Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 597 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1999, 597 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 1 december 1999, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/99/72780;
Gelet op artikel 3, derde en vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 3, derde en vierde lid, van de Ziektewet, artikel 3, derde en vierde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 13, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 6, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel 5, derde en vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1999, nr. W12.99.0600/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst van 21 december 1999, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/99/72780;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 19901 wordt als volgt gewijzigd:
Het bij besluit van 22 januari 1998 (Stb. 47) ingevoegd artikel 4a wordt vervangen door:
1. Als werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt beschouwd de Nederlander die op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a of b, derde lid, onderdeel a, vierde, vijfde of zesde lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken werkzaam is bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, tenzij hij:
a. ten tijde van aanwerving niet in Nederland woonde;
b. buiten Nederland arbeid verricht anders dan de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef; of
c. een uitkering ontvangt op grond van een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid.
2. Als werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt beschouwd de particuliere bediende die in dienst is van de in het eerste lid bedoelde verzekerde, tenzij hij:
a. onderdaan is van de ontvangende staat;
b. ten tijde van aanwerving niet in Nederland woonde;
c. buiten Nederland arbeid verricht anders dan uit hoofde van vorenbedoelde dienstbetrekking; of
d. een uitkering ontvangt op grond van een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid.
Artikel 4b wordt vervangen door:
1. Als werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt beschouwd de Nederlander, voorzover niet reeds begrepen onder artikel 4a, die uit hoofde van een dienstbetrekking met een Nederlands publiekrechtelijke rechtspersoon buiten Nederland arbeid verricht ten behoeve van die rechtspersoon, tenzij hij:
a. ten tijde van aanwerving niet in Nederland woonde;
b. buiten Nederland arbeid verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking;
c. een uitkering ontvangt op grond van een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid; of
d. werkzaam is bij een door Onze Minister, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te wijzen volkenrechtelijke organisatie en op hem een regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt als werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering beschouwd de Nederlander die in dienst is van een publiekrechtelijke rechtspersoon op de Nederlandse Antillen of Aruba mits hij door de Nederlandse overheid is uitgezonden.
Het bij besluit van 27 april 1998 (Stb. 307) ingevoegde artikel 4a wordt vernummerd tot artikel 4c.
Artikel 6 wordt vervangen door:
1. Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt niet beschouwd de diplomatiek ambtenaar en de consulaire ambtenaar, niet zijnde honorair consul, van een andere mogendheid, tenzij zij:
a. in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking; of
b. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
2. Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen worden niet beschouwd de naar Nederland uitgezonden leden van het administratieve, technische en bedienende personeel van de diplomatieke zending of de consulaire post van een andere mogendheid, indien zij korter dan tien jaar in Nederland werkzaam zijn, tenzij zij:
a. Nederlander zijn;
b. ten tijde van aanwerving in Nederland woonden;
c. in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten anders dan de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef; of
d. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
3. Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen worden niet beschouwd de leden van het administratieve, technische en bedienende personeel van de diplomatieke zending of de consulaire post van een andere mogendheid alsmede de particuliere bedienden die in dienst zijn van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, of van de leden van het personeel, bedoeld in het tweede lid, indien zij reeds vóór 1 augustus 1987 als zodanig in dienst waren, en vanaf 1 augustus 1987 als zodanig onafgebroken in dienst zijn, tenzij zij:
a. in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten anders dan de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef; of
b. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
In afwijking van de eerste zin worden de daar genoemde leden en particuliere bedienden als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen beschouwd indien zij dit reeds op 31 juli 1987 waren.
4. Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt niet beschouwd de particulier bediende die in dienst is van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, of van de leden van het personeel, bedoeld in het tweede lid, indien hij korter dan tien jaar in Nederland werkzaam is en op hem het stelsel van sociale verzekering van een andere mogendheid van toepassing is, tenzij hij:
a. Nederlander is;
b. ten tijde van aanwerving in Nederland woonde;
c. in Nederland arbeid in dienstbetrekking verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking; of
d. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt.
Artikel 7 wordt vervangen door:
1. Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt niet beschouwd de persoon die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie en op wie de regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is, tenzij hij:
a. in Nederland arbeid in dienstbetrekking verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking; of
b. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt.
2. De volkenrechtelijke organisaties, bedoeld in het eerste lid, worden door Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken, aangewezen.
Artikel 13 wordt vervangen door:
Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt niet beschouwd de persoon die niet in Nederland woont en die ter zake van als musicus of anderszins als artiest in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen, indien hij die arbeid voor korte duur in Nederland verricht.
Het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt vervangen door:
Voor de toepassing van de wet wordt mede verstaan onder ingezetene: de persoon, die buiten Nederland woont en die op grond van artikel 2, 3, 5 of 8 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen.
Artikel 4 wordt vervangen door:
Voor de toepassing van de wet wordt niet verstaan onder ingezetene: de persoon, die op grond van artikel 13, 14, 15, 16, 18 of 20 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 niet verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen.
Artikel 13, derde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 19993 wordt vervangen door:
3. Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen zijn de leden van het administratieve, technische en bedienende personeel van de diplomatieke zending of de consulaire post van een andere mogendheid alsmede de particuliere bedienden die in dienst zijn van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, of van de leden van het personeel, bedoeld in het tweede lid, indien zij reeds vóór 1 augustus 1987 als zodanig in dienst waren, en vanaf 1 augustus 1987 als zodanig onafgebroken in dienst zijn, tenzij zij:
a. in Nederland arbeid verrichten anders dan de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef; of
b. een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
In afwijking van de eerste zin zijn de daar genoemde leden en particuliere bedienden verzekerd op grond van de volksverzekeringen indien zij dit reeds op 31 juli 1987 waren.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000. De artikelen II en III werken terug tot en met 1 januari 1999.
2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2000, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2000, met uitzondering van de artikelen II en III, die terug werken tot en met 1 januari 1999.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de dertigste december 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Verzekerd voor de werknemersverzekeringen (de Ziektewet (hierna: ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) en de Werkloosheidswet (hierna: WW) is de werknemer die jonger is dan 65 jaar en die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking werkt. Vervult hij die dienstbetrekking echter buiten Nederland, dan is er in beginsel geen sprake van verzekeringsplicht tenzij hij in Nederland woont en zijn werkgever eveneens in ons land woont of gevestigd is.
Bij algemene maatregel van bestuur kan van deze hoofdregels worden afgeweken. Een dergelijk besluit bestaat al enkele decennia en is in 1989 voor de laatste keer algeheel herzien (Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990, kortweg KB 402).
Een soortgelijk besluit is in het verleden ten behoeve van de volksverzekeringen in het leven geroepen. De laatste algehele herziening van dat besluit vond plaats in 1998 (Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, kortweg KB 746).
Enkele groepen van personen die hun verzekeringspositie, voorzover het de volksverzekeringen betreft, aan dit besluit ontlenen, zijn waar het gaat om het beoordelen van de verzekeringspositie van de werknemersverzekeringen, aangewezen op KB 402. Voorzover de uitgangspunten van volksverzekeringen en werknemersverzekeringen daartoe de ruimte bieden, hebben opeenvolgende kabinetten er in het verleden naar gestreefd de bepalingen die op deze groepen van personen van toepassing zijn, in beide besluiten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. De achterliggende gedachte daarbij was en is, de regelgeving terzake voor de belanghebbenden zelf en de uitvoeringsinstanties niet nodeloos ingewikkeld te maken.
Als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 1999 van KB 746 zijn voor enkele groepen van personen zoals hiervoor bedoeld, de verzekerings- respectievelijk de uitsluitingsvoorwaarden voor de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen niet meer gelijkluidend. Dit wijzigingsbesluit strekt er onder meer toe die gelijkluidendheid weer tot stand te brengen door de bepalingen in KB 402 voor ambassadepersoneel, personeel dat werkzaam is bij volkenrechtelijke organisaties en voor degenen die als musicus of als artiest werkzaam zijn, bij te stellen.
Omdat in KB 746 ten opzichte van het besluit dat daaraan voorafging, het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989, enkele vernummeringen van artikelen hebben plaats gevonden, dient een tweetal artikelen van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong te worden aangepast.
Tot slot dient dit wijzigingsbesluit ertoe een aanpassing in artikel 13, derde lid, van het KB 746 te realiseren.
