Besluit van 1 december 1999, houdende het van toepassing zijn van het reglement betreffende het verlenen van radarpatenten (Besluit Reglement radarpatenten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 augustus 1999, nr. DGG/J-99005385, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83), de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 26 november 1998 (protocol 1998-II-28) en 20 mei 1999 (protocol 1999-II-18 en19), artikel 4, eerste lid, onder a, en derde lid, en artikel 14a van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 5 november 1999, nr. W09.99.0465/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 november 1999, nr. DGG/J-99/008798, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Van toepassing in Nederland is het reglement betreffende het verlenen van radarpatenten, met de daarbij behorende bijlagen, dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit en dat wordt aangehaald als: Reglement radarpatenten.

  • 2. Artikel 1.02, eerste lid, van het Reglement radarpatenten is uitsluitend van toepassing op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek.

Artikel 2

Bij ministeriële regeling worden de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het Reglement radarpatenten, aangewezen.

Artikel 3

Bij ministeriële regeling kunnen richtlijnen worden vastgesteld voor de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart aangenomen resoluties, waarbij, zo nodig in afwijking van artikel 1.03 van het Reglement radarpatenten, voor wat betreft het toepassingsbereik van deze richtlijnen onderscheid kan worden gemaakt tussen de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek, en de overige scheepvaartwegen.

Artikel 4

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld ter nadere uitvoering van de procedure voor het examen, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Reglement radarpatenten.

Artikel 5

Bij ministeriële regeling kunnen andere radardiploma's als gelijkwaardig aan het radarpatent, bedoeld in het Reglement radarpatenten, worden erkend, waarbij de erkenning beperkt kan worden tot nader te bepalen scheepvaartwegen.

Artikel 6

Het Reglement Rijnpatenten 1998, zoals dit voor de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Lek en de Waal, van kracht is verklaard bij het Besluit Reglement Rijnpatenten 19981, wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.06, eerste lid, wordt na de eerste zin een zin opgenomen, luidende:

Het model voor het kanaalspitsenpatent wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteit.

B

Na artikel 3.06 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.07 Kosten

Het examen, de afgifte, de uitbreiding en het verstrekken van het Rijnpatent evenals het vervangen en het omruilen worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van de aanvraag vorderen.

C

In het in bijlage A1 opgenomen model van het Rijnpatent wordt «10. 31-12-2009» vervangen door: 10. 31-03-2010.

D

In bijlage B1, onderdeel I, onder 5, wordt «volgens de platen 12 tot en met 20» vervangen door: volgens de platen 12 tot en met 14.

Artikel 7

Het besluit van 29 december 1965, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn (Stb. 660), wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Reglement radarpatenten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 december 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

BIJLAGE BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN HET BESLUIT REGLEMENT RADARPATENTEN

Reglement betreffende het verlenen van radarpatenten

(Reglement radarpatenten)

INHOUDSOPGAVEblz.
   
HOOFDSTUK 1Algemene bepalingen5
   
1.01Begripsbepalingen5
1.02Verplichting tot het hebben van een patent5
1.03Richtlijnen5
   
HOOFDSTUK 2Voorwaarden voor het verkrijgen van een radarpatent5
   
2.01Algemene bepalingen5
2.02Aanvraag en toelating tot het examen5
   
HOOFDSTUK 3Procedures voor het examen, de afgifte en het intrekken van radarpatenten6
   
3.01Examencommissie6
3.02Examendata6
3.03Examen6
3.04Afgifte van het radarpatent6
3.05Intrekken van het radarpatent7
3.06Kosten7
   
HOOFDSTUK 4Overgangs- en slotbepalingen7
   
4.01Geldigheid van bestaande radardiploma's7
4.02Omwisselen van radardiploma's7
   
Bijlage 1Examenprogramma8
Bijlage 2Model van het radarpatent10

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.01 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. schip: een binnenschip met inbegrip van een klein schip en een veerpont, alsmede een drijvend werktuig en een zeeschip;

b. op radar varen: varen bij slecht zicht, waarbij voor het voeren van het schip gebruik wordt gemaakt van radar;

c. schipperspatent: een Rijnpatent of een ander bewijs van vaarbevoegdheid voor de binnenvaart;

d. marifoonbedieningscertificaat: een, ingevolge de op 25 januari 1996 te Brussel tot stand gekomen Regionale overeenkomst betreffende de marifoon in de binnenvaart, afgegeven geldig bedieningscertificaat.

