan, bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is op in die maatregel aan te wijzen voorzieningen.

  • 3. Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

E

Na artikel 10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ten laste van 's Rijks kas aan de gemeente een uitkering verstrekken in de kosten van:

    a. voorzieningen aan gehandicapten die verblijven in een instelling die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is toegelaten;

    b. woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan f 45 000,–.

  • 2. Met betrekking tot het eerste lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen categorieën gemeenten.

Artikel 10b

  • 1. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gegevens die hij met betrekking tot deze wet nodig heeft.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

F

In artikel 22 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven de dertigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1993, 545, laatstelijk gewijzigd bij de wet

van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 435.

Handelingen II 1999/2000, blz. 507–526; 536–556; 600–601.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 435 (35, 35a, 35b, 35c).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 20 december 1999.

Naar boven