Besluit van 10 december 1999, houdende wijziging
van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 18 augustus 1999, nr. MJZ 99194171, Centrale Directie
Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van
Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 15 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
en op artikel 5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, en op richtlijn nr.
76/160/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 december 1975
betreffende de kwaliteit van het zwemwater (PbEG L 31);
De Raad van State gehoord (advies van 17 september 1999, nr. W08.99.0448/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 3 december 1999, nr. MJZ1999246772, Centrale
Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de
Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel I
Bijlage II bij het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren1 wordt gewijzigd als volgt.
Onder «Voorschriften ten aanzien van de toetsing» wordt:
1. na het eerste gedachtenstreepje «80%» vervangen door 95% en
vervalt de tweede zin.
2. na het tweede gedachtenstreepje na «bij de overige parameters»
toegevoegd: «, met uitzondering van faecale streptokokken,» en
wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van de tweede zin door een
komma, toegevoegd: waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor pH en opgeloste
zuurstof.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 10 december 1999
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. M. de Vries
Uitgegeven de achtentwintigste december 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen
en metingen oppervlaktewateren (hierna: BKMO). Het betreft strikte implementatie
van richtlijn nr. 76/160/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater (PbEG L 31) (hierna:
de richtlijn).
De wijziging is noodzakelijk in verband met de door de Europese Commissie
uitgebrachte ingebrekestelling van 5 september 1996 en het daarop gevolgde
met redenen omkleed advies van 15 oktober 1998 inzake het door Nederland niet
volledig voldoen aan de richtlijn. Het gaat daarbij om een te geringe frequentie
van bemonstering en het – voor een aantal parameters – niet in
overeenstemming zijn met de in de richtlijn genoemde grenswaarden van een
aantal wateren. In de reactie van de Nederlandse regering op het met redenen
omkleed advies werd geconstateerd dat een van de oorzaken daarvan was dat
een tweetal besluiten, het BKMO en het Besluit hygiëne en veiligheid
zwemgelegenheden (hierna: BHVZ), niet geheel in overeenstemming is met de
richtlijn.
De discrepantie tussen de Nederlandse wetgeving en de richtlijn is ontstaan
door de wijziging van het BKMO van 3 februari 1994 (Stb. nr. 89), waarbij
in de toetsingsvoorschriften is bepaald dat de genomen watermonsters voor
bepaalde parameters voor 80% in overeenstemming moeten zijn met de normen
en dat voor de overige 20% de afwijking niet meer mag bedragen dan 50%. De
Europese Commissie had deze aanpassing abusievelijk opgedragen in een met
redenen omkleed advies van 23 december 1992.
Om te zorgen dat het BKMO geheel aan de richtlijn voldoet, voorziet het
onderhavige besluit in de volgende wijzigingen. In bijlage II van het BKMO
staat dat voor de parameters «bacteriën van de coligroep»
en «thermotolerante bacteriën van de coligroep» 80% in overeenstemming
moet zijn met de normen voor de betreffende parameter en dat voor de (maximaal)
20% van de monsters die niet conform zijn, de afwijking van de normen niet
meer mag bedragen dan 50% van de normwaarde voor de betreffende parameters.
Bij het onderhavige besluit zijn de voorgeschreven toetsingspercentages van
de analyseresultaten van het zwemwater in overeenstemming met artikel 5 van
de richtlijn gebracht door te bepalen dat niet voor 80%, maar voor 95% aan
de normwaarden moet worden voldaan. De bepaling met betrekking tot de overige
20% is geschrapt.
Ook voor de toetsing met betrekking tot andere parameters is het BKMO
nu in overeenstemming gebracht met de eisen daaromtrent van de richtlijn.
Daartoe is een uitzondering op de conformiteitseisen voor een tweetal parameters
toegevoegd.
In het BHVZ worden deze zelfde wijzigingen aangebracht, echter zonder
de uitzonderingen op de conformiteitseisen voor faecale streptokokken, omdat
die al voorkomt in het BHVZ.
Het onderhavige ontwerp-besluit is ingevolge artikel 21.6, vierde lid,
van de Wet milieubeheer overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal
en bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant (Stcrt. 1999, 101). Naar
aanleiding van deze voorpublicatie zijn geen opmerkingen over het ontwerp
binnengekomen.
Gezien de nauwe samenhang tussen het onderhavige besluit en de wijziging
van het BHVZ treden beide wijzigingen op hetzelfde, bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip in werking. Inwerkingtreding bij koninklijk besluit is
noodzakelijk in verband met de voor het onderhavige besluit geldende
procedurevoorschriften van artikel 21.6, vijfde lid, derde volzin, van de
Wet milieubeheer.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
XNoot
1Stb. 1983, 606, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 februari 1994,
Stb. 89.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2000, nr.
7.