Artikel 1.02 Verplichting tot het hebben van een patent

1. Degene die op radar wil varen moet, naast het voor het te bevaren riviergedeelte benodigde schipperspatent, in het bezit zijn van een radarpatent dat in overeenstemming met dit reglement is afgegeven.

2. De bevoegde autoriteit kan, in afwijking van artikel 3.03, voor het voeren van een veerpont binnen het gebied van zijn bevoegdheid een radarpatent onder voorwaarden afgeven, die rekening houden met de bijzonderheden van het traject waarop de veerpont vaart en waarvoor het radarpatent moet gelden.

Artikel 1.03 Richtlijnen

Voor de toepassing van dit reglement kunnen richtlijnen worden vastgesteld. De bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN VOOR HET VERKRIJGEN VAN EEN RADARPATENT

Artikel 2.01 Algemene bepalingen

Degene die een radarpatent wil verkrijgen moet:

a. ten minste 18 jaar oud,

b. houder van een schipperspatent en houder van een marifoonbedieningscertificaat zijn.

Artikel 2.02 Aanvraag en toelating tot het examen

1. De gegadigde voor een radarpatent moet een aanvraag voor toelating tot het examen en tot afgifte van een patent richten aan de bevoegde autoriteit, onder opgave van de volgende gegevens:

a. voor- en achternaam;

b. geboortedatum en geboorteplaats;

c. adres.

2. Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:

a. een recente pasfoto;

b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

c. een kopie van het schipperspatent;

d. een kopie van het marifoonbedieningscertificaat.

3. Voor aanvang van het examen moeten de originele documenten, bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met d, op verzoek worden overgelegd.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURES VOOR HET EXAMEN, DE AFGIFTE EN HET INTREKKEN VAN RADARPATENTEN

Artikel 3.01 Examencommissie

1. De bevoegde autoriteit benoemt één of meer examencommissies voor het afnemen van de examens. Iedere examencommissie bestaat uit een voorzitter, die vertegenwoordiger is van de bevoegde autoriteit, en ten minste twee examinatoren die voldoende terzake kundig zijn.

2. De examinator die toeziet op het verloop van het praktische deel van het examen moet houder van het radarpatent zijn.

Artikel 3.02 Examendata

De examencommissie draagt er zorg voor dat de datum, het tijdstip en de plaats van het examen evenals de termijn van aanmelden tijdig bekend gemaakt worden.

Artikel 3.03 Examen

1. De gegadigde moet tijdens het examen ten overstaan van een examencommissie als bedoeld in artikel 3.01 aantonen dat hij overeenkomstig het examenprogramma, bedoeld in bijlage 1 (theoretisch en praktisch deel), beschikt over voldoende kennis terzake van het voeren van een schip met behulp van radar.

2. Het praktische examen kan ook op een door de bevoegde autoriteit hiervoor toegelaten radarsimulator worden afgenomen.

3. Aan het in het eerste lid gestelde vereiste wordt voldaan wanneer de gegadigde een ander bewijs bezit dan voorgeschreven volgens dit reglement, voorzover dit bewijs door de bevoegde autoriteit van één der Rijnoeverstaten of België als gelijkwaardig is erkend.

4. De gegadigde die voor het theoretische of praktische onderdeel van het examen is gezakt, kan voor dit onderdeel binnen een door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn, die niet korter dan twee maanden mag zijn, bij dezelfde examencommissie een herexamen doen. Indien de gegadigde niet binnen een jaar voor het herexamen is geslaagd, moet hij opnieuw worden geëxamineerd voor het volledige examenprogramma.

5. De examencommissie deelt aan iedere gegadigde persoonlijk de uitslag van het examen mee. Op verzoek van de gegadigde moet de examencommissie mondeling inlichtingen geven over de door hem gemaakte fouten en kan zij hem tevens het inzien van de examendocumenten toestaan.

Artikel 3.04 Afgifte van het radarpatent

1. Indien de gegadigde voor het examen is geslaagd, geeft de bevoegde autoriteit aan hem het radarpatent af volgens het model van bijlage 2.

