Besluit van 25 november 1999, houdende afschaffing van de verplichte inkoop door gemeenten en de verplichte inkoop door het Landelijk instituut sociale verzekeringen voor arbeidsgehandicapten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de daarmee verband houdende wijziging van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 1999, nr. AM/RAW/99/58330;

Gelet op de artikelen 132 en 137a van de Algemene bijstandswet, 54 en 59a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 54 en 59a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 14, derde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden;

De Raad van State gehoord, advies van 15 oktober 1999, No. W12.99.0498/IV;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 november 1999, Directie Arbeidsmarkt, Nr. AM/RAW/99/65489;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 8, tweede lid, en 14a, eerste lid, onderdeel d, vervallen telkens de woorden: de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of.

B

Het vierde, vijfde en zesde lid, van artikel 13 vervallen.

C

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede: , verminderd met de bedragen, die beschikbaar zijn voor de aanvullende budgetten, bedoeld in het derde lid,.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In aanvulling op het bedrag van het scholings- en activeringsbudget bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister aan bij ministeriële regeling te bepalen gemeenten met een groot aantal bijstandsgerechtigden een bij die regeling te bepalen extra subsidiebedrag verlenen.

D

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot nieuw tweede lid.

2. In het nieuwe tweede lid wordt «bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid.

E

De artikelen 18a tot en met 24 vervallen.

Artikel II

Voor uitkeringen van het Rijk door gemeenten, over tijdvakken tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten en de krachtens dit besluit gestelde regels, zoals dit besluit respectievelijk die regels luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.

Artikel III

Het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten wordt ingetrokken.

Artikel IV

Het Besluit tijdelijk verplichte inkoop dienstverlening arbeidsgehandicapten Lisv-Arbeidsvoorziening wordt ingetrokken.

Artikel V

De tekst van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 november 1999

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven de eenentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In artikel 33 van de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996 is bepaald dat tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, in afwijking van de artikelen 72, derde lid, van de Werkloosheidswet, 137a van de Algemene bijstandswet en de artikelen 59a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, vergoedingen die ten laste van 's Rijks kas bij of krachtens de wet zijn vastgesteld of ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds zijn vastgesteld, slechts bestemd zijn voor dienstverlening door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Met het koninklijk besluit van 25 november 1999 (Stb. 531) is het tijdstip, bedoeld in artikel 33 van de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996, vastgesteld op 1 januari 2000. De formele beletselen om te komen tot vrije inkoop van dienstverlening voor reïntegratieactiviteiten zijn hierdoor met ingang van 1 januari 2000 opgeheven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het voornemen tot algehele afschaffing van de verplichte inkoop bij brief van 16 juli 1999 in kennis gesteld (kamerstukken II, 1998/99, 21 477, nr. 75).

Het afschaffen van de verplichte inkoop van reïntegratietrajecten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft de volgende achtergrond. Onderzoek naar de praktijk van inkoop in de afgelopen periode leert dat de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in belangrijke mate ervaring heeft opgedaan met marktgericht werken (Evaluatie van het inkoopmodel. Inkoop 1998. Elsevier, Den Haag 1999). Opdrachtgevers kregen meer ruimte om te sturen. Daadwerkelijke concurrentie ontbrak echter, waardoor de financiële stimulans voor het marktgerichte veranderingsproces binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de mogelijkheid tot sturing voor opdrachtgevers nog beperkt bleven. Dit blijkt uit de evaluatie van het inkoopmodel, die ook aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangeboden bij schrijven van 28 mei 1999, kenmerk AM/ARV/99/26 328. Vrije inkoop zal leiden tot een meer marktconforme relatie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie met de opdrachtgevers. De uitkeringsorganen krijgen meer mogelijkheden hun middelen zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten.

Naast het inkoopproces als zodanig zijn twee andere factoren van invloed op de verdere ontwikkeling van inkoop. In de eerste plaats hebben inkooppartijen ook een relatie in het kader van het traject Samenwerking, Werk en Inkomen. Inkoop heeft niet belastend gewerkt op deze samenwerking. Er is inmiddels een landelijk dekkend net van samenwerkingsovereenkomsten ontstaan met het oog op de vorming van Centra voor Werk en Inkomen. De organisaties van betrokken partijen, het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Landelijk instituut sociale verzekeringen hebben ook voor de afschaffing van verplichte inkoop gepleit.

In de tweede plaats past vrije inkoop in het kabinetsvoornemen bij het traject Structuur Uitvoering Werk en Inkomen om de uitvoering van de reïntegratie volledig op de markt te positioneren en de reïntegratieactiviteiten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te privatiseren. Dit biedt de Arbeidsvoorzieningsorganisatie de gelegenheid haar organisatie op concurrentie in te stellen.

Voor de daadwerkelijke invoering van de vrije inkoop met ingang van 1 januari 2000 moeten enige algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen worden ingetrokken c.q. aangepast. Het onderhavige besluit draagt zorgt voor de nood-zakelijke aanpassingen in enige algemene maatregelen van bestuur.

In dit besluit wordt het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten ingetrokken (artikel III). In dit besluit (de zogenoemde G86 regeling) was de verplichte inkoop van dienstverlening door gemeenten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregeld voor moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden in het kader van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz). Genoemd besluit was gebaseerd op de Abw, Ioaw en Ioaz. In samenhang met de intrekking van genoemd besluit zullen, indien het parlement daarmee instemt, via de Veegwet SZW 1999 (kamerstukken II, 1998/99, 26 722) met ingang van 1 januari 2000 de artikelen 128 en 137a van de Abw, de artikelen 51 en 59a van de Ioaw, en de artikelen 51 en 59a van de Ioaz, die allen betrekking hebben op de inkoop van dienstverlening door gemeenten, uit genoemde wetten worden gehaald. Voorts zal in verband met het vervallen van artikel 128 van de Abw, artikel 32 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars worden aangepast. In samenhang hiermee regelt artikel II dat het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorziening door gemeenten voor uitkeringen van het Rijk over tijdvakken tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit in stand blijft. Dit geldt overigens ook voor de Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten. Zie voor de consequenties van een en ander de artikelsgewijze toelichting bij artikel II.

Artikel IV regelt de intrekking van het Besluit tijdelijk verplichte inkoop dienstverlening arbeidsgehandicapten Lisv – Arbeidsvoorziening. Dit besluit regelde de verplichte inkoop van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie voor enige categorieën arbeidsgehandicapten. Deze taak wordt in artikel 10 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Lisv opgelegd. Artikel 14, tweede lid, vormde de (facultatieve) basis voor genoemd besluit.

Met de in artikel I opgenomen wijzigingen van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden worden twee doelen beoogd.

De inkoopgelden voor de gemeenten op grond van het huidige Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten worden met ingang van 1 januari 2000 aan het scholings- en activeringsbudget in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) toegevoegd.

De verplichte inkoop door gemeenten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie die voor deze middelen gold, evenals voor een deel van de geoormerkte middelen in het kader van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in het scholings- en activeringsbudget WIW, wordt met ingang van 1 januari 2000 afgeschaft.

De afschaffing van alle verplichte inkoop van reïntegratie-activiteiten door uitkeringsinstanties bij Arbeidsvoorziening is aangegrepen om gelijktijdig de inkoopgelden van de zogenoemde G86 gemeenten toe te voegen aan het scholings- en activeringsbudget WIW, zijnde een onderdeel van het gemeentelijk Werkfonds. Het kabinet is voornemens integratie van de diverse reïntegratiebudgetten van gemeenten op termijn te realiseren door totstandkoming van het Fonds Werk en Inkomen waarin aan gemeenten een totaalbudget voor reïntegratie in het arbeidsproces ter beschikking wordt gesteld. Vooruitlopend hierop, maar ook op de toekomstige Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, wordt de WIW met het gemeentelijk Werkfonds beschouwd als hét vehikel voor de onderbrenging van instrumenten en geldstromen voor de reïntegratie in het arbeidsproces van ingezetenen van gemeenten. Om die reden zijn met de inwerkingtreding van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten medio 1998 reeds middelen toegevoegd aan het gemeentelijk Werkfonds. Medio 1999 zijn opnieuw middelen toegevoegd aan het gemeentelijk Werkfonds ten behoeve van de sluitende aanpak. Met deze wijziging worden voor de derde keer middelen toegevoegd.

Om de integratie van de zogenaamde G86 inkoopmiddelen in het scholings- en activeringsbudget WIW soepel te laten verlopen, is ervoor gekozen om de verdeling van deze extra middelen voor het jaar 2000 ongewijzigd te laten ten opzichte van het oude inkoopbesluit. De middelen worden ongeoormerkt toegevoegd, dat wil zeggen dat voor de beleidsmatige besteding, alsmede de verantwoording en afrekening van deze toegevoegde middelen met ingang van 1 januari 2000 dezelfde regels als voor het niet geoormerkte deel van het scholings- en activeringsbudget WIW gelden. Mede uit voornoemd inkooponderzoek blijkt dat de uitvoering niet gebaat is bij een veelheid aan inkoopregelingen met onderling afwijkende voorwaarden. De doelgroep van de zogenoemde G86-regeling wordt daarmee verbreed van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden Abw, Ioaw en Ioaz naar alle uitkeringsgerechtigden, langdurig werklozen en werkloze jongeren (de doelgroep van de WIW).

Ingevolge de verplichting in de artikelen in de Abw (118) en Ioaw (42) en Ioaz (42) dient de gemeente haar activeringsbeleid en de resultaten daarvan op te nemen in respectievelijk het gemeentelijk beleidsplan en verslag. Deze verplichting met betrekking tot uitkeringsgerechtigden Abw, Ioaw en Ioaz blijft bestaan, ook nu de inkoopartikelen uit genoemde wetten vervallen en de middelen overgeheveld worden naar het Werkfonds van de WIW.

