Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1999, 509 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 1999, 509 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake de wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 bepalingen op te nemen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang, teneinde de effectiviteit van de handhaving van deze wetgeving te verbeteren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet toezicht beleggingsinstellingen1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 29, eerste lid, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 7, onder c, 14, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30 en 32» vervangen door: bedoeld in de artikelen 7, onder c, 14, 28, voor zover het daarbij de door Onze Minister te stellen regels betreft, 30, 32, 33b, derde lid, 33c, derde lid en 33m, tweede lid.
Artikel 33 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
2. Ingeval beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, zal de terechtzitting worden gehouden met gesloten deuren. De uitspraak wordt alsdan niet in het openbaar uitgesproken.
Na Hoofdstuk VII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste en tweede lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 21, 22, tweede lid, 23, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 13, eerste lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 21, 22, tweede lid, 23, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 29, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete overdraagt aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 5, eerste lid, 6, vijfde lid, tweede volzin, of 12, eerste en tweede lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 33d, is aangewezen.
1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 33i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 33f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 33f, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 33c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, onverminderd artikel 19, vijfde lid, en artikel 24, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
De Wet toezicht effectenverkeer 19952 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 40, eerste lid, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 8, 10, 18, 22, 25, 26, 27, 41, 42, 45, 46b, derde lid, onder c, en vijfde lid, 46d en 48a» vervangen door: bedoeld in de artikelen 8, 10, 18, 22, 25, 26, 27, 41, 42, 45, 46b, derde lid, onder c, en vijfde lid, 46d, 48a, 48b, derde lid, 48c, derde lid, en 48m, tweede lid.
Artikel 44 komt te luiden:
Na Hoofdstuk XII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, tweede lid, onder b en c, 4, tweede lid, 5, derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde, vierde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste lid, 11a, eerste en tweede lid, 12, tweede en vierde lid, 13, vijfde, zesde en achtste lid, 15, tweede lid, 16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, 19, derde lid, 21, zesde lid, 22, eerste en derde lid, 23, 24, eerste en derde lid, 28, derde en zesde lid, onder a, 28a, tweede en vierde lid, 29, vijfde lid, 36, tweede en derde lid, en 37, tweede lid.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, eerste en tweede lid, onder b en c, 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste lid, 11a, eerste tot en met vierde lid, 12, tweede en vierde lid, 13, eerste, vijfde, zesde en achtste lid, 14, eerste en vierde lid, 15, tweede lid, 16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende tot en met twaalfde lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, 19, derde lid, 21, zesde lid, 22, eerste en derde lid, 23, 24, eerste en derde lid, 28, derde en zesde lid, onder a, 28a, tweede en vierde lid, 29, vijfde lid, 36, tweede en derde lid, 37, tweede lid, 46, eerste lid, 46a, eerste lid, 46b, eerste, derde en vijfde lid, 46d en 47.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 40, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete heeft overgedragen aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze, voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 3, tweede lid, onder b en c, 5, eerste lid, tweede volzin, 7, vierde lid, 11, eerste lid, of 17, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in die algemene maatregel van bestuur. Het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 48d, is aangewezen.
1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit terzake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 48i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 48f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 48f, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 48c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, onverminderd artikel 31, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
De Wet toezicht kredietwezen 19923 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 90, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
Na Hoofdstuk XIII A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister of de Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, 7, 10, eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste en vijfde lid, 12, tweede lid, 14, eerste en tweede lid, 15, vijfde lid, 16, zesde en achtste lid, 19, eerste lid, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid, tweede volzin, 23, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 24, eerste, derde, vierde en zesde lid, 25, eerste lid, 25a, tweede en derde lid, 26, zevende lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, eerste lid en tweede lid, eerste volzin, 31, eerste lid, onder a, en tweede lid, 32, eerste lid, onder a, en tweede lid, 36, 37, 38, 43, 44, 50, eerste lid, 51, 55, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 56a, 58, eerste en tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede, derde en vierde lid, en 85, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister of de Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, 7, 10, eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste en vijfde lid, 12, tweede lid, 13, 14, eerste en tweede lid, 15, vijfde lid, 16, eerste, tweede, vijfde, zesde en achtste lid, 16a, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, derde lid, tweede volzin, en vijfde lid, tweede volzin, 23, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 24, eerste, derde, vierde en zesde lid, 25, eerste lid, 25a, tweede en derde lid, 26, zevende lid, 27, eerste en tweede lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, vierde en vijfde lid, 31, eerste lid, onder a, tweede en derde lid, 32, eerste lid, onder a, onder b en tweede lid, 36, 37, 38, 43, 44, 48, eerste, tweede en vijfde lid, 49, eerste en tweede lid, 50, eerste en tweede lid, 51, 55, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde en zevende lid, 56, eerste en tweede lid, 56a, 58, eerste en tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 69, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede, derde en vierde lid, en 85, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Bank indien deze door haar is opgelegd.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel door de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij, dan wel de Bank, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 90d, is aangewezen.
1. Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval.
a. het feit terzake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 90i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 90f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 90f, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Bank indien zij de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 90c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op de belangen van crediteuren, kunnen Onze Minister en de Bank, onverminderd artikel 64, eerste en tweede lid, het feit terzake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 93, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
Na Hoofdstuk 10 A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste lid, eerste en derde volzin, 33, eerste lid, tweede volzin, 33, vierde en vijfde lid, 33, zesde lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met derde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 41, 44, tweede lid, 45, eerste tot en met vijfde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 26, tweede lid, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste lid, eerste en derde volzin, 33, eerste lid, tweede volzin, 33, vierde en vijfde lid, 33, zesde lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33a, tweede en derde lid, 33b, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met derde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste en derde tot en met vijfde lid, 41, 44, eerste en tweede lid, 45, eerste tot en met vijfde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 85, eerste en tweede lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Verzekeringskamer indien deze door haar is opgelegd.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 22, eerste lid, onderdeel e, 33, vierde lid, 38, eerste lid, laatste volzin, 38, tweede lid, tweede volzin, 38, vierde en vijfde lid, 40, eerste en vierde lid, 45, eerste lid, laatste volzin, 45, tweede lid, tweede volzin, 45, vierde en vijfde lid, of 92, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 25, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.
Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij dan wel de Verzekeringskamer de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 93d, is aangewezen.
1. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 93i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 93f, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvordering is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 93c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, kunnen Onze Minister en de Verzekeringskamer, onverminderd artikel 87, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 19935 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 188, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
Na Hoofdstuk XI A wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met vijfde lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vierde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste lid, eerste en derde volzin, 72, eerste lid, tweede volzin, 72, vierde en vijfde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, tweede lid, 94, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste lid, tweede volzin, 100, eerste lid, eerste en derde volzin, 100, vierde en vijfde lid, 100, zesde lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, eerste volzin, 103, eerste lid, laatste volzin, 103, tweede lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 108, 109, eerste, derde en vierde lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 113, derde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, tweede en derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 161, derde lid, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 179, negende lid, 180, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 37, eerste lid, 38, eerste, tweede en vijfde lid, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 62, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met vijfde lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vijfde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste lid, eerste en derde volzin, 72, eerste lid, tweede volzin, 72, vierde en vijfde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72a, tweede en derde lid, 72b, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 77, eerste tot en met derde en zevende lid, 78, eerste volzin, 80, eerste tot en met derde lid, 81, eerste tot en met derde en zesde lid, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 84, eerste en tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 88, eerste en tweede lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, eerste en tweede lid, 94, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste lid, eerste en derde volzin, 100, eerste lid, tweede volzin, 100, vierde en vijfde lid, 100, zesde lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100a, tweede en derde lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, eerste volzin, 103, eerste lid, laatste volzin, 103, tweede lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 105, eerste en tweede lid, 106, 108, 109, eerste, derde, vierde en zevende lid, 109, achtste lid, eerste volzin, 109, achtste lid, tweede volzin, 109, negende lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 111, eerste en tweede lid, 113, eerste tot en met vierde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, eerste tot en met derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 161, derde lid, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 177, eerste en tweede lid, 178, eerste lid, 179, tweede en negende lid, 180, 181, eerste tot en met derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede en derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat indien deze door de Minister van Financiën is opgelegd, of aan de Verzekeringskamer indien deze door haar is opgelegd.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
5. Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 19, 20, 42, eerste lid, onderdeel e, 66, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 68, eerste, tweede en vierde lid, 72, vierde lid, 94, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 95, tweede lid, 100, vierde lid, of 187, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regelingen, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, 39, tweede lid, 51, 80, tweede lid, onderdeel b, en 186, eerste lid, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.
Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, voornemens is een boete op te leggen, geeft hij, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 188d, is aangewezen.
1. Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 188i, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 188f, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 188f, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd, de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat, dan wel de Verzekeringskamer indien zij de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 188c vervalt, indien Onze Minister, dan wel de Verzekeringskamer voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op de belangen van degenen die als verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering, gesloten of te sluiten met de verzekeraar, kunnen Onze Minister en de Verzekeringskamer, onverminderd artikel 182, eerste en tweede lid, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
De Wet inzake de wisselkantoren6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 23 komt te luiden:
Na Hoofdstuk 5 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. De Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 3, zesde lid, 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister van Financiën kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. De Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 3, zesde lid, 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Bank.
3. Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. De Bank kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien de Bank voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de Bank de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 23c, is aangewezen.
1. De Bank legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 23h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt de Bank schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Bank de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Bank.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 23b vervalt, indien de Bank ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op de bescherming van het financiële stelsel en het tegengaan van het witwassen van geld, kunnen Onze Minister van Financiën en de Bank, onverminderd artikel 17, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister van Financiën kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
De Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 19967 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:
1. Met uitzondering van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7, derde lid, om de openbaarmaking van een melding achterwege te laten om redenen van algemeen belang, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 12, om regels te stellen voor het verhaal van kosten, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13a, derde lid, om regels te stellen ter zake van het opleggen van een last onder dwangsom, van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13b, derde lid, om regels te stellen ter zake van het opleggen van een bestuurlijke boete, en van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13l, tweede lid, om regels te stellen ter zake van het ter openbare kennis brengen van bepaalde gegevens, kunnen taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van deze wet heeft bij algemene maatregel van bestuur worden overgedragen aan een rechtspersoon.
Artikel 13 komt te luiden:
Na Hoofdstuk IV wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens artikel 8, derde en vierde lid.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, 6, eerste lid, 8, eerste lid, tweede volzin, derde en vierde lid en 14, tweede lid.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de staat. Voor zover Onze Minister met toepassing van artikel 11, eerste lid, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete overdraagt aan een rechtspersoon, komt de boete toe aan die rechtspersoon.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. Onze Minister kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt Onze Minister de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 13c, is aangewezen.
1. Onze Minister legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 13h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 13e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 13e, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt Onze Minister schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan Onze Minister de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon die de boete heeft opgelegd.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding als bedoeld in artikel 48c vervalt, indien Onze Minister ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op een adequate werking van de financiële markten en de positie van de beleggers op die markten, kan Onze Minister, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
De Wet financiële betrekkingen buitenland 19948 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9 komt te luiden:
Na artikel 9 worden artikelen ingevoegd, luidende:
1. De Bank kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens artikel 7, eerste tot en met vierde lid.
2. De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
3. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. De Bank kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 7, eerste tot en met vierde lid.
2. De bestuurlijke boete komt toe aan de Bank.
3. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
1. Het bedrag van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt.
2. De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.
3. De bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
4. De Bank kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
1. Indien de Bank voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de Bank de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, bedoeld in artikel 9c, is aangewezen.
1. De Bank legt de boete op bij beschikking.
2. De beschikking vermeldt in ieder geval:
a. het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift;
b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 9h, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald.
1. De werking van de beschikking tot oplegging van een boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 9e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
1. De boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een overtreding betreft die op grond van artikel 9e, tweede lid, is aangewezen.
3. Indien de boete niet tijdig is betaald, stuurt de Bank schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het derde lid zal worden ingevorderd.
4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de Bank de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
5. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Bank.
7. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de president van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld.
1. De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
1. Met het oog op de effectiviteit van deze wet, kan de Bank het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis brengen.
2. Onze Minister kan regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid.
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten9 wordt:
a. «de Wet toezicht beleggingsinstellingen» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de artikelen 4, eerste lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 14, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 17, vijfde en zevende lid, 19, tweede tot en met vierde lid, 20, 22, tweede lid, 24, 27b, tweede en derde lid, en 27c, tweede lid;
b. «de Wet toezicht effectenverkeer 1995» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede lid, 5, eerste en derde lid, 6, tweede lid, 7, eerste, derde en zevende lid, 10, tweede lid, 11, eerste en vijfde lid, 11a, derde, vierde en zesde lid, 12, tweede en vierde lid, 13, zesde en achtste lid, 16, eerste, achtste, negende, elfde, twaalfde en dertiende lid, 17, eerste en tweede lid, 18, tweede lid, 19, tweede lid, 22, eerste, derde en vijfde lid, 24, eerste en derde lid, 25, tweede lid, 27, derde lid, 28, derde lid, 29, vijfde lid, 31, eerste en tweede lid, 36, tweede en derde lid, 37, tweede lid, 45, vierde lid, 46a, eerste lid, 46b, eerste, derde en vijfde lid, eerste volzin, en 46d;
c. «de Wet toezicht kredietwezen 1992» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht kredietwezen 1992, de artikelen 6, 14, 15, vierde en vijfde lid, 16, eerste, zevende en achtste lid, 19, eerste lid, 23, eerste, vierde en vijfde lid, 24, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, 28, tweede lid en vijfde lid, onder a, 29, tweede lid, 30, vierde en vijfde lid, 31, eerste lid, onder a en eerste lid, onder b, 32, eerste lid, onder a, en eerste lid, onder b, 36, 38, 43, 55, vierde, zesde en zevende lid, 56, eerste en tweede lid, 56a, 58, tweede lid, 62, eerste, tweede en derde lid, 63, 64, tweede lid, 66, tweede en derde lid, 66a, tweede lid, 69, 72, derde lid, 81, vijfde lid, 82, eerste en vierde lid, 83, eerste en vierde lid, 84, tweede en vierde lid en 85;
d. «de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de artikelen 11, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 28, eerste lid, 28, tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede lid, 30, derde lid, 33, eerste lid, tweede volzin, 33a, tweede lid, 33a, derde lid, 33b, 36, eerste lid, 37, 39, eerste lid, 39, tweede lid, 41, 46, 51, vierde lid, 56, eerste lid, 56, tweede lid, 59, eerste lid, 64, eerste lid, 70, derde lid, 81, eerste lid, 81, zesde lid en zevende lid, 82, eerste lid, 82, vierde lid en zesde lid, 85, eerste lid, 86, 89, tweede lid, 89, derde lid, 90, tweede lid;
e. «de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de artikelen 24, eerste lid, 42, tweede lid, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 55, eerste lid, 55, tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde lid, 57, vierde lid, 64, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 67, tweede lid, 68, eerste lid, 72, eerste lid, tweede volzin, 72a, tweede lid, 72a, derde lid, 72b, 76, eerste lid, 89, eerste lid, 89, tweede lid, 95, eerste lid, 95, tweede lid, 96, eerste lid, 100, eerste lid, tweede volzin, 100a, tweede lid, 100a, derde lid, 104, eerste lid, 115, vijfde lid, 120, vierde lid, 137, eerste lid, 140, eerste lid, 141, derde lid, 143, eerste lid, 146, eerste lid, 147, derde lid, 153, eerste lid, 161, derde lid, 174, eerste lid, 174, zesde lid, 174, zevende lid, 175, eerste lid, 175, vierde lid, 175, zesde lid, 177, eerste lid, 178, eerste lid, 179, tweede lid, 179, negende lid, 180, 181, eerste lid, 181, tweede lid, 181, derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid;
f. «de Wet inzake de wisselkantoren» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet inzake de wisselkantoren, de artikelen 4, eerste lid, 5, derde lid, 9, eerste lid, 10, 11, 12, tweede lid, 16 en 20, tweede en derde lid;
g. «de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, de artikelen 3, 4, 6, derde lid, en 8.
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1998 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en in verband daarmee enkele andere wetten, teneinde de effectiviteit van het bedrijfseconomisch toezicht te vergroten (Kamerstukken II 1997/98, 26 075) tot wet wordt verheven, worden met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt de onderstaande wetten als volgt gewijzigd dan wel, indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, komen met ingang van dat latere tijdstip in artikel IV, onderdeel B, de artikelen 93b, eerste lid, 93c, eerste lid, en 93d, vijfde lid, in artikel V, onderdeel B, de artikelen 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, en 188d, vijfde lid, in artikel IX, onderdelen d en e, onder verlettering van de onderdelen «f» en «g» tot «d» en «e», de tabellen 1 en 2 van de «Bijlage als bedoeld in artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de tabellen 1 en 2 van de «Bijlage als bedoeld bij artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» te vervallen en worden de onderstaande wetten als volgt gewijzigd:
A. De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 93b, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede tot en met vierde lid, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 33, vijfde en zesde lid, 33, zevende lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33c, eerste lid, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste, vierde en vijfde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 41, 44, tweede lid, 45, eerste tot en met vierde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. Artikel 93c, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 11, 17, eerste tot en met derde lid, 17, vierde lid, eerste volzin, 17, vijfde lid, 18, eerste tot en met vierde lid, 18a, 22, eerste lid, onderdeel e, 22, tweede lid, 23, tweede lid, laatste volzin, 23, derde lid, eerste volzin, 23, derde lid, laatste volzin, 23, vierde lid, tweede volzin, 23, vijfde lid, 25, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 26, tweede lid, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede tot en met vierde lid, 28, eerste en tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede en derde lid, 31, eerste lid, 32, eerste lid, 32, tweede lid, tweede volzin, 33, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 33, vijfde en zesde lid, 33, zevende lid, eerste volzin, 33a, eerste lid, eerste en derde volzin, 33a, tweede en derde lid, 33b, 33c, eerste lid, 34, eerste en tweede lid, 35, eerste tot en met vijfde lid, 36, eerste lid, 36, tweede lid, tweede volzin, 37, 38, eerste tot en met vijfde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste en derde tot en met vijfde lid, 41, 44, eerste en tweede lid, 45, eerste tot en met vierde lid, 46, 47, eerste en tweede lid, 48, 49, eerste tot en met derde lid, 50, 51, eerste lid, 51, tweede lid, eerste volzin, 51, vierde lid, 54, eerste en vijfde lid, 55, derde lid, 56, eerste en tweede lid, 57, eerste, tweede en vierde lid, 58, 59, eerste lid, 63, 64, eerste lid, 81, eerste, zesde en zevende lid, 82, eerste, vierde en zesde lid, 84, zevende lid, 85, eerste en tweede lid, 86, 89, tweede en derde lid, 90, tweede lid, en 92, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
3. Aan artikel 93d wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 22, eerste lid, onderdeel e, 33, vijfde lid, 38, eerste lid, laatste volzin, 38, tweede lid, tweede volzin, 38, vierde lid, eerste volzin, 38, vijfde lid, 40, eerste en vierde lid, 45, eerste lid, laatste volzin, 45, tweede lid, tweede volzin, 45, vierde en vijfde lid, en 92, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 25, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.
4. In de «Bijlage als bedoeld in artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» komen de tabellen 1 en 2 als volgt te luiden:
Tabel 1
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
17, eerste lid | 3 |
17, tweede lid | 3 |
17, derde lid | 3 |
17, vierde lid, eerste volzin | 3 |
17, vijfde lid | 3 |
18, eerste lid | 4 |
18, tweede lid | 4 |
22, tweede lid | 3 |
23, derde lid, laatste volzin | 3 |
23, vierde lid, tweede volzin | 3 |
26, eerste lid, eerste en tweede volzin | 3 |
26, tweede lid | 3 |
27, tweede lid | 4 |
27, derde lid, onderdeel a | 4 |
27a, vierde lid | 3 |
28, eerste lid | 3 |
30, tweede lid | 3 |
31, eerste lid | 3 |
32, eerste lid | 2 |
32, tweede lid, tweede volzin | 2 |
33, eerste lid | 3 |
33, tweede lid | 4 |
33, derde lid, vijfde volzin | 1 |
33, zesde lid | 1 |
33, zevende lid, eerste volzin | 1 |
33a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
33c, eerste lid | 4 |
34, eerste lid | 1 |
34, tweede lid | 1 |
35, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin | 2 |
35, eerste lid, onderdelen b tot en met d | 2 |
35, tweede lid | 3 |
35, derde lid | 3 |
35, vierde lid | 2 |
35, vijfde lid | 2 |
36, eerste lid | 3 |
36, tweede lid, tweede volzin | 3 |
37 | 3 |
38, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
38, tweede lid, eerste en laatste volzin | 4 |
38, derde lid | 4 |
39, eerste lid | 4 |
39, tweede lid | 4 |
40, derde lid | 4 |
40, vijfde lid | 4 |
41 | 3 |
44, eerste lid | 3 |
44, tweede lid | 3 |
45, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
45, tweede lid, eerste en laatste volzin | 4 |
45, derde lid | 4 |
46 | 4 |
47, eerste lid | 4 |
47, tweede lid | 4 |
48 | 3 |
49, eerste lid | 1 |
49, tweede lid | 1 |
49, derde lid | 1 |
50 | 1 |
51, eerste lid | 4 |
51, tweede lid, eerste volzin | 4 |
54, eerste lid | 2 |
54, vijfde lid | 2 |
55, derde lid | 2 |
56, eerste lid | 4 |
56, tweede lid | 4 |
57, eerste lid | 3 |
57, tweede lid | 3 |
57, vierde lid | 3 |
58 | 3 |
59, eerste lid | 4 |
63 | 4 |
64, eerste lid | 4 |
81, eerste lid | 3 |
81, zesde lid | 4 |
81, zevende lid | 3 |
84, zevende lid | 3 |
85, tweede lid | 2 |
Tabel 2
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
11 | 5 |
18, derde lid | 4 |
18, vierde lid | 4 |
18a | 3 |
23, tweede lid, laatste volzin | 3 |
23, derde lid, eerste volzin | 3 |
23, vierde lid, tweede volzin | 3 |
23, vijfde lid | 3 |
27, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
27a, tweede lid | 3 |
27a, derde lid | 3 |
28, tweede lid | 3 |
29, zesde lid, laatste volzin | 3 |
30, tweede lid | 3 |
30, derde lid | 3 |
33a, tweede lid | 3 |
33a, derde lid | 3 |
33b | 3 |
35, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin | 2 |
44, eerste lid | 3 |
44, tweede lid | 3 |
51, vierde lid | 4 |
63 | 3 |
82, eerste lid | 3 |
82, vierde lid | 3 |
82, zesde lid | 3 |
84, zevende lid | 3 |
85, eerste lid | 2 |
86 | 3 |
89, tweede lid | 3 |
89, derde lid | 3 |
90, tweede lid | 3 |
B. De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 188b, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede tot en met vierde lid, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met achtste lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vierde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 72, vijfde en zesde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72c, eerste lid, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste en tweede lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, tweede lid, 94, eerste tot en met zesde, achtste en negende lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 100, vijfde en zesde lid, 100, zevende lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100b, eerste lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin, 103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin, 103, vierde lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 108, 109, eerste, derde en vierde lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 113, derde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, tweede en derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 179, negende lid, 180, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
2. Artikel 188c, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister en de Verzekeringskamer kunnen een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld, bij of krachtens de artikelen 13, vijfde lid, eerste volzin, 13, zesde lid, tweede volzin, 14, tweede lid, 19, 20, onderdelen a en b, 24, eerste lid, 28, eerste tot en met derde lid, 28, vierde lid, eerste volzin, 28, vijfde lid, 29, eerste tot en met vierde lid, 29a, 37, eerste lid, 38, eerste, tweede en vijfde lid, 42, eerste lid, onderdeel e, 42, tweede lid, 45, tweede lid, laatste volzin, 45, derde lid, eerste volzin, 45, derde lid, laatste volzin, 45, vierde lid, tweede volzin, 45, vijfde lid, 49, derde en zesde lid, 51, 52, eerste en tweede lid, 52, derde lid, tweede volzin, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede tot en met vierde lid, 55, eerste en tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde en vierde lid, 58, eerste tot en met vijfde lid, 59, 60, 61, 62, 64, eerste en tweede lid, 65, 66, eerste tot en met achtste lid, 67, eerste en tweede lid, 68, eerste tot en met vijfde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71, tweede lid, tweede volzin, 72, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 72, vijfde en zesde lid, 72a, eerste lid, eerste en derde volzin, 72a, tweede en derde lid, 72b, 72c, eerste lid, 73, eerste en tweede lid, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste tot en met vierde lid, 76, eerste lid, 76, tweede lid, tweede volzin, 77, eerste tot en met derde en zevende lid, 78, eerste volzin, 80, eerste tot en met derde lid, 81, eerste tot en met derde en zesde lid, 82, eerste lid, laatste volzin, 82, tweede lid, 84, eerste en tweede lid, 85, eerste lid, 85, tweede lid, tweede volzin, 85, derde lid, eerste volzin, 85, derde lid, laatste volzin, 85, vierde lid, 88, eerste en tweede lid, 89, eerste en tweede lid, 90, 93, eerste en tweede lid, 94, eerste tot en met zesde, achtste en negende lid, 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, eerste tot en met derde lid, vijfde volzin, 100, vijfde en zesde lid, 100, zevende lid, eerste volzin, 100a, eerste lid, eerste en derde volzin, 100a, tweede en derde lid, 100b, eerste lid, 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, 103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin, 103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin, 103, eerste lid, onderdelen b tot en met d, 103, tweede tot en met vierde lid, 104, eerste lid, 104, tweede lid, tweede volzin, 105, eerste en tweede lid, 106, 108, 109, eerste, derde, vierde en zevende lid, 109, achtste lid, eerste volzin, 109, achtste lid, tweede volzin, 109, negende lid, 109, tiende lid, tweede volzin, 111, eerste en tweede lid, 113, eerste tot en met vierde lid, 114, eerste lid, 115, eerste lid, eerste volzin, 115, tweede lid, eerste volzin, 115, vijfde lid, 116, eerste tot en met derde lid, 118, eerste tot en met vijfde lid, 119, 120, eerste lid, eerste volzin, 120, tweede lid, eerste volzin, 120, vierde lid, 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, eerste en vijfde lid, 132, eerste lid, 133, tweede lid, 134, 136, derde lid, 137, eerste lid, 138, eerste, tweede en vierde lid, 139, 140, eerste lid, 141, eerste en derde lid, 143, eerste lid, 144, eerste, tweede en vierde lid, 145, 146, eerste lid, 147, eerste tot en met derde lid, 152, 153, eerste lid, 154, 174, eerste, zesde en zevende lid, 175, eerste, vierde en zesde lid, 176, zevende lid, 177, eerste en tweede lid, 178, eerste lid, 179, tweede en negende lid, 180, 181, eerste tot en met derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede en derde lid, 185, tweede lid, 186, eerste en derde lid, en 187, eerste lid, voor zover zij zijn belast met de uitvoering van het toezicht ter zake van die artikelen.