2. Het bezit van het radarpatent kan op de schipperspatentkaart met het woord «Radar» worden aangegeven.

3. Op de radarpatenten, bedoeld in artikel 1.02, tweede lid, wordt aangetekend: «Alleen geldig voor het voeren van een veerpont tussen ........ en ..........».

4. Is een radarpatent onbruikbaar geworden, verloren gegaan of anderszins in het ongerede geraakt, dan geeft de autoriteit die het heeft afgegeven op aanvraag een vervangend patent af, dat als zodanig is gewaarmerkt. De houder moet ten overstaan van de bevoegde autoriteit het verlies aannemelijk maken. Een onbruikbaar geworden of teruggevonden patent moet bij de autoriteit die het heeft afgegeven worden ingeleverd of worden overgelegd om ongeldig te worden verklaard.

Artikel 3.05 Intrekken van het radarpatent

Het radarpatent kan door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken, wanneer de houder bij het voeren van een schip met behulp van radar een voor de scheepvaart gevaar veroorzakende onbekwaamheid aan de dag heeft gelegd. Het radarpatent kan tijdelijk dan wel permanent worden ingetrokken.

Artikel 3.06 Kosten

Het examen, de afgifte, het vervangen en de omruil van het radarpatent worden gedaan tegen een redelijk vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van aanvraag vorderen.

HOOFSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.01 Geldigheid van bestaande radardiploma's

1. Radardiploma's, afgegeven overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn tot aan de inwerkingtreding van dit reglement, blijven geldig met inachtneming van die voorschriften.

2. Artikel 3.04, tweede lid, is eveneens van toepassing op radardiploma's.

Artikel 4.02 Omwisselen van radardiploma's

Radardiploma's, bedoeld in artikel 4.01, kunnen voor een radarpatent als bedoeld in dit reglement worden omgewisseld.

BIJLAGE Bijlage 1 als bedoeld in artikel 3.03, eerste lid, van het Reglement radarpatenten

Examenprogramma voor het verkrijgen van een radarpatent

DEEL A: THEORETISCH GEDEELTE
1.Theorie omtrent radar
1.1Radiogolven, algemeen
1.2Voortplantingssnelheid van de radiogolven
1.3Terugkaatsing van de radiogolven (radarreflectoren)
1.4Beginsel van de werking van radar
1.5Kengetallen van radarapparatuur voor de binnenvaart
 1.5.1Frequentie
 1.5.2Zendvermogen
 1.5.3Duur van de zendpuls
 1.5.4Omwentelingen van de antenne
 1.5.5Eigenschappen van de antenne
 1.5.6Beeldscherm (indicatie en bediening)
 1.5.7Beeldscherm doorsnede
 1.5.8Ingesteld bereik
 1.5.9Onderscheiding voor dichtbij
 1.5.10Radiale onderscheiding
 1.5.11Azimuthale onderscheiding
   
2.Interpretatie van het radarbeeld
2.1Plaats van de antenne op het beeldscherm; koerslijn
2.2Vaststellen van ligging, koers en draaiing van het eigen schip
2.3Bepalen van afstanden en bereik
2.4Onderscheiden van het gedrag van andere verkeersdeelnemers (stilliggende, tegemoetkomende en in dezelfde richting varende schepen)
2.5Betekenis van hulpmiddelen en interpretatie van het radarbeeld (koerslijn, afstandsringen, nalichtspoor, decentreren)
2.6Beperking van informatie verkregen door radar
2.7Verschillen tussen de gebruikelijke en daglicht radarapparatuur
   
3.Verstoringen van het radarbeeld
3.1Storingen die vanuit het eigen schip komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan
 3.1.1Uiteenvallen van de antennebundel
 3.1.2Schaduwvorming (blinde sektoren)
 3.1.3Meervoudige reflectie (bijv. in het gebied van de laadruimte)
3.2Storingen die vanuit de omgeving komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan
 3.2.1Storingen door regen of golfslag
 3.2.2Strooivelden (bv. bij bruggen)
 3.2.3Meervoudige reflectie
 3.2.4Schijndoelen
 3.2.5Schaduwvorming
3.3Verschijningsvorm van de van andere radarapparaten uitgaande storingen en maatregelen tegen het opheffen daarvan
   
