Besluit van 17 december 1999, houdende wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 oktober 1999, nr. MJZ 1999223143, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 106 en 129 van de Wet geluidhinder;

De Raad van State gehoord (advies van 3 december 1999, no. W08.99.0524/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 december 1999, nr. MJZ 1999257772, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 28, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van het Besluit geluidhinder spoorwegen1 wordt «8, eerste lid, 9, eerste lid, en 11, derde lid, vervangen door: 70 dB(A)» gewijzigd in: 8, eerste lid, en 9, eerste lid, vervangen door: 70 dB(A), onder invoeging in artikel 11, derde lid, vóór «73 dB(A)» van de zinsnede: in afwijking voor zover nodig van artikel 8.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 december 1999

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de achtentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een spoorweg is 73 dB(A). Op grond van artikel 28 van het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals dat luidde voor deze wijziging, zou deze waarde met ingang van 1 januari 2000 verlaagd worden tot 70 dB(A). Deze aanscherping was in het Besluit geluidhinder spoorwegen opgenomen om het treffen van brongerichte maatregelen te stimuleren. Het was niet de bedoeling dat de aanscherping zou leiden tot extra gevel- of overdrachtsmaatregelen.

In 1994 heeft de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer advies uitgebracht naar aanleiding van de evaluatie van genoemd besluit. In de brief van 30 mei 1995 heeft de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het regeringsstandpunt over de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kenbaar gemaakt (kamerstukken II 1994/95, 24 216, nr. 1). In deze brief is de Minister ingegaan op genoemd artikel 28. In de brief wordt gemotiveerd uiteengezet dat de aanscherping van de normstelling van 73 naar 70 dB(A) met ingang van 1 januari 2000 bij nader inzien niet voor alle gevallen haalbaar is. De Minister geeft aan dat de aanscherping van de normstelling voor nieuwe spoorlijnen en voor nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een bestaande spoorweg onverkort doorgang kan vinden. De Minister zet tevens uiteen dat voor die gevallen waarin sprake is van wijziging van een bestaande spoorweg er nog niet kan worden overgegaan tot aanscherping van de normstelling. Derhalve dient de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie van binnen de zone van een te wijzigen spoorweg reeds aanwezige of in aanbouw zijnde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te worden gehandhaafd op 73 dB(A).

Door de wijziging van artikel 28 van het Besluit geluidhinder spoorwegen is thans bewerkstelligd dat de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie van reeds aanwezige of in aanbouw zijnde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een te wijzigen spoorweg met ingang van 1 januari 2000 wordt gehandhaafd op 73 dB(A).

Artikel 28 van het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals dat voor deze wijziging luidde, hield reeds een wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen in. De huidige wijziging van artikel 28 is dus een wijziging van een wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen. Dit leidt tot een complexe formulering van de wijziging. Om die reden is gekozen voor een afwijkende opmaak. Deze afwijkende opmaak komt de leesbaarheid van de wijziging ten goede.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1993, 396, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 januari 1999, Stb. 38.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2000, nr. 7.

Naar boven