3. Aan artikel 188d wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 19, 20, 42, eerste lid, onderdeel e, 66, vierde en vijfde lid, eerste volzin, 66, zevende en achtste lid, 68, eerste, tweede en vierde lid, eerste volzin, 72, vijfde lid, 94, vierde en vijfde lid, eerste volzin, 94, achtste en negende lid, 100, vijfde lid, en 187, eerste lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste twee miljoen gulden bedraagt. Ten aanzien van ministeriële regelingen, bedoeld in de artikelen 25, tweede lid, en 51, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.
4. In de «Bijlage als bedoeld in artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» komen de tabellen 1 en 2 als volgt te luiden:
Tabel 1
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
28, eerste lid | 3 |
28, tweede lid | 3 |
28, derde lid | 3 |
28, vierde lid, eerste volzin | 3 |
28, vijfde lid | 3 |
29, eerste lid | 4 |
29, tweede lid | 4 |
37, eerste lid | 1 |
38, eerste lid | 1 |
38, tweede lid | 1 |
38, vijfde lid | 1 |
42, tweede lid | 3 |
45, derde lid, laatste volzin | 3 |
45, vierde lid, tweede volzin | 3 |
49, derde lid | 3 |
49, zesde lid | 3 |
52, eerste lid | 3 |
52, tweede lid | 3 |
52, derde lid, tweede volzin | 3 |
53, eerste en tweede volzin | 3 |
54, tweede lid | 4 |
54, derde lid, onderdeel a | 4 |
54a, vierde lid | 3 |
55, eerste lid | 3 |
57, derde lid | 3 |
58, eerste lid | 3 |
58, tweede lid | 3 |
58, derde lid | 3 |
58, vierde lid | 3 |
58, vijfde lid | 3 |
59 | 3 |
60 | 3 |
61 | 3 |
62 | 3 |
64, eerste lid | 3 |
64, tweede lid | 3 |
65 | 2 |
66, eerste lid | 4 |
66, tweede lid | 4 |
66, derde lid | 4 |
66, vijfde lid | 4 |
66, zesde lid | 4 |
67, eerste lid | 4 |
67, tweede lid | 4 |
68, derde lid | 4 |
68, vijfde lid | 4 |
70, eerste lid | 3 |
71, eerste lid | 2 |
71, tweede lid, tweede volzin | 2 |
72, eerste lid | 3 |
72, tweede lid | 4 |
72, derde lid, vijfde volzin | 1 |
72, zesde lid | 1 |
72a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
72c, eerste lid | 4 |
73, eerste lid | 1 |
73, tweede lid | 1 |
74, eerste lid | 2 |
74, tweede lid | 2 |
75, eerste lid | 2 |
75, tweede lid | 3 |
75, derde lid | 3 |
75, vierde lid | 2 |
76, eerste lid | 3 |
76, tweede lid, tweede volzin | 3 |
77, eerste lid | 1 |
77, tweede lid | 1 |
77, derde lid | 1 |
77, zevende lid | 1 |
78, eerste volzin | 1 |
80, eerste lid | 1 |
80, tweede lid | 1 |
80, derde lid | 1 |
81, eerste lid | 1 |
81, tweede lid | 1 |
81, derde lid | 1 |
81, zesde lid | 1 |
84, eerste lid | 2 |
84, tweede lid | 2 |
85, eerste lid | 3 |
85, derde lid, laatste volzin | 3 |
88, eerste lid | 3 |
88, tweede lid | 3 |
89, eerste lid | 3 |
89, tweede lid | 3 |
90 | 2 |
93, eerste lid | 3 |
93, tweede lid | 3 |
94, eerste lid | 4 |
94, tweede lid | 4 |
94, derde lid | 4 |
94, vijfde lid | 4 |
94, zesde lid | 4 |
95, eerste lid | 4 |
95, tweede lid | 4 |
96, eerste lid | 4 |
96, tweede lid | 4 |
97 | 3 |
98, eerste lid | 3 |
99, eerste lid | 2 |
99, tweede lid, tweede volzin | 2 |
100, eerste lid | 3 |
100, tweede lid | 4 |
100, derde lid, vijfde volzin | 1 |
100, zesde lid | 1 |
100, zevende lid, eerste volzin | 1 |
100a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
100b, eerste lid | 4 |
101, eerste lid | 1 |
102, eerste lid | 2 |
102, tweede lid | 2 |
103, eerste lid, onderdeel a, eerste volzin | 2 |
103, eerste lid, onderdelen b tot en met d | 2 |
103, tweede lid | 3 |
103, derde lid | 3 |
103, vierde lid | 2 |
104, eerste lid | 3 |
104, tweede lid, tweede volzin | 3 |
105, eerste lid | 1 |
105, tweede lid | 1 |
106 | 1 |
108 | 5 |
109, eerste lid | 3 |
109, derde lid | 3 |
109, vierde lid | 3 |
109, zevende lid | 3 |
109, achtste lid | 3 |
109, negende lid | 3 |
109, tiende lid, tweede volzin | 3 |
111, eerste lid | 1 |
111, tweede lid | 1 |
113, eerste lid | 1 |
113, tweede lid | 1 |
113, derde lid | 1 |
113, vierde lid | 1 |
114, eerste lid | 1 |
115, eerste lid, eerste volzin | 4 |
115, tweede lid, eerste volzin | 4 |
116, eerste lid | 1 |
116, tweede lid | 1 |
116, derde lid | 1 |
118, eerste lid | 1 |
118, tweede lid | 1 |
118, derde lid | 1 |
118, vierde lid | 1 |
118, vijfde lid | 1 |
119 | 1 |
120, eerste lid, eerste volzin | 4 |
120, tweede lid, eerste volzin | 4 |
123, eerste lid | 2 |
125, tweede lid | 2 |
126 | 2 |
128, derde lid | 2 |
131, eerste lid | 2 |
131, vijfde lid | 2 |
132, eerste lid | 2 |
133, tweede lid | 2 |
134 | 2 |
136, derde lid | 2 |
137, eerste lid | 4 |
138, eerste lid | 3 |
138, tweede lid | 3 |
138, vierde lid | 3 |
139 | 3 |
140, eerste lid | 4 |
141, eerste lid | 4 |
141, derde lid | 4 |
143, eerste lid | 4 |
144, eerste lid | 3 |
144, tweede lid | 3 |
144, vierde lid | 3 |
145 | 3 |
146, eerste lid | 4 |
147, eerste lid | 4 |
147, tweede lid | 4 |
147, derde lid | 4 |
152 | 4 |
153, eerste lid | 4 |
154 | 4 |
174, eerste lid | 3 |
174, zesde lid | 4 |
174, zevende lid | 3 |
176, zevende lid | 3 |
177, tweede lid | 2 |
186, derde lid | 1 |
Tabel 2
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
13, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
13, zesde lid, tweede volzin | 3 |
14, tweede lid | 1 |
24, eerste lid | 5 |
29, derde lid | 4 |
29, vierde lid | 4 |
29a | 3 |
45, tweede lid, laatste volzin | 3 |
45, derde lid, eerste volzin | 3 |
45, vierde lid, tweede volzin | 3 |
45, vijfde lid | 3 |
54, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
54a, tweede lid | 3 |
54a, derde lid | 3 |
55, tweede lid | 3 |
56, zesde lid, laatste volzin | 3 |
57, derde lid | 3 |
57, vierde lid | 3 |
72a, tweede lid | 3 |
72a, derde lid | 3 |
72b | 3 |
82, eerste lid, laatste volzin | 3 |
82, tweede lid | 3 |
85, tweede lid, tweede volzin | 3 |
85, derde lid, eerste volzin | 3 |
85, vierde lid | 3 |
93, eerste lid | 3 |
93, tweede lid | 3 |
100a, tweede lid | 3 |
100a, derde lid | 3 |
103, eerste lid, onderdeel a, laatste volzin | 2 |
115, vijfde lid | 4 |
120, vierde lid | 4 |
152 | 3 |
154 | 3 |
175, eerste lid | 3 |
175, vierde lid | 3 |
175, zesde lid | 3 |
176, zevende lid | 3 |
177, eerste lid | 2 |
178, eerste lid | 2 |
179, tweede lid | 2 |
179, negende lid | 3 |
180 | 3 |
181, eerste lid | 3 |
181, tweede lid | 3 |
181, derde lid | 3 |
181, zesde lid, laatste volzin | 3 |
181, zevende lid | 3 |
184, tweede lid | 3 |
184, derde lid | 3 |
185, tweede lid | 3 |
C. In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt:
1. «de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de artikelen 11, 26, eerste lid, eerste en tweede volzin, 27, tweede lid, 27, derde lid, onderdeel a, 27, vijfde lid, eerste volzin, 27a, tweede en vierde lid, 28, eerste lid, 28, tweede lid, 29, zesde lid, laatste volzin, 30, tweede lid, 30, derde lid, 33, tweede lid, 33a, tweede lid, 33a, derde lid, 33b, 33c, eerste lid, 36, eerste lid, 37, 39, eerste lid, 39, tweede lid, 41, 46, 51, vierde lid, 56, eerste lid, 56, tweede lid, 59, eerste lid, 64, eerste lid, 81, eerste lid, 81, zesde lid en zevende lid, 82, eerste lid, 82, vierde lid en zesde lid, 85, eerste lid, 86, 89, tweede lid, 89, derde lid, 90, tweede lid;
2. «de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» en de daarbij behorende opsomming vervangen door: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de artikelen 24, eerste lid, 42, tweede lid, 53, eerste en tweede volzin, 54, tweede lid, 54, derde lid, onderdeel a, 54, vijfde lid, eerste volzin, 54a, tweede en vierde lid, 55, eerste lid, 55, tweede lid, 56, zesde lid, laatste volzin, 57, derde lid, 57, vierde lid, 64, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 67, tweede lid, 68, eerste lid, 72, tweede lid, 72a, tweede lid, 72a, derde lid, 72b, 73c, eerste lid, 76, eerste lid, 89, eerste lid, 89, tweede lid, 95, eerste lid, 95, tweede lid, 96, eerste lid, 100, tweede lid, 100a, tweede lid, 100a, derde lid, 100b, eerste lid, 104, eerste lid, 115, vijfde lid, 120, vierde lid, 137, eerste lid, 140, eerste lid, 141, derde lid, 143, eerste lid, 146, eerste lid, 147, derde lid, 153, eerste lid, 174, eerste lid, 174, zesde lid, 174, zevende lid, 175, eerste lid, 175, vierde lid, 175, zesde lid, 177, eerste lid, 178, eerste lid, 179, tweede lid, 179, negende lid, 180, 181, eerste lid, 181, tweede lid, 181, derde lid, 181, zesde lid, laatste volzin, 181, zevende lid, 184, tweede lid, 184, derde lid, 185, tweede lid;
Aan de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie10 worden acht onderdelen toegevoegd, luidende:
6. de Wet toezicht beleggingsinstellingen;
7. de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
8. de Wet toezicht kredietwezen 1992;
9. de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
10. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
11. de Wet inzake de wisselkantoren;
12. de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996; en
13. de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994.
Indien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, dan wel de termijn voor het indienen van een beroepschrift, tegen een besluit op grond van:
a. de Wet toezicht beleggingsinstellingen;
b. de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
c. de Wet toezicht kredietwezen 1992;
d. de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
e. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
f. de Wet inzake de wisselkantoren;
g. de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996; of
h. de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen het recht zoals het gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Financiën,
G. Zalm
Uitgegeven de negende december 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk VII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders, met een eigen vermogen van minder dan f 1 000 000; Factor: 1;
Categorie II: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 2;
Categorie III: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 10 000 000 maar minder dan f 100 000 000; Factor: 3;
Categorie IV: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000 000; Factor: 4;
Categorie V: beleggingsmaatschappijen, beleggingsfondsen en bewaarders met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000 000; Factor: 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Op grond van artikel 33f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
8 | 3 |
10 | 4 |
11, eerste lid | 4 |
13, eerste lid | 1 |
14, tweede lid | 3 |
16, derde lid | 4 |
16, vierde lid | 3 |
17, eerste lid | 1 |
17, tweede lid | 1 |
17, derde lid | 3 |
17, vijfde lid | 4 |
17, zesde lid | 3 |
17, zevende lid | 4 |
21 | 4 |
22, tweede lid | 4 |
23 | 2 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
4, eerste lid | 5 |
12, vierde lid | 3 |
12, vijfde lid | 3 |
19, tweede lid | 3 |
19, derde lid | 3 |
19, vierde lid | 3 |
20 | 3 |
27b, tweede lid | 3 |
27b, derde lid | 3 |
27c, tweede lid | 3 |
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van minder dan f 300 000; Factor: 1;
Categorie II: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 300 000 maar minder dan f 600 000; Factor: 2;
Categorie III: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 600 000 maar minder dan f 1 000 000; Factor: 3;
Categorie IV: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 4;
Categorie V: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschapppen met een eigen vermogen van ten minste f 10 000 000; Factor: 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Op grond van artikel 48f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
6, tweede lid | 3 |
7, derde lid | 4 |
7, zevende lid | 3 |
11a, eerste lid | 1 |
11a, tweede lid | 1 |
12, tweede lid | 4 |
12, vierde lid | 4 |
13, eerste lid | 1 |
13, vijfde lid | 1 |
13, zesde lid, eerste volzin | 3 |
13, zesde lid, tweede volzin | 4 |
13, achtste lid | 1 |
14, eerste lid | 1 |
14, vierde lid | 4 |
15, tweede lid | 2 |
16, dertiende lid | 4 |
19, derde lid | 3 |
21, zesde lid | 1 |
22, derde lid | 3 |
23 | 3 |
24, eerste lid | 3 |
24, derde lid | 3 |
28, derde lid | 4 |
28a, tweede lid | 4 |
28a, vierde lid | 4 |
36, tweede lid | 3 |
36, derde lid | 3 |
37, tweede lid | 3 |
46b, eerste lid | 4 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
3, eerste lid | 5 |
4, tweede lid | 3 |
5, eerste lid | 4 |
5, derde lid | 3 |
7, eerste lid | 5 |
10, tweede lid | 3 |
11a, derde lid | 3 |
11a, vierde lid | 3 |
16, eerste lid | 3 |
16, derde lid | 1 |
16, achtste lid | 3 |
16, negende lid | 3 |
16, elfde lid | 3 |
16, twaalfde lid | 2 |
18, tweede lid | 3 |
22, eerste lid | 4 |
22, vijfde lid | 3 |
28, zesde lid, onder a | 3 |
29, vijfde lid | 3 |
36, tweede lid | 3 |
36, derde lid | 3 |
37, tweede lid | 3 |
46, eerste lid | 5 |
46a, eerste lid | 5 |
46b, derde lid | 4 |
46b, vijfde lid | 3 |
47 | 5 |
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XIII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van minder dan f 100 000 000; Factor: 1;
Categorie II: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000 000; Factor: 2;
Categorie III: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 1 000 000 000 maar minder dan f 10 000 000 000; Factor: 3;
Categorie IV: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 10 000 000 000 maar minder dan f 100 000 000 000; Factor: 4;
Categorie V: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 000; Factor: 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem, respectievelijk door haar, te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Op grond van artikel 90f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
4, eerste lid | 3 |
7 | 3 |
10, eerste lid | 3 |
10, tweede lid | 3 |
10, derde lid | 3 |
10, vierde lid | 3 |
10, vijfde lid | 3 |
11, eerste lid | 4 |
11, vijfde lid | 3 |
12, tweede lid | 3 |
13 | 2 |
14, eerste lid | 4 |
16, eerste lid | 1 |
16, tweede lid | 1 |
16, vijfde lid | 1 |
16, zesde lid | 4 |
16, achtste lid | 4 |
16a, eerste lid | 1 |
17, eerste lid | 1 |
17, tweede lid | 1 |
19, eerste lid | 3 |
19, derde lid, tweede volzin | 3 |
19, vijfde lid, tweede volzin | 3 |
23, eerste lid | 3 |
23, derde lid | 3 |
23, vierde lid | 4 |
23, vijfde lid | 4 |
26, zevende lid | 3 |
27, tweede lid | 2 |
28, tweede lid | 4 |
29, tweede lid | 4 |
30, eerste lid | 1 |
30, tweede lid, eerste volzin | 1 |
31, tweede lid | 4 |
31, derde lid | 1 |
32, tweede lid | 4 |
36 | 3 |
37 | 1 |
43 | 3 |
44 | 1 |
48, eerste lid | 1 |
48, tweede lid | 1 |
48, vijfde lid | 1 |
49, eerste lid | 1 |
49, tweede lid | 1 |
50, eerste lid | 4 |
50, tweede lid | 1 |
51 | 1 |
55, eerste lid | 3 |
55, tweede lid | 4 |
55, derde lid | 4 |
55, vijfde lid | 1 |
56, eerste lid | 4 |
56, tweede lid | 4 |
69 | 3 |
81, vijfde lid | 4 |
84, tweede lid | 4 |
84, derde lid | 4 |
84, vierde lid | 4 |
85 | 4 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
6 | 5 |
14, tweede lid | 3 |
15, vijfde lid | 3 |
24, eerste lid | 3 |
24, derde lid | 3 |
24, vierde lid | 3 |
24, zesde lid | 3 |
25, eerste lid | 3 |
25a, tweede lid | 3 |
25a, derde lid | 3 |
26, zevende lid | 3 |
27, eerste lid | 2 |
28, vijfde lid, onder a | 3 |
30, vierde lid | 3 |
30, vijfde lid | 3 |
31, eerste lid, onder a | 5 |
32, eerste lid, onder a | 4 |
32, eerste lid, onder b | 1 |
38 | 5 |
55, zesde lid | 3 |
55, zevende lid | 3 |
56a | 3 |
58, eerste lid | 2 |
58, tweede lid | 3 |
62, eerste lid | 3 |
62, tweede lid | 3 |
62, derde lid | 3 |
63 | 1 |
66, tweede lid | 3 |
66, derde lid | 3 |
66a, tweede lid | 3 |
72, derde lid | 3 |
82, eerste lid | 5 |
82, vierde lid | 3 |
83, eerste lid | 4 |
83, vierde lid | 3 |
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 10 B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 10 miljoen; factor: 1;
Categorie II: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 10 miljoen maar minder dan f 50 miljoen; factor: 2;
Categorie III: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 50 miljoen maar minder dan f 250 miljoen; factor: 3;
Categorie IV: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 250 miljoen maar minder dan f 1 miljard; factor: 4;
Categorie V: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 1 miljard; factor: 6.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Op grond van artikel 93f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
17, eerste lid | 3 |
17, tweede lid | 3 |
17, derde lid | 3 |
17, vierde lid, eerste volzin | 3 |
17, vijfde lid | 3 |
18, eerste lid | 4 |
18, tweede lid | 4 |
22, tweede lid | 3 |
23, derde lid, laatste volzin | 3 |
23, vierde lid, tweede volzin | 3 |
26, eerste lid, eerste en tweede volzin | 3 |
26, tweede lid | 3 |
27, tweede lid | 4 |
27, derde lid, onderdeel a | 4 |
28, eerste lid | 3 |
30, tweede lid | 3 |
31, eerste lid | 3 |
32, eerste lid | 2 |
32, tweede lid, tweede volzin | 2 |
33, eerste lid, eerste en derde volzin | 3 |
33, eerste lid, tweede volzin | 4 |
33, vijfde lid | 1 |
33, zesde lid, eerste volzin | 1 |
33a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
34, eerste lid | 1 |
34, tweede lid | 1 |
35, eerste lid, onderdelen a tot en met d | 2 |
35, tweede lid | 2 |
35, derde lid | 2 |
36, eerste lid | 3 |
36, tweede lid, tweede volzin | 3 |
37 | 3 |
38, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
38, tweede lid, eerste en laatste volzin | 4 |
38, derde lid | 4 |
39, eerste lid | 4 |
39, tweede lid | 4 |
40, derde lid | 4 |
40, vijfde lid | 4 |
41 | 3 |
44, eerste lid | 3 |
44, tweede lid | 3 |
45, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
45, tweede lid, eerste en laatste volzin | 4 |
45, derde lid | 4 |
46 | 4 |
47, eerste lid | 4 |
47, tweede lid | 4 |
48 | 3 |
49, eerste lid | 1 |
49, tweede lid | 1 |
49, derde lid | 1 |
50 | 1 |
51, eerste lid | 4 |
51, tweede lid, eerste volzin | 4 |
54, eerste lid | 2 |
54, vijfde lid | 2 |
55, derde lid | 2 |
56, eerste lid | 4 |
56, tweede lid | 4 |