4.Bediening van het radarapparaat
4.1Tijd nodig voor inwerkingstelling, gereedheid
4.2Basisinstelling, afstemming
4.3Afstemming van contrast en helderheid
4.4Afstemming van de versterking
4.5Afstemming van de verzwakking en filter
4.6Beoordeling van de beeldkwaliteit
   
5.Bochtaanwijzer
5.1Functioneren
5.2Gebruiksmogelijkheden
   
6.Bijzondere politievoorschriften
6.1Gebruik van marifoon, geluidsseinen en koersafspraken
6.2Materiële minimum uitrusting van het schip voor het varen met behulp van radar
6.3Personele minimum bezetting en bevoegdheden voor het varen met behulp van radar
DEEL B: PRAKTISCH GEDEELTE
   
1.Voor het vertrek te nemen maatregelen
1.1Inwerkingstelling, afstemming en controle op het functioneren van het apparaat
1.2Interpretatie van het radarbeeld
1.3Taakverdeling aan boord
   
2.Het varen met behulp van radar
2.1Varen en keren op stilstaand en stromend water
2.2In- en uitvaren van een haven of van een smal vaarwater, met afspraken via de marifoon en geluidsseinen
2.3Ontmoeten en oplopen
2.4Stoppen op een aangewezen plaats
2.5Toelichten van het radarbeeld
2.6Geven van commando's aan de roerganger
2.7Gedrag in bijzondere situaties (bijvoorbeeld: gevaarlijke verkeerssituaties of uitval van apparaten)

BIJLAGE Bijlage 2 als bedoeld in artikel 3.04, eerste lid, van het Reglement radarpatenten

MODELE DE PATENTE RADAR / MUSTER DES RADARPATENTES / MODEL VAN HET RADARPATENT

1) Nr. 2)
   
Patente radar / Radarpatent / Radarpatent
   
Conformément aux dispositions du Règlement des patentes radar
   
Auf Grund der Radarpatentverordnung ist
   
Op grond van de bepalingen van het Reglement radarpatenten is
   
3)
   
né leá  
geboren am in4)
geboren opte  
   
est autorisé á utiliser une installation de radar pour conduire un bateau
   
berechtigt, eine Radaranlage zur Führen eines Fahrzeuges zu benutzen
   
gerechtigd een radarinstallatie voor het voeren van een schip te gebruiken
 le 
5)den6)
 de  
   
  8)
   
  9)
o7)  
  
   
   
 
Signature du titulaire/Unterschrift des Inhabers/Handtekening van de houder
   
Le soussigné certifié que cette patente a eté signée en sa présence par le titulaire
Es wird bescheinigt, daß das Patent in Gegenwart des Unterzeichneten von dem Inhaber unterschrieben ist.
Ondergetekende verklaart dat het patent in zijn tegenwoordigheid door de houder is ondertekend
  10)
  11)

1) .../ Land van afgifte van het patent

2) .../ Nummer van het register

3) .../ Naam en voornaam

4) .../ Geboortedatum en -plaats

5) .../ Plaats van afgifte van het patent

6) .../ Datum van afgifte van het patent

7) .../ Stempel van de autoriteit die het patent afgeeft

8) .../ Aanduiding van de autoriteit die het diploma afgeeft

9) .../ Handtekening van de autoriteit die het patent afgeeft

10) .../Autoriteit die het patent afgeeft

11) .../Handtekening van de autoriteit die het patent afgeeft

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1 Algemeen

a. aanleiding tot de wijziging

Bij haar resolutie van 26 november 1998 (protocol 1998-II-28) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna: CCR) een geheel herzien Reglement betreffende het verlenen van radarpatenten, het Reglement radarpatenten, vastgesteld. Bij haar resolutie van 20 mei 1999 (protocol 1999-II-19) heeft de CCR een aantal wijzigingen aangebracht in het Reglement radarpatenten. Het reglement strekt tot vervanging van het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn, dat voor Nederland van kracht werd verklaard bij het besluit van 29 december 1965, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn (Stb. 660).

b. huidige situatie

In het voornoemde besluit van 29 december 1965, is het als bijlage bij dat besluit opgenomen Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn, van toepassing verklaard op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek. Daarnaast zijn nationale bepalingen met betrekking tot het radardiploma opgenomen in de op het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR) gebaseerde Regeling radardiploma binnenvaart. Deze bepalingen wijken slechts op ondergeschikte punten af van de voor de Rijnvaart geldende bepalingen. Als gevolg van deze tweeledige structuur bestond er tot op heden derhalve een Rijnradardiploma en een nationaal radardiploma. Overigens is het Rijnradardiploma in artikel 17 van de Regeling radardiploma binnenvaart gelijkgesteld met het nationale radardiploma en gaf het nationale radardiploma, op grond van de beschikking van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 oktober 1978, houdende erkenning radardiploma Rijn- en binnenvaart (Stcrt. 230), vrijstelling voor het examen als bedoeld in het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn.

Bij de totstandkoming van het onderhavige Reglement radarpatenten binnen de CCR is op grond van praktische overwegingen beoogd een regeling inzake het radarpatent vast te stellen die zowel op de Rijn als op de overige scheepvaartwegen van de betrokken landen van toepassing kon zijn. Hiertoe is onder meer het gebruik van het woord «Rijn» vermeden. Tevens is de leeftijd waarop het radarpatent kan worden gehaald, verlaagd naar 18 jaar, waarmee is aangesloten bij de minimum leeftijd die in een aantal van de betrokken landen geldt voor het verstrekken van een vaarbewijs.

In artikel 1 van het onderhavige besluit wordt bepaald dat het in de bijlage opgenomen Reglement radarpatenten van toepassing is in Nederland, met dien verstande dat artikel 1.02, eerste lid, van het Reglement radarpatenten uitsluitend van toepassing is op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en Lek. In artikel 1.02, eerste lid, van het Reglement radarpatenten is de verplichting tot het voorzien zijn van een radarpatent opgenomen. De toepassing van deze bepaling dient beperkt te worden tot de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, omdat de verplichting tot het voorzien zijn van een radarpatent op (een deel van) de overige scheepvaartwegen in Nederland geregeld wordt in de van kracht zijnde scheepvaartreglementen. De verplichting voorzien te zijn van een radarpatent is voor wat betreft de BPR-wateren en het kanaal van Gent naar Terneuzen opgenomen in artikel 4A.02 van het BPR, respectievelijk artikel 19 van het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen. In de overige op de Nederlandse scheepvaartwegen van toepassing zijnde scheepvaartreglementen, zijnde het Scheepvaartreglement gemeenschappelijke Maas, het Scheepvaartreglement Eemsmonding, het Scheepvaartreglement Westerschelde en het Scheepvaartreglement territoriale zee, is niet voorzien in een verplichting tot het voorzien zijn van een radarpatent. Aangezien deze scheepvaartreglementen, met uitzondering van het Scheepvaartreglement territoriale zee, tot stand komen in internationaal overleg met onze buurlanden, is het niet mogelijk de verplichting voorzien te zijn van een radarpatent als bedoeld in artikel 1.02, eerste lid, van het Reglement radarpatenten van toepassing te verklaren op de scheepvaartwegen waarop voornoemde scheepvaartreglementen van toepassing zijn. Tot slot bevat het Scheepvaartreglement territoriale zee voorschriften die van toepassing zijn in het Nederlandse deel van de territoriale zee, terwijl het voorschrift voorzien te zijn van een radarpatent zich naar zijn aard uitsluitend leent voor toepassing op de binnenwateren. Tevens zijn in de territoriale zee reeds internationale voorschriften van kracht met betrekking tot de opleidingseisen voor de bemanning van zeeschepen.

Door het onderhavige besluit van toepassing te doen zijn op alle Nederlandse scheepvaartwegen wordt een einde gemaakt aan de tweeledige structuur van enerzijds het Rijnradardiploma en anderzijds het nationale radardiploma. Als gevolg hiervan ontstaat een overzichtelijk geheel van bepalingen. Een op grond van het onderhavige besluit afgegeven radarpatent is geldig op alle scheepvaartwegen in Nederland en op de gehele Rijn. Naast de praktische voordelen die dit voor de houders van radarpatenten met zich meebrengt, wordt tevens de controle op de documenten aan boord vergemakkelijkt, aangezien er nog maar één type document geldig is.