De wijzigingen in de verzekeringsvoorwaarden van een aantal personeelsleden die werkzaam zijn in ambassades en consulaten in Nederland per 1 januari 1999 (artikel 13 van KB 746) hebben vanaf 1 januari 2000 consequenties voor de premieplicht. De regering heeft namelijk bij de totstandkoming van het nieuwe besluit bepaald dat de personeelsleden die het treft, gedurende een jaar de tijd zouden krijgen in te spelen op de nieuwe financiële situatie. Om werknemersverzekeringen en volksverzekeringen, ook wat betreft de premieplicht, parallel te laten lopen, is het noodzakelijk de voorstellen in dit wijzigingsbesluit ook op 1 januari 2000 in werking te laten treden. Uitstel tot een later tijdstip zou betekenen dat sommige personen uit de groepen waar het hier om gaat, straks bijvoorbeeld wel verzekerings- en premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen maar niet voor de werknemersverzekeringen. Een dergelijke situatie zou immers resulteren in «een beetje» Nederlandse verzekeringsplicht terwijl er geen onderscheid wordt gemaakt in de verzekeringsvoorwaarden tussen werknemersverzekeringen en volksverzekeringen terzake. Een dergelijke situatie is bovendien onwenselijk omdat het ten zeerste verwarrend zal uitwerken naar degenen die het treft.
Artikel I. Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 (KB 402)
Onderdeel A: artikel 4a van KB 402
In het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, met twee Protocollen; Wenen, 18 april 1961 (Trb. 1962,159) – kortweg het Verdrag van Wenen diplomatiek – is een aantal diplomatieke voorrechten en immuniteiten opgenomen, die beogen diplomatieke zendingen als vertegenwoordigers van hun staten doelmatig te laten functioneren. Onder die immuniteiten valt de vrijstelling van in de ontvangende staat van kracht zijnde voorschriften op het terrein van de sociale verzekeringen.
Nederland, dat voornoemd verdrag heeft geratificeerd, is derhalve gehouden van de werknemersverzekeringen uit te zonderen de buitenlandse diplomatieke ambtenaren van hier te lande gevestigde diplomatieke zendingen (ambassades) en nader in het verdrag genoemde personen.
Een en ander is onder meer geregeld in artikel 6 van KB 402. Artikel 4a regelt de spiegelbeeldsituatie van artikel 6, namelijk de socialeverzekeringspositie van de Nederlandse diplomatieke ambtenaren in het buitenland. Deze ambtenaren dienen, mede gelet op de immuniteiten en voorrechten jegens de ontvangende staat, terug te kunnen vallen op de sociale bescherming in Nederland.
Dit geldt eveneens voor wat betreft de leden van de Nederlandse consulaire posten in den vreemde, gelet op het door Nederland geratificeerde Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen, met twee protocollen; Wenen, 24 april 1963 (Trb. 1981, 143), kortweg het Verdrag van Wenen consulair. Verzekeringsplicht voor overheidspersoneel op grond van de werknemersverzekeringen geldt vooralsnog uitsluitend voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de WAO). Sinds 1 januari 1998 is namelijk die wet op grond van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (hierna: de OOW) op hen van toepassing geworden. De verzekeringsplicht voor deze groep van personen zal per 1 januari 2001 worden uitgebreid met de Ziektewet en de Werkloosheidswet. Zie hiertoe de artikelen 2 en 3 van het Faseringsbesluit overheidswerknemers onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet en het besluit van 17 juli 1999 tot vaststelling van het tijdstip van aanvang van fase 2 en fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Stb. 354).
Artikel 4a, eerste lid (vergelijk artikel 2, eerste lid, van het KB 746)
Het eerste lid regelt de verzekering van personen die werkzaam zijn bij een van de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland. Onder deze vertegenwoordigingen worden verstaan de vaste en de tijdelijke diplomatieke zendingen, de consulaire posten en de permanente vertegenwoordigingen van ons land bij internationale organisaties. De personen worden nader omschreven in het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken. De uitbreiding geldt uitdrukkelijk niet voor de personen die bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk als lokaal aangeworven werknemer werkzaam zijn. De band met Nederland van de betreffende groep is te gering om de Nederlandse werknemersverzekeringen (lees: de WAO) op hen van toepassing te achten. Evenmin zijn verzekerd de personen die tevens andere werkzaamheden verrichten dan uit hoofde van hun functie voor de Nederlandse vertegenwoordiging of die een buitenlandse wettelijke uitkering ontvangen.
Artikel 4a, tweede lid (vergelijk artikel 2, vierde lid, van het KB 746)
In het tweede lid wordt geregeld dat particuliere bedienden van de in het eerste lid bedoelde personen zijn verzekerd krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering tenzij zij onderdaan zijn van de ontvangende staat, buiten Nederland zijn aangeworven, buiten ons land arbeid verrichten anders dan uit hoofde van eerderbedoelde dienstbetrekking dan wel een uitkering ontvangen op grond van een buitenlandse wettelijke socialeverzekeringsregeling. Een en ander is af te leiden uit artikel 33, tweede lid, van het Verdrag van Wenen diplomatiek. Ten aanzien van die particuliere bedienden wordt een zodanige band met het woonland verondersteld, dat niet door de enkele indiensttreding bij een Nederlandse werkgever verzekeringsplicht dient te ontstaan. Dit laat onverlet hetgeen in Verordening (EEG) nr. 1408/71 is vastgelegd of in bilaterale verdragen is overeengekomen.
Onderdeel B: artikel 4b van KB 402
Naast de in artikel 4a genoemde groep van onder meer diplomaten zijn er ook andere Nederlandse ambtenaren die buiten Nederland arbeid verrichten: zij blijven op grond van dit artikel verzekerd voor de WAO. Het moet wel gaan om werkzaamheden die ten behoeve van een Nederlands publiekrechtelijke rechtspersoon worden verricht.
Artikel 4b, eerste lid (vergelijk artikel 3, eerste lid, van het KB 746)
Het eerste lid regelt de verzekeringspositie van de Nederlandse ambtenaar die zijn werkzaamheden voor de Nederlandse overheid buiten ons land verricht. Aan de verzekering worden beperkende voorwaarden gesteld: deze voorwaarden brengen tot uitdrukking dat als de desbetreffende personen een onvoldoende band met Nederland hebben er onvoldoende aanleiding is om hen onder de Nederlandse werknemersverzekeringen te brengen of te houden. Evenals dit in het eerste lid van artikel 4a is vermeld, geldt de uitbreiding niet voor personen die buiten Nederland zijn aangeworven (a). Hiermee wordt niet bedoeld dat de arbeidsovereenkomst buiten Nederland is gesloten, maar dat de persoon buiten Nederland woonachtig was toen hij voor de dienstbetrekking bij de Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon werd aangeworven. Evenmin zijn verzekerd de personen die tevens andere werkzaamheden verrichten dan uit hoofde van hun functie voor de Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon (b), dan wel die een socialeverzekeringsuitkering ontvangen krachtens een buitenlandse wettelijke regeling (c). Deze personen vallen onder de sociale bescherming van het land waar men werkt of waarvan men een uitkering ontvangt.
Met de beperking van onderdeel d wordt bereikt dat ambtenaren die – al dan niet onder condities van buitengewoon verlof – naar het buitenland worden uitgezonden voor het werken bij een aangewezen volkenrechtelijke organisatie, niet verzekerd zijn voor de WAO. Hoewel in formele zin de dienstbetrekking met de Nederlandse overheid gedurende hun afwezigheid gehandhaafd blijft en hun arbeid in opdracht van de Nederlandse overheid dan wel in het kader van het Nederlandse overheidsbeleid wordt verricht, is daarvan in materiële zin nauwelijks sprake. De ambtenaren treden in dienst van volkenrechtelijke organisaties en vallen op grond daarvan onder het socialeverzekeringsstelsel van die organisaties. De hier bedoelde beperkende voorwaarde strekt ter voorkoming van dubbele verzekering. Omdat niet alle volkenrechtelijke organisaties beschikken over een volgens Nederlandse maatstaven volwaardig stelsel van sociale zekerheid, is de bevoegdheid opgenomen om organisaties die wel over zo'n stelsel beschikken, aan te wijzen.
Artikel 4b, tweede lid (vergelijk artikel 3, tweede lid, van het KB 746)
Het tweede lid is bedoeld voor een speciale categorie van ambtenaren: ten aanzien van iemand die weliswaar formeel in dienst blijft van de Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon maar die daarnaast in niet-Nederlandse overheidsdienst treedt en voor die overheid gaat werken, eindigt de Nederlandse verzekeringsplicht. Door het verrichten van laatstbedoelde werkzaamheden onderwerpt de desbetreffende persoon zich immers aan het wettelijke socialezekerheidsstelsel van het land waartoe die overheidsdienst behoort. Een uitzondering daarop vormt de ambtenaar die in opdracht van de Nederlandse overheid gaat werken en daartoe in dienst treedt bij de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse overheid. Deze groep blijft Nederlands verzekerd. Met de overzeese Rijksdelen is afgesproken dat deze groep niet aldaar, maar in Nederland onder de sociale bescherming valt.
Onderdeel C: artikel 4c van KB 402
Er bestaan op dit moment twee artikelen 4a. Het artikel 4a dat bij besluit van 27 april 1998 (Stb. 307) is ingevoegd (inzake de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van de Vreemdelingenwet), wordt vernummerd tot artikel 4c.
Onderdeel D: artikel 6 van KB 402
In dit artikel wordt de positie geregeld van personeel van buitenlandse ambassades en consulaten in Nederland. Het betreft hier de spiegelbeeldsituatie van artikel 4a dat de verzekeringspositie regelt van het personeel verbonden aan Nederlandse ambassades in het buitenland.
In de nieuwe formulering zijn evenals bij de vorige regeling de voorschriften van het Verdrag van Wenen diplomatiek en van het Verdrag van Wenen consulair betreffende vrijstelling van verplichte deelname aan de sociale verzekering in acht genomen.
Artikel 6, eerste lid (vergelijk artikel 13, eerste lid, van het KB 746)
Het eerste lid regelt dat buitenlandse diplomaten en leden van de consulaire post niet verzekerd zijn. Onder diplomatiek en consulair personeel wordt verstaan het hoofd van de zending of een lid van het diplomatieke of consulaire personeel. Indien de ambtenaar anders dan uit hoofde van zijn functie voor een buitenlandse mogendheid, werkzaamheden in Nederland gaat verrichten of een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt, is hij verzekeringsplichtig voor de werknemersverzekeringen.
Artikel 6, tweede lid (vergelijk artikel 13, tweede lid, van het KB 746)
Het tweede lid regelt de uitsluiting van de verzekering van het administratieve, technische en bedienende personeel van de buitenlandse diplomatieke zending of consulaire post. De betreffende leden die niet beschikken over een diplomatieke of consulaire status zijn niet verzekerd, indien zij korter dan tien jaar in Nederland werkzaam zijn. Met deze voorwaarde wordt invulling gegeven aan het begrip duurzaam verblijf houden zoals is verwoord in artikel 33, tweede lid, onderdeel a, van het Verdrag van Wenen diplomatiek. In het Verdrag van Wenen consulair ontbreekt een dergelijke bepaling.
Wanneer een uitgezonden personeelslid langer dan tien jaar in Nederland bij een ambassade of consulaat van eenzelfde land werkzaam is, wordt hij geacht duurzaam in Nederland te wonen. Het Nederlandse socialeverzekeringsstelsel in casu de werknemersverzekeringen is op hem van toepassing.
Van personeel van buitenlandse ambassades dat in Nederland is aangeworven, mag in het algemeen worden aangenomen dat het in ons land woont. Maar ook van personeel dat is uitgezonden door een staat om in Nederland te werken kan soms worden gezegd dat het na verloop van tijd in Nederland woont.
Gebruikelijk is dat een personeelslid van een ambassade gedurende een periode van drie tot vier jaar voor tewerkstelling in een ander land wordt uitgezonden. Niet ongebruikelijk is dat aansluitend een verlenging plaatsvindt met nog zo'n periode. Indien de tewerkstelling aanmerkelijk langer duurt en er geen concreet uitzicht bestaat op terugkeer of vertrek, is bijna altijd sprake van wonen in Nederland.
Omdat niet ieder land eenzelfde periode van uitzending hanteert wordt in dit lid aangenomen dat van verzekering voor uitgezonden administratief, technisch en bedienend personeel (en op grond van het vierde lid) uitgezonden particuliere bedienden van ambassades en consulaten sprake is, indien men langer dan tien jaar in Nederland werkt. Deze groep wordt dan dus verzekerd voor de werknemersverzekeringen ongeacht de nationaliteit die zij hebben.
In een aantal gevallen wordt echter voorbij gegaan aan de periode van tien jaar als het gaat om het tijdstip waarop de Nederlandse verzekeringsplicht een aanvang neemt. Dat is het geval wanneer het desbetreffende personeelslid de Nederlandse nationaliteit bezit dan wel op het moment van de aanwerving in Nederland woonde dan wel buiten zijn werkzaamheden bij de ambassade of het consulaat in Nederland nog ander werk in dienstbetrekking verricht of indien hij een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt. Deze voorwaarden leiden er zonder meer toe dat men als werknemer wordt aangemerkt en dus verzekeringsplichtig is.
Wat het nationaliteitscriterium betreft: onderdanen van EU-/EER-staten of staten waarmee Nederland een sociaalzekerheidsverdrag heeft gesloten, worden met Nederlanders gelijk gesteld. Deze nationaliteitsgelijkstelling geldt daardoor – behalve voor EU-/EER-onderdanen – voor onderdanen van Australië, Bosnië-Herzegovina, Canada, Chili, Israël, de Federale Republiek Joegoslavië, Kaapverdië, Kroatië, Marokko, Nieuw-Zeeland, Slovenië, Tunesië, Turkije, U.S.A., Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Zwitserland. Op grond van de Europese Interimovereenkomsten worden voorts de onderdanen van Cyprus met Nederlanders gelijkgesteld.
In de meeste internationale regelingen voor sociale zekerheid wordt de wetgeving van de werkstaat als de toepasselijke aangewezen. Voor een lid van het administratief, technisch en bedienend personeel van een ambassade of een consulaat van een EU-/EER-staat geldt evenwel dat hij kan kiezen voor toepassing van de sociale wetgeving van die staat. Voorwaarde is dat hij onderdaan is van die staat. Dit betekent bijvoorbeeld dat bedienend personeel van de Griekse ambassade in Den Haag met de Griekse nationaliteit Nederlands verzekerd is, tenzij men kiest voor toepassing van de Griekse wetgeving.
Ook in bilaterale verdragen wordt aan bepaalde functionarissen een dergelijk keuzerecht toegekend. Dit geldt voor functionarissen van Bosnië-Herzegovina, Canada, de Federale Republiek Joegoslavië, Kaapverdië, Kroatië, Marokko, Slovenië, Tunesië, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Zwitserland. In relatie tot Turkije geldt het keuzerecht op basis van artikel 17 van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid. Hierbij wordt opgemerkt dat er in de Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de verdragen termijnen zijn gesteld waarbinnen de keuze moet worden gemaakt.
Artikel 6, derde lid (vergelijk artikel 13, derde lid, van het KB 746)
Toen in 1987 werd besloten om uitvoering te gaan geven aan de invulling van het begrip «duurzaam verblijvend» zoals dat wordt gehanteerd in de Verdragen van Wenen diplomatiek en consulair van respectievelijk 1961 en 1963 is daarvan door de Nederlandse regering aan alle in ons land gevestigde ambassades en consulaten mededeling gedaan bij brief van 16 maart 1987. Tevens is in die brief er op gewezen dat aan de eenmaal toegekende rechten van eerderbedoelde personeelsleden niet zou worden getornd. In de praktijk kwam die toezegging er op neer dat – voorzover het de socialeverzekeringspositie van die personen betreft – degene die tot 1 augustus 1987 niet als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen werd aangemerkt, een dergelijke status ook na die datum niet zal verkrijgen mits men niet van werkgever verandert. Was men echter voor 1 augustus 1987 wel als werknemer aan te merken in de zin van de werknemersverzekeringen en dus verzekeringsplichtig voor de WW, de ZW en de WAO, dan diende die situatie – rekening houdend met de omstandigheid dat men tussentijds niet van werkgever had gewisseld – ook na die datum onverminderd voort te duren. Deze toezegging heeft nimmer een wettelijke basis gekregen. Om elk misverstand voor de toekomst uit te sluiten wordt deze omissie door middel van dit artikellid opgeheven.
Artikel 6, vierde lid (vergelijk artikel 13, vierde lid, van het KB 746)
De voorwaarden op grond waarvan particuliere bedienden niet verzekeringsplichtig zijn voor de werknemersverzekeringen, zijn identiek aan die voor de leden van het administratieve, technische en bediende personeel in het tweede lid. Voor uitsluiting van de verzekering wordt hier echter bovendien de eis gesteld dat de particuliere bediende verzekerd dient te zijn op grond van het stelsel van een andere mogendheid. Overigens wordt verwezen naar de toelichting bij het tweede lid.
Onderdeel E: artikel 7 van KB 402
Personen die werken bij een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie zijn, ongeacht hun nationaliteit, van de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen uitgesloten indien het socialezekerheidsstelsel van de organisatie op hen van toepassing is. De uitsluiting is gebaseerd op de zetelovereenkomst die tussen Nederland en de organisatie is gesloten. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat de rechtspositie van deze personen in Nederland in vele opzichten te vergelijken is met voornoemde, hier te lande wonende buitenlandse leden van in Nederland gevestigde diplomatieke zendingen, hun gezinsleden en nagelaten betrekkingen. Zo genieten bijvoorbeeld functionarissen van volkenrechtelijke organisaties en hun gezinsleden in Nederland enige voorrechten die met die van diplomatiek personeel zijn te vergelijken.
Indien hun dienstbetrekking eindigt, dienen de buitenlandse onderdanen in beginsel Nederland te verlaten; een en ander geldt niet voor EU-onderdanen. Voorts hebben alle buitenlandse onderdanen voor hun ambtshandelingen een bijzondere immuniteit voor jurisdictie en zijn zij vrijgesteld van Nederlandse militaire dienst en in het algemeen wat hun salaris betreft van de heffing van inkomstenbelasting.
Artikel 7, eerste lid (vergelijk artikel 14, eerste lid, van het KB 746)
Uit de formulering van het eerste lid blijkt, dat het niet verplicht verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen slechts geldt indien de betrokkene uitsluitend werkzaam is bij die volkenrechtelijke organisatie. Van verzekeringsplicht voor WW, WAO en ZW is wel sprake, zodra hij (mede) andere werkzaamheden in dienstbetrekking dan die als hier bedoeld, gaat verrichten. Dat geldt ook voor de persoon die een uitkering op grond van een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt.
Artikel 7, tweede lid (vergelijk artikel 14, tweede lid, van het KB 746)
Met een volkenrechtelijke organisatie wordt bedoeld een intergouvernementele instelling, die door nationale overheden is opgericht en waarbij landen zich kunnen aansluiten. De aanwijzing van volkenrechtelijke organisaties vindt plaats bij ministeriële regeling naar aanleiding van de zetelovereenkomst.
Bij de beoordeling van de vraag of iemand al dan niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen indien hij werkzaam is bij een volkenrechtelijke organisatie, speelt de aard van de dienstbetrekking geen rol: van belang is wel dat de socialezekerheidsregeling van de organisatie op hem of haar van toepassing is.
Degenen die werkzaam zijn bij een volkenrechtelijke organisatie ontlenen hun verzekeringspositie aan hetgeen op grond van de zetelovereenkomst tussen Nederland en de organisatie in de praktijk is geregeld. De omstandigheid dat de organisatie al dan niet in de eerderbedoelde ministeriële regeling wordt vermeld, is in dit verband geen maatstaf.
Onderdeel F: artikel 13 van KB 402 (vergelijk artikel 19 van het KB 746)
Als werknemer wordt beschouwd degene die nog geen 65 jaar is en die in een privaatrechtelijke of in een publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Dat geldt in beginsel ook voor een musicus of een artiest. Het wordt echter niet zinvol geacht dat ter zake van incidentele optredens van in het buitenland wonende musici en artiesten verzekering ontstaat.
De uitvoeringsinstanties moeten bij het beoordelen van de verzekeringspositie van de hier bedoelde musici en artiesten vaststellen of er sprake is van een dienstbetrekking en of de arbeid in Nederland uit hoofde van deze dienstbetrekking van korte duur is. Om te bepalen wat hier onder «korte duur» moet worden verstaan, is aangesloten bij de belastingwetgeving. Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 (artikel 26a, eerste lid) wordt het loon van de niet in Nederland wonende musicus of artiest belast tegen een speciaal tarief indien een overeenkomst van korte duur is aangegaan. In de uitvoeringspraktijk wordt onder dit laatste een termijn van ten hoogste drie maanden verstaan. Voor de toepassing van dit artikel dient een dergelijke termijn eveneens te worden gehanteerd om te kunnen vaststellen of er sprake is van in dienstbetrekking verrichte arbeid in Nederland die van korte duur is. De overeenkomst of de dienstbetrekking zelf hoeft niet van korte duur te zijn.
De arbeid in Nederland omvat overigens niet alleen de optredens maar ook de daarmee samenhangende in Nederland verrichte werkzaamheden, zoals repetities.
Overigens sluit deze bepaling aan bij internationale afspraken inzake sociale zekerheid, op grond waarvan de persoon die in verschillende landen arbeid verricht, is aangewezen op de wetgeving van het land waar hij woont.
Onderdeel G: artikel 16 van KB 402
Artikel 16 van KB 402 regelt de verzekeringspositie van personeel, werkzaam bij het in Nederland gevestigde kantoor van Aramco Overseas Company. Omdat de betreffende vestiging in ons land sedert enige jaren geen personeel meer in dienst heeft op wie deze uitzonderingsbepaling van toepassing zou kunnen zijn, kan deze bepaling vervallen.
Artikel II. Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong
De artikelen 2 en 4 van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong
De wijzigingen in beide bepalingen betreffen technische aanpassingen die noodzakelijk zijn in verband met het inwerking treden van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 per 1 januari 1999.
Artikel III. Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746)
Artikel 13, derde lid, van KB 746
Met de inwerkingtreding van het KB 746 per 1 januari 1999 is in artikel 13, derde lid, de socialeverzekeringspositie geformaliseerd van degenen die vòòr 1 augustus 1987 reeds in dienst waren bij een in Nederland gevestigde ambassade of consulaat van een vreemde mogendheid en die daar sindsdien als zodanig onafgebroken werkzaam zijn. Het gaat daarbij om personen die behoren tot het administratief, technisch en bedienend personeel alsmede particuliere bedienden.
Toen in 1987 werd besloten om uitvoering te gaan geven aan de invulling van het begrip «duurzaam verblijvend» zoals dat wordt gehanteerd in de Verdragen van Wenen diplomatiek en consulair van respectievelijk 1961 en 1963 is daarvan door de Nederlandse regering aan alle in ons land gevestigde ambassades en consulaten mededeling gedaan bij brief van 16 maart 1987. Tevens is in die brief er op gewezen dat aan de eenmaal toegekende rechten van eerderbedoelde personeelsleden niet zou worden getornd. In de praktijk kwam die toezegging – voorzover het ging om de socialeverzekeringspositie van die personen – er op neer dat men ook na 1 augustus van dat jaar niet als verzekeringsplichtige zou worden aangemerkt voor de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving. Omdat er in de loop van de jaren daarna in de praktijk veel onduidelijkheden zijn ontstaan over de verzekeringspositie van deze groep van personen achtte de regering het zinvol aan de toezegging uit 1987 na zoveel jaren een wettelijke grondslag te geven. Het derde lid voorziet daarin.
Omdat niet geheel is uit te sluiten dat een enkel personeelslid als hierbedoeld, vóór 1 augustus 1987 toch verzekerd was op grond van het in ons land geldende sociale verzekeringsstelsel acht het kabinet het wenselijk het betreffende artikellid zodanig te redigeren dat ook hun verzekeringspositie een wettelijke grondslag krijgt. Deze wijziging voorziet daarin. In dit lid wordt afgezien van de voorwaarde dat de uitsluiting van Nederlandse verzekeringsplicht niet geldt voor degenen die Nederlander zijn. Het opnemen van een dergelijke voorwaarde zou namelijk het doel van deze bepaling, namelijk recht doen aan de inhoud van de brief van 16 maart 1987, grotendeels tenietdoen. Met de Nederlandse nationaliteit wordt namelijk gelijkgesteld de nationaliteit van EU-onderdanen en onderdanen van landen waarmee ons land een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten. Door de nationaliteitseis te stellen zouden al deze personen op grond van die voorwaarde alsnog Nederlands verzekeringsplichtig worden, en dat is, als zij voor 1 augustus 1987 juist niet verplicht verzekerd waren, niet de bedoeling.
Dit besluit dient op 1 januari 2000 in werking te treden. De wijziging van het KB 746 en van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong dient terug te werken tot en met het tijdstip van inwerkingtreding van het KB 746, te weten 1 januari 1999.
De wijzigingen van het Besluit uitbreiding en beperking kring ingezetenen Wajong (BUB Wajong) zoals die in artikel II zijn verwoord, betreffen een wijziging van artikelen waarin verwezen wordt naar de voorganger van het KB 746. Het gaat hier uitsluitend om het inlopen van de achterstand die het BUB Wajong heeft opgelopen ten opzichte van KB 746 en het aldus achteraf legaliseren van de uitvoeringspraktijk per 1 januari 1999.
In de toelichting op artikel III is reeds aangegeven dat de tekst van artikel 13, derde lid, van KB 746, zoals dat vanaf 1 januari 1999 gold, een niet volledig juiste vertaling was van de mededeling gedaan bij de brief van 16 maart 1987. De nu voorgestelde aanpassing maakt aan deze omissie een einde. Hiermee wordt bovendien recht gedaan aan de wensen die de doelgroep terzake van hun verzekeringspositie in het verleden heeft ingenomen. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst ten behoeve van administratief, technisch en bedienend personeel en voor particuliere bedienden begin 1999 is deze, niet belastende, wijziging toegezegd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2000, nr. 7.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-597.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.