57, eerste lid | 3 |
57, tweede lid | 3 |
57, vierde lid | 3 |
58 | 3 |
59, eerste lid | 4 |
63 | 4 |
64, eerste lid | 4 |
81, eerste lid | 3 |
81, zesde lid | 4 |
81, zevende lid | 3 |
84, zevende lid | 3 |
85, tweede lid | 2 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
11 | 5 |
18, derde lid | 4 |
18, vierde lid | 4 |
18a | 3 |
23, tweede lid, laatste volzin | 3 |
23, derde lid, eerste volzin | 3 |
23, vierde lid, tweede volzin | 3 |
23, vijfde lid | 3 |
27, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
28, tweede lid | 3 |
29, zesde lid, laatste volzin | 3 |
30, tweede lid | 3 |
30, derde lid | 3 |
33a, tweede lid | 3 |
33a, derde lid | 3 |
33b | 3 |
35, eerste lid, laatste volzin | 2 |
44, eerste lid | 3 |
44, tweede lid | 3 |
51, vierde lid | 4 |
63 | 3 |
70, derde lid | 3 |
82, eerste lid | 3 |
82, vierde lid | 3 |
82, zesde lid | 3 |
84, zevende lid | 3 |
85, eerste lid | 2 |
86 | 3 |
89, tweede lid | 3 |
89, derde lid | 3 |
90, tweede lid | 3 |
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XI B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: schadeverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 10 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van minder dan f 30 miljoen; factor: 1;
Categorie II: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 10 miljoen maar minder dan f 50 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 30 miljoen maar minder dan f 150 miljoen; factor: 2;
Categorie III: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 50 miljoen maar minder dan f 250 miljoen en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 150 miljoen maar minder dan f 750 miljoen; factor: 3;
Categorie IV: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 250 miljoen maar minder dan f 1 miljard en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 750 miljoen maar minder dan f 3 miljard; factor: 4;
Categorie V: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 1 miljard en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste f 3 miljard; factor: 6.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Verzekeringskamer aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door hem onderscheidenlijk haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Op grond van artikel 188f, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
28, eerste lid | 3 |
28, tweede lid | 3 |
28, derde lid | 3 |
28, vierde lid, eerste volzin | 3 |
28, vijfde lid | 3 |
29, eerste lid | 4 |
29, tweede lid | 4 |
37, eerste lid | 1 |
38, eerste lid | 1 |
38, tweede lid | 1 |
38, vijfde lid | 1 |
42, tweede lid | 3 |
45, derde lid, laatste volzin | 3 |
45, vierde lid, tweede volzin | 3 |
49, derde lid | 3 |
49, zesde lid | 3 |
52, eerste lid | 3 |
52, tweede lid | 3 |
52, derde lid, tweede volzin | 3 |
53, eerste en tweede volzin | 3 |
54, tweede lid | 4 |
54, derde lid, onderdeel a | 4 |
55, eerste lid | 3 |
57, derde lid | 3 |
58, eerste lid | 3 |
58, tweede lid | 3 |
58, derde lid | 3 |
58, vierde lid | 3 |
58, vijfde lid | 3 |
59 | 3 |
60 | 3 |
61 | 3 |
62 | 3 |
64, eerste lid | 3 |
64, tweede lid | 3 |
65 | 2 |
66, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
66, tweede lid | 4 |
66, derde lid | 4 |
67, eerste lid | 4 |
67, tweede lid | 4 |
68, derde lid | 4 |
68, vijfde lid | 4 |
70, eerste lid | 3 |
71, eerste lid | 2 |
71, tweede lid, tweede volzin | 2 |
72, eerste lid, eerste en derde volzin | 3 |
72, eerste lid, tweede volzin | 4 |
72, vijfde lid | 1 |
72a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
73, eerste lid | 1 |
73, tweede lid | 1 |
74, eerste lid | 2 |
74, tweede lid | 2 |
75, eerste lid | 2 |
75, tweede lid | 2 |
76, eerste lid | 3 |
76, tweede lid, tweede volzin | 3 |
77, eerste lid | 1 |
77, tweede lid | 1 |
77, derde lid | 1 |
77, zevende lid | 1 |
78, eerste volzin | 1 |
80, eerste lid | 1 |
80, tweede lid | 1 |
80, derde lid | 1 |
81, eerste lid | 1 |
81, tweede lid | 1 |
81, derde lid | 1 |
81, zesde lid | 1 |
84, eerste lid | 2 |
84, tweede lid | 2 |
85, eerste lid | 3 |
85, derde lid, laatste volzin | 3 |
88, eerste lid | 3 |
88, tweede lid | 3 |
89, eerste lid | 3 |
89, tweede lid | 3 |
90 | 2 |
93, eerste lid | 3 |
93, tweede lid | 3 |
94, eerste lid, eerste en tweede volzin | 4 |
94, tweede lid | 4 |
94, derde lid | 4 |
95, eerste lid | 4 |
95, tweede lid | 4 |
96, eerste lid | 4 |
96, tweede lid | 4 |
97 | 3 |
98, eerste lid | 3 |
99, eerste lid | 2 |
99, tweede lid, tweede volzin | 2 |
100, eerste lid, eerste en derde volzin | 3 |
100, eerste lid, tweede volzin | 4 |
100, vijfde lid | 1 |
100, zesde lid, eerste volzin | 1 |
100a, eerste lid, eerste en derde volzin | 1 |
101, eerste lid | 1 |
102, eerste lid | 2 |
102, tweede lid | 2 |
103, eerste lid, eerste volzin | 2 |
103, tweede lid | 2 |
104, eerste lid | 3 |
104, tweede lid, tweede volzin | 3 |
105, eerste lid | 1 |
105, tweede lid | 1 |
106 | 1 |
108 | 5 |
109, eerste lid | 3 |
109, derde lid | 3 |
109, vierde lid | 3 |
109, zevende lid | 3 |
109, achtste lid | 3 |
109, negende lid | 3 |
109, tiende lid, tweede volzin | 3 |
111, eerste lid | 1 |
111, tweede lid | 1 |
113, eerste lid | 1 |
113, tweede lid | 1 |
113, derde lid | 1 |
113, vierde lid | 1 |
114, eerste lid | 1 |
115, eerste lid, eerste volzin | 4 |
115, tweede lid, eerste volzin | 4 |
116, eerste lid | 1 |
116, tweede lid | 1 |
116, derde lid | 1 |
118, eerste lid | 1 |
118, tweede lid | 1 |
118, derde lid | 1 |
118, vierde lid | 1 |
118, vijfde lid | 1 |
119 | 1 |
120, eerste lid, eerste volzin | 4 |
120, tweede lid, eerste volzin | 4 |
123, eerste lid | 2 |
125, tweede lid | 2 |
126 | 2 |
128, derde lid | 2 |
131, eerste lid | 2 |
131, vijfde lid | 2 |
132, eerste lid | 2 |
133, tweede lid | 2 |
134 | 2 |
136, derde lid | 2 |
137, eerste lid | 4 |
138, eerste lid | 3 |
138, tweede lid | 3 |
138, vierde lid | 3 |
139 | 3 |
140, eerste lid | 4 |
141, eerste lid | 4 |
141, derde lid