c. wijzigingen in hoofdlijnen

Het in het onderhavige besluit opgenomen Reglement radarpatenten is op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van het bij het voornoemde besluit van 29 december 1965 behorende reglement. In de eerste plaats zijn de in het reglement opgenomen voorwaarden voor het verkrijgen van een radarpatent gewijzigd. Niet langer wordt de eis gesteld dat men gedurende ten minste één jaar schipper van een vaartuig met mechanische beweegkracht is geweest. In de plaats daarvan wordt in het onderhavige besluit de eis gesteld dat men in het bezit is van een Rijnpatent of een ander vaarbevoegdheidsbewijs voor de binnenvaart. Dit betekent dat ook de recreant die in het bezit is van een sportpatent of een klein vaarbewijs voor de afgifte van een radarpatent in aanmerking komt. Zoals reeds vermeld, is tevens de leeftijd waarop het radarpatent kan worden gehaald, verlaagd naar 18 jaar. Ook het als bijlage bij het Reglement radarpatenten opgenomen examenprogramma is aangepast. Tot slot is een aantal redactionele wijzigingen aangebracht.

In verband met het feit dat het onderhavige besluit tevens van toepassing is op de overige nationale scheepvaartwegen zal de Regeling radardiploma binnenvaart, met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit, worden ingetrokken. Het ligt in de bedoeling, ter vervanging van de Regeling radardiploma binnenvaart, een ministeriële regeling op te stellen waarin wordt bepaald dat het diploma, bedoeld in artikel 4A.02, eerste lid, onder b, van het BPR, en artikel 19, eerste lid, onder c, van het Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen, het radarpatent, bedoeld in het Reglement radarpatenten is. De wijzigingen van het onderhavige besluit ten opzichte van de Regeling radardiploma binnenvaart zijn vergelijkbaar met de opgetreden wijzigingen ten opzichte van het voornoemde besluit van 29 december 1965. Ook in de Regeling radardiploma binnenvaart werd als voorwaarde voor de afgifte van een radarpatent een groot vaarbewijs of een groot patent vereist, waarbij tevens de leeftijd van 21 jaar was voorgeschreven.

d. overgangsrecht

Op grond van artikel 4.01 van het onderhavige reglement blijven radardiploma's die zijn afgegeven krachtens de Regeling radardiploma binnenvaart of het besluit van 29 december 1965, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp radar op de Rijn (Stb. 660), geldig met inachtneming van die voorschriften.

e. tarieven

Het onderhavige besluit is gebaseerd op artikel 4, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet. Artikel 14a van de Scheepvaartverkeerswet kan als grondslag dienen voor het vaststellen van de tarieven die verschuldigd zijn voor de werkzaamheden die verband houden met de afgifte van radarpatenten en het afnemen van examens.

f. handhaving

De strafsanctie op het niet naleven van bepalingen die strekken ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte, is, voor zover het overtredingen van de voorschriften betreft die plaatsvinden op de Rijn, de Lek en de Waal, in artikel 32 van de Herziene Rijnvaartakte opgenomen. De strafbaarstelling op het niet voorzien zijn van een radardiploma als bedoeld in het BPR en het Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen, is in artikel 7a van het Vaststellingsbesluit van het BPR, respectievelijk artikel 55 van het Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen jo. artikel 31 van de Scheepvaartverkeerswet geregeld.

g. voorhangprocedure

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de nota van toelichting) bekend gemaakt in de Staatscourant van 23 juli 1999, nr. 139.

Van deze bekendmaking is mededeling gedaan aan de Staten-Generaal.

§ 2 Artikelsgewijs

Artikel 1

In het onderhavige artikel wordt bepaald dat het Reglement radarpatenten van toepassing is op alle nationale scheepvaartwegen. Zoals reeds in het algemene deel van de toelichting is uiteengezet, ontstaat hierdoor een eenduidig regime inzake radarpatenten die zowel op de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek, als op de overige scheepvaartwegen geldig zijn.

Artikel 2

In het Reglement radarpatenten worden bepaalde bevoegdheden opgedragen aan de bevoegde autoriteit. Op grond van het onderhavige artikel worden de bevoegde autoriteiten bij ministeriële regeling aangewezen.

Artikel 3

Op grond van het onderhavige artikel kunnen bij ministeriële regeling richtlijnen worden vastgesteld overeenkomstig de door de CCR aangenomen resoluties. Krachtens artikel 1.03 van het Reglement radarpatenten dienen de bevoegde autoriteiten zich aan deze richtlijnen te houden. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat in CCR-verband een richtlijn tot stand komt die zich naar zijn aard uitsluitend leent voor toepassing op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, wordt in het onderhavige artikel bepaald dat het toepassingsbereik van een richtlijn van die aard tot genoemde wateren beperkt kan blijven. Ter voorkoming van discrepanties tussen het op de Rijn, de Lek en de Waal en het op de overige scheepvaartwegen geldende regime inzake radarpatenten, zal ernaar gestreefd worden een zeer terughoudend gebruik van deze mogelijkheid te maken.

Artikel 4

Op grond van het onderhavige artikel kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure voor het examen, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Reglement radarpatenten. Naar verwachting zal op grond van dit artikel een examenreglement worden vastgesteld.

Artikel 5

Op grond van het onderhavige artikel kunnen bij ministeriële regeling andere radardiploma's als gelijkwaardig aan het radardiploma, bedoeld in het Reglement radarpatenten, worden erkend. Naar verwachting zullen in deze regeling onder meer de radardiploma's worden erkend, die zijn afgegeven op grond van de voor de zeevaart vastgestelde regelingen. Indien met een zeeschip op de binnenwateren wordt gevaren, kan voor het varen met behulp van radar op bepaalde scheepvaartwegen worden volstaan met een radardiploma, dat is afgegeven krachtens de voor de zeevaart geldende regels. Tot op heden zijn de erkenningen van radardiploma's geregeld in artikel 17 van de Regeling radardiploma binnenvaart.

Artikel 6

Bij haar resolutie van 20 mei 1999 (protocol 1999-II-18) heeft de CCR een aantal wijzigingen vastgesteld in het Reglement Rijnpatenten 1998. Artikel 6 strekt ertoe het als bijlage bij het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998 opgenomen Reglement Rijnpatenten 1998 te wijzigen. De in de onderdelen A, C en D opgenomen wijzigingen betreffen technische aanpassingen en een aantal correcties. Het in onderdeel B opgenomen nieuwe artikel 3.07 heeft betrekking op de kosten die bij de aanvrager van een Rijnpatent in rekening kunnen worden gebracht. Voor Nederland is de toevoeging van dit artikel minder relevant, aangezien artikel 14a van de Scheepvaartverkeerswet als grondslag dient voor het in rekening brengen van de kosten.

§ 3 Het Reglement radarpatenten

HOOFDSTUK 1

In hoofdstuk 1 zijn de algemene bepalingen opgenomen. In artikel 1.01 is een aantal in het reglement voorkomende begrippen gedefinieerd. Hierbij is aansluiting gezocht bij de in het Rijnvaartpolitiereglement (hierna: RPR) voorkomende begrippen. In artikel 1.01, onder c, is bepaald dat onder «schipperspatent» een Rijnpatent of een ander bewijs van vaarbevoegdheid voor de binnenvaart dient te worden verstaan. Hieronder worden derhalve tevens het sportpatent en het klein vaarbewijs begrepen. In het RPR en het BPR is voorgeschreven dat een schip dat op radar vaart, moet zijn uitgerust met een marifooninstallatie. Om die reden dient men tevens voorzien te zijn van een ingevolge de op 25 januari 1996 te Brussel tot stand gekomen Regionale overeenkomst betreffende de marifoondienst in de binnenvaart afgegeven marifoonbedieningscertificaat. In deze Regionale overeenkomst is tevens de wederzijdse erkenning van bedieningscertificaten geregeld.

Degene die bij slecht zicht vaart en daarbij voor het voeren van het schip gebruik maakt van radar, dient op grond van artikel 1.02, eerste lid, op de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek, in bezit te zijn van een radarpatent. Op grond van artikel 1.02, tweede lid, kan de bevoegde autoriteit voor schippers van veerponten afwijken van de bepalingen betreffende het examen, bedoeld in artikel 3.03 van reglement. Het voor het voeren van een veerpont af te geven radarpatent kan onder bepaalde voorwaarden worden afgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzonderheden van het traject waarop de veerpont vaart.

