Wet van 9 december 1999, houdende wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Algemene bijstandswet te wijzigen in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene bijstandswet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «18 maanden» vervangen door: 36 maanden.

2. Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt als volgt: Verlenging van deze termijn is mogelijk indien de belanghebbende om redenen van medische of sociale aard niet volledig beschikbaar is voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep.

3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

  • 6. Bijstandsverlening aan een persoon die algemene bijstand ontvangt, die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking kan gedurende een voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden worden voortgezet. In een zodanig geval:

    a. is artikel 113, eerste lid, onder a, b, c, d en f, niet van toepassing;

    b. is de belanghebbende verplicht zich te onderwerpen aan begeleiding door een door burgemeester en wethouders aangewezen derde; en

    c. kan tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximumbedrag bijstand worden verleend ter voorziening in met de voorbereiding samenhangende kosten.

4. In het zevende lid wordt «aan zelfstandigen van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal» vervangen door: van bijstand als bedoeld in dit artikel.

B

In artikel 14, eerste lid, wordt «een verplichting als bedoeld in artikel 65, derde of vierde lid» vervangen door: een verplichting als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder b, artikel 65, derde of vierde lid.

C

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 23a

  • 1. Bijstand als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder c, heeft voorlopig de vorm van een renteloze geldlening.

  • 2. Indien de belanghebbende in aansluiting op de voorbereidingsperiode:

    a. geen bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een bedrag om niet;

    b. een bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de geldlening omgezet in een rentedragende geldlening. De bij en krachtens artikel 22 gestelde regels zijn op deze geldlening van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 134, eerste lid, onder b, wordt na «bedrijfskapitaal» ingevoegd: alsmede in de kosten, bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder b.

E

Artikel 137, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «uitvoeringskosten» vervangen door kosten.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt als volgt:

c. aan derden opgedragen begeleiding van belanghebbenden, aan wie algemene bijstand als bedoeld in artikel 8, tweede of zesde lid, wordt verleend.

F

In artikel 144, eerste lid, wordt «de artikelen 8, tweede, vijfde en zesde lid» vervangen door: de artikelen 8, tweede, vijfde en zevende lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 9 december 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 199, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 1999, Stb. 185.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 498.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5990–5994.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 498 (49, 49a, 49b, 49c).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 7 december 1999.

Naar boven