Tot 2001 liggen de verdeelsleutels voor de verschillende onderdelen van het Werkfonds, waaronder het scholings- en activeringsbudget, vast. Dit heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd aan de Tweede Kamer bij de behandeling van de WIW. Met het oog op de afloop van de bewuste drie jaar na invoering van de WIW per 1 januari 1998 en in het kader van de totstandkoming van één Fonds voor Werk en Inkomen (Abw en Werkfonds WIW) zal in 2000 integrale herbezinning plaatsvinden op de financiële systematiek van de WIW. Vereenvoudiging en interne stroomlijning van de systematiek van budgetverdeling en verantwoording zijn naast afrekenen op prestaties hiervan het doel. De wijze waarop de extra G86 middelen in het scholingsbudget WIW na 2000 verdeeld worden over gemeenten zal hierbij meegenomen worden.

In het kader van de algehele omzetting van de verplichte inkoop bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar vrije inkoop zal de vrije inkoop van het Lisv ten behoeve van ontslagwerklozen nog via een afzonderlijke wijziging van het Tijdelijk besluit sluitende aanpak WW vorm worden gegeven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

De onderdelen A, C, D en van onderdeel E, artikel 18a, van dit artikel bevatten de in het algemeen deel genoemde wijzigingen van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden. Deze wijzigingen zijn nodig om de inkoopgelden ongeoormerkt aan het scholings- en activeringsbudget van de WIW te kunnen toevoegen. Deze gelden kunnen daarmee voor dezelfde doelen worden ingezet als mogelijk is voor andere gelden in het kader van het scholings- en activeringsbudget. Ook in de verantwoordingssfeer lopen deze gelden gewoon mee met de reguliere verantwoording van het scholings- en activeringsbudget. Op basis van het nieuwe derde lid van artikel 14, van het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden (artikel I, onderdeel C, onder 2) kunnen gemeenten met een groot aantal bijstandsgerechtigden worden aangewezen als gemeenten die extra gelden in het kader van het scholings- en activeringsbudget krijgen.

In de Regeling uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden zullen de bestaande G86 gemeenten worden aangewezen als gemeenten die de extra gelden krijgen.

Het nieuwe derde lid van artikel 14 van genoemd besluit (artikel I, onderdeel C, onder 2) kan in de plaats komen van het oorspronkelijke derde lid (een hoger scholings- en activeringsbudget over de jaren 1998 en 1999 in verband met de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing) omdat de werkingssfeer van die bepaling inmiddels is verlopen.

De wijzigingen in onderdeel B, en de artikelen 19 tot en met 24 van onderdeel E betreffen het laten vervallen van reeds uitgewerkte bepalingen.

Artikel II

Dit artikel regelt dat voor uitkering van het Rijk over tijdvakken tot 1 januari 2000 het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten en de krachtens dat besluit gestelde regels van toepassing blijven. Het gaat hier om de uitkering, bedoeld in artikel 3, van genoemd besluit. Krachtens dat besluit is vastgesteld de Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten. Ook bezwaar- en beroepsprocedures worden op basis van die regelgeving afgehandeld.

Op grond van genoemde regelgeving kunnen door gemeenten, onder de voorwaarden van die regelgeving, nog uitgaven worden gedaan. Deze uitgaven zullen op de gebruikelijke manier moeten worden verantwoord. Hiervoor zullen derhalve nog jaaropgaven met accountantsverklaringen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moeten worden ingediend. De verklaring komt tot stand op basis van een onderzoek. Voor de jaaropgave, de accountantsverklaring en het onderzoek dat resulteert in de verklaring zullen op de gebruikelijke manier modellen worden vastgesteld.

Op grond van artikel II blijven ook de artikelen over de beleidsvorming van kracht. Dit betreft de informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van genoemd besluit (zie artikel 8, vierde lid, van het besluit). Deze informatievoorziening is opgenomen in paragraaf 6 van de Uitvoeringsregeling inkoop dienstverlening door gemeenten en loopt in principe geheel buiten de gemeenten om. Voor de beleidsvorming blijft deze informatie van belang, omdat deze een rol speelt in het kader van toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot het Fonds Werk en Inkomen.

De voor het jaar 1996 vastgestelde Regeling inkoop dienstverlening Arbeidsvoorziening door gemeenten 1996 is niet gebaseerd op het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten. Deze regeling blijft derhalve gewoon van kracht voor de afwikkeling van het jaar 1996.

Artikel III

In artikel III wordt het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie door gemeenten ingetrokken. Met de intrekking van dat besluit vervalt automatisch ook de Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten (zie voor het overgangsrecht artikel II).

Artikel IV

Artikel IV regelt dat het Besluit tijdelijk verplichte inkoop dienstverlening arbeidsgehandicapten Lisv – Arbeidsvoorziening wordt ingetrokken. Hoewel dit besluit op grond van artikel 6 bij ministeriële regeling kan worden ingetrokken, is er vanwege de overzichtelijkheid voor gekozen ook dit besluit in het onderhavige besluit in te trekken.

Artikel V

Het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden, zoals dit besluit komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wijziging, zal gelet op de vele wijzigingen die inmiddels in genoemd besluit zijn aangebracht, in het Staatsblad worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries


XNoot
1

Stb. 1997, 761, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juni 1999, Stb. 249.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven