Wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf naar aanleiding van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit, alsmede naar aanleiding van een evaluatie van de doelmatigheid van de wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf te wijzigen in verband met de bevindingen van een onderzoek van de wet in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit, alsmede naar aanleiding van een evaluatie van de doelmatigheid van de wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet assurantiebemiddelingsbedrijf1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Zo spoedig mogelijk na afloop van elk kalenderjaar doet de Raad mededeling van de namen van de tussenpersonen die op 31 december van dat jaar in het register stonden ingeschreven, door opname van deze gegevens in een door de zorg van de Raad tegen vergoeding van de kosten algemeen verkrijgbaar te stellen lijst. De Raad vermeldt daarbij tenminste het nummer van de inschrijving alsmede aan welke van de in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde vakbekwaamheidseisen de tussenpersoon of de feitelijk leider voldoet. Gelijktijdig doet de Raad mededeling van de in dat jaar doorgehaalde inschrijvingen. Tussentijds kan de Raad mededeling doen van wijzigingen.

B. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het cijfer «1» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid komt te vervallen.

C. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. De verzekeraar die door een tussenpersoon voor de eerste maal wordt benaderd met een voorstel tot het sluiten van een verzekering gaat slechts tot behandeling van dat voorstel over indien hij zich ervan heeft vergewist dat de tussenpersoon is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2. De verzekeraar gaat één maal per jaar na of de tussenpersoon, door wiens bemiddeling hij een verzekering heeft gesloten die nog niet is beëindigd, nog in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is ingeschreven.

  • 3. Indien uit de in het tweede lid bedoelde controle blijkt dat een tussenpersoon niet meer in het register is ingeschreven, gaat de verzekeraar niet meer over tot het in behandeling nemen van diens voorstellen tot het sluiten van verzekeringen.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de faillissementscurator van een tussenpersoon. Deze verstrekt aan de verzekeraar een bewijsstuk waaruit zijn aanstelling als curator blijkt.

D. Artikel 13 komt te vervallen.

E. Artikel 14, vierde lid, komt te vervallen.

F. Artikel 15 komt te vervallen.

G. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, tweede volzin, en derde lid komen te vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

H. In artikel 18 wordt «de artikelen 10, 12, 13, 14 en 17» vervangen door: de artikelen 10, 12, 14 en 17.

I. Artikel 21, elfde lid, komt te luiden:

  • 11. Indien de richtlijn op de aanvrager van toepassing is en de aanvrager blijkens een verklaring als bedoeld in artikel 9 van de richtlijn voldoet aan de artikelen 4, 5, tweede lid, eerste gedachtestreep, 7 en 8 van de richtlijn, wordt het overleggen van die verklaring gelijkgesteld aan het bewijs dat wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

J. Artikel 23, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. De Raad maakt de doorhaling onverwijld bekend aan de gevolmachtigde agent en aan de verzekeraar(s) door toezending van een afschrift. Tevens wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant.

K. Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Financiën tot afgifte van een bewijs dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 4, eerste lid, dan wel artikel 21, eerste lid, onderdeel b bedoelde vakbekwaamheidseisen, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

ARTIKEL II

1. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf te luiden: de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, de artikelen 3, eerste lid, 7, eerste lid, 10, eerste tot en met derde lid, 11 en 20, eerste lid;.

2. In afwijking van het eerste lid blijft de in dat lid bedoelde zinsnede, zoals deze luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, van toepassing met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten waarop artikel III van toepassing is.

ARTIKEL III

In afwijking van artikel I, onderdelen D tot en met H, blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13, 14, vierde lid, 15, 17 en 18 van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, zoals deze bepalingen voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel luidden, tot het einde van de overeengekomen looptijd van toepassing met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten die op dat tijdstip bestonden, tenzij partijen anders overeenkomen.

ARTIKEL IV

Op besluiten, genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel K, blijft artikel 32, zoals dat artikel voorafgaand aan dat tijdstip luidde, van toepassing.

ARTIKEL V

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt een koninklijk besluit tot inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D tot en met H, en artikel II aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Het wordt gepubliceerd nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste de helft van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven inwerkingtreding van voornoemde artikel(onderdelen) niet te doen plaatsvinden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de achtentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 179, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 1999, Stb. 582.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 1999, Stb. 582.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 531.

Handelingen II 1999/2000, blz. 1834–1849; 1867.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 531 (85, 85a).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 20 december 1999.

Naar boven