Besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen in de Wet belastingen op milieugrondslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 december 1999 nr. WV 99/2234M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel XXVIII, derde lid, van de Wet van 22 december 1999, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2000) (Stb. 579);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel VII, onderdelen B en D, onder 3, van de Wet van 22 december 1999, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2000) (Stb. 579) treden in werking met ingang van 1 januari 2000.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de dertigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Met de Wet van 22 december 1999, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2000) (Stb. 579) is een aantal maatregelen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) opgenomen, waarvan de inwerkingtreding plaatsvindt bij koninklijk besluit. Een van die maatregelen betreft de invoering van een belastingtarief in de grondwaterbelasting voor bedrijven die een gecombineerde inrichting zijn voor grondwaterwinning met voorschakeling van oeverfiltratie en diepinfiltratie.

De desbetreffende bepalingen treden in werking met ingang van 1 januari 2000.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven