Wet van 2 december 1999 tot wijziging van de Wet bodembescherming (bijstellen van de financieringssystematiek en wegnemen van enkele onvolkomenheden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de financieringssystematiek enigszins te versoepelen en enkele onvolkomenheden in de Wet bodembescherming weg te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bodembescherming1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 komt de definitie «servicecentrum» te luiden:

servicecentrum: Service Centrum Grond, statutair gevestigd te Utrecht.

B

Artikel 39, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1. Indien een geval van ernstige verontreiniging wordt vermoed gaat de melding, bedoeld in artikel 28, voor zover dit niet reeds ingevolge dat artikel is vereist, tevens vergezeld van de resultaten van het nader onderzoek alsmede de resultaten van het saneringsonderzoek en van een saneringsplan, dat in ieder geval inhoudt:.

C

Aan artikel 64 wordt een artikellid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde, krachtens hoofdstuk III gestelde regels handelingen betreffen die tot doel hebben om de bodem te bemesten dan wel door toevoeging van materiaal de structuur van de bodem te verbeteren, kan in afwijking van het eerste lid Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister, de Technische commissie bodembescherming gehoord, vrijstelling verlenen van deze regels, voor zover het belang van de bescherming van de bodem zich daartegen niet verzet. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 76, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt:

De bijdrage is mede bedoeld ter tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in de artikelen 79, vijfde lid, en 82, vierde lid.

2. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. indien ingevolge:

1°. artikel 79, vierde lid, de bijdrage van de gemeente is verlaagd dan wel geen bijdrage is verschuldigd, het bedrag waarmee die bijdrage is verlaagd onderscheidenlijk die bijdrage;

2°. Artikel 82, tweede lid, een bijdrage aan een gemeente wordt verleend, die bijdrage.

3. In het zevende lid, wordt «artikel 78 bedoelde overzicht» vervangen door: artikel 84 bedoelde verslag.

E

Artikel 77, eerste lid, eerste volzin, wordt gewijzigd als volgt:

a. «verleent» wordt vervangen door: kan,

b. «afzonderlijke» vervalt, en

c. na «daarvan» wordt toegevoegd: verlenen.

F

In artikel 78, tweede lid, tweede volzin, vervalt «uit het bedrag van die verlaging».

G

In artikel 79, vijfde lid, vervalt de tweede volzin.

H

Artikel 82, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Gedeputeerde staten verlenen de ingevolge het tweede lid vastgestelde bijdrage aan de gemeente.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 december 1999

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 496, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 718.

Handelingen II 1999/2000, blz. 1555.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 718 (81).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 30 november 1999.

Naar boven