Wet van 9 december 1999 tot wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en van enige andere wetten in verband met de rijksrivieren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut, doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het vanwege de ontwikkelingen in het beheer van de grote rivieren gewenst is de ingevolge de Rivierenwet geldende regels zowel aan te passen als te vereenvoudigen, deels in het kader van integratie met de algemene bepalingen van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, deels door aanvullende voorzieningen in de onteigeningswet en enige andere wetten ;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet beheer rijkswaterstaatswerken1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 1 wordt ingevoegd een artikel 1a dat luidt:

Artikel 1a

In deze wet worden de rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering, dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt, door de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen lijn van de hoogwaterkerende gronden.

B

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van gewoon onderhoud.

C

Na artikel 2 wordt ingevoegd een artikel 2a dat luidt:

Artikel 2a

Bij algemene maatregel van bestuur worden binnen de ingevolge artikel 1a geldende begrenzing de gedeelten van het rivierbed aangewezen waar artikel 2, eerste lid, vanwege de ruimte aldaar van het rivierbed of de ligging aldaar van bebouwd gebied, niet van toepassing is dan wel op bepaalde gedragingen niet van toepassing is dan wel slechts op bepaalde gedragingen van toepassing is. Tevens worden bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gedragingen aangewezen waarop artikel 2, eerste lid, in het rivierbed binnen de ingevolge artikel 1a geldende begrenzing niet van toepassing is.

D

In artikel 3, eerste lid, wordt na vervanging van de punt door een komma, ingevoegd: met inbegrip van het belang van verruiming of wijziging anderszins van die werken.

E

In artikel 10 wordt in de eerste volzin voor «wordt gelijkgesteld» ingevoegd: alsmede een vergunning op grond van de Rivierenwet.

ARTIKEL II

De Waterstaatswet 19002 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt na «watergangen» ingevoegd «, rivierwerken daaronder begrepen» en wordt na «tenzij» ingevoegd «het betreft gewone onderhoudswerken of ».

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd dat luidt:

  • 3. Onder gelijke beperking moeten eigenaren en gebruikers van binnen de begrenzing van de rivier gelegen gronden toelaten dat kribben, dammen of andere rivierwerken van het rijk daaraan onderscheidenlijk daarover of daarop worden aangesloten, doorgetrokken of veranderd.

B

In artikel 12 wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid ingevoegd dat luidt:

  • 2. Krachtens besluit tot uitvoering van werken ten behoeve van verbetering of verruiming van de rivier kunnen door Ons, met inachtneming van de volgende bepaling en onder gehoudenheid veroorzaakte schade te vergoeden, gronden worden afgegraven of opgehoogd, geulen daarin worden gedicht en daarop aanwezige beplantingen worden opgeruimd, wanneer naar Ons oordeel de belangen van rechthebbenden ten aanzien van die zaken redelijkerwijs onteigening niet vorderen.

C

In artikel 12b wordt «artikel 12, eerste lid, »vervangen door: artikel 12, eerste en tweede lid, ».

ARTIKEL III

De Ontgrondingenwet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt de bijzin «, met inachtneming van de grenslijnen, bedoeld in artikel 2 van de Rivierenwet,» geschrapt.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

2. Na het tweede lid wordt, na vernummering van het derde tot en met achtste lid tot vierde tot en met negende lid, een nieuw derde lid ingevoegd dat luidt:

  • 3. Ten aanzien van ontgrondingen in een tot de rijkswateren behorende rivier omvat de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid van Onze Minister de oppervlakte die de rivier inneemt bij gewoon hoog zomerwater of gewone vloed. Daarbuiten tot aan de begrenzing van het rivierbed ingevolge artikel 1a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken oefenen gedeputeerde staten hun in het tweede lid bedoelde bevoegdheid niet uit dan in overeenstemming met Onze Minister.

ARTIKEL IV

De onteigeningswet4 wordt als volgt gewijzigd:

In het opschrift van titel IIa en in artikel 72a wordt de zinsnede «alsmede voor verbetering van rivieren» vervangen door: alsmede ten behoeve van verbetering of verruiming van rivieren.

ARTIKEL V

  • 1. De Rivierenwet wordt ingetrokken.

  • 2. Niettemin blijven de begrenzingen onderscheidenlijk gebiedsaanwijzingen en overige beperkingen op het vereiste van een vergunning, die op de datum van inwerkingtreding van deze wet gelden op grond van het bij of krachtens de Rivierenwet bepaalde, van kracht tot de datum van inwerkingtreding van het krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken te nemen besluit tot vaststelling van begrenzingen onderscheidenlijk gebiedsaanwijzingen en overige beperkingen op het vereiste van een vergunning.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 9 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 645, gewijzigd bij de wet van 19 december 1996, Stb. 647.

XNoot
2

Stb. 1900, 176, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
3

Stb. 1996, 412, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
4

Stb. 1851, 125, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1999, Stb. 302.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 584.

Handelingen II 1999/2000, blz. 1831–1834; 1867.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 584 (95, 95a).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 7 december 1999.

Naar boven