De CCR kan voor de toepassing van het Reglement radarpatenten richtlijnen vaststellen, waaraan de bevoegde autoriteiten zich dienen te houden. Deze richtlijnen dienen ertoe dat de bevoegde autoriteiten op uniforme wijze met een bepaald voorschrift omgaan. Zoals reeds in paragraaf 2 is uiteengezet, kan het toepassingsbereik van een richtlijn eventueel beperkt worden tot de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek.

HOOFDSTUK 2

In hoofdstuk 2 zijn de voorwaarden voor het verkrijgen van een radarpatent opgenomen. In artikel 2.01 is bepaald dat de aanvrager van een radarpatent ten minste 18 jaar moet zijn. Tot op heden was de minimum leeftijd voor het aanvragen van een radarpatent 21 jaar. Met de verlaging van deze leeftijd naar 18 jaar, is, voor wat betreft Nederland, aangesloten bij de minimum leeftijd die geldt voor het verstrekken van een groot en een klein vaarbewijs op grond van de Binnenschepenwet en van een sportpatent op grond van het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998. Tevens dient men voor het verkrijgen van een radarpatent voorzien te zijn van een Rijnpatent of een ander bewijs van vaarbevoegdheid voor de binnenvaart, alsmede van een marifoonbedieningscertificaat.

In artikel 2.02, eerste en tweede lid, wordt bepaald welke gegevens en bescheiden de aanvrager van een radarpatent dient over te leggen om voor de toelating tot het examen en voor de afgifte van een radarpatent in aanmerking te komen. Bij de aanvraag mogen kopieën van de bedoelde bescheiden worden overgelegd, terwijl de kandidaat tijdens het examen de originele bescheiden op verzoek dient te overleggen.

HOOFDSTUK 3

Dit hoofdstuk regelt de procedure voor het examen en de afgifte en het intrekken van radarpatenten. Op grond van artikel 3.01 kan de bevoegde autoriteit één of meer examencommissies benoemen voor het afnemen van examens. De leden van deze examencommissies dienen aan bepaalde voorwaarden te voldoen.

In artikel 3.03 is bepaald dat de gegadigde voor het examen moet aantonen dat hij beschikt over voldoende kennis en vaardigheden voor het voeren van een schip met behulp van radar. Hierbij wordt verwezen naar het in bijlage 1 opgenomen examenprogramma. Dit programma bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het praktische gedeelte van het examen kan met behulp van een radarsimulator worden geëxamineerd. Indien de gegadigde in het bezit is van een bewijs dat door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig is erkend, behoeft geen examen meer te worden afgelegd. Tot slot is in artikel 3.03 bepaald dat de kandidaat die het praktische of het theoretische deel van het examen niet heeft gehaald, binnen een jaar, voor dit deel herexamen kan doen.

In artikel 3.04 is bepaald dat indien de gegadigde voor het examen is geslaagd, de bevoegde autoriteit aan hem een radarpatent verstrekt, dat is vastgesteld volgens het model dat is opgenomen in bijlage 2. Daarnaast bestaat mogelijkheid het bezit van het radarpatent op de schipperspatentkaart met het woord «radar» aan te geven.

Indien de houder van een radarpatent bij het voeren van een schip met behulp van radar een voor de scheepvaart gevaar veroorzakende onbekwaamheid aan de dag heeft gelegd, kan de bevoegde autoriteit het radarpatent intrekken. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een ernstige overtreding van de voorschriften met betrekking tot het varen bij slecht zicht, die zijn opgenomen in het RPR en het BPR. Het radarpatent kan tijdelijk of permanent worden ingetrokken.

HOOFDSTUK 4

In artikel 4.01 wordt bepaald dat radardiploma's die zijn afgegeven krachtens de Regeling radardiploma binnenvaart of het besluit van 29 december 1965, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende het verlenen van diploma's voor het voeren van een vaartuig met behulp radar op de Rijn (Stb. 660), geldig blijven met inachtneming van die voorschriften. Op grond van artikel 4.02 kan de houder van bedoeld radardiploma er echter tevens voor kiezen dit diploma om te wisselen voor een radarpatent als bedoeld in het onderhavige reglement.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1997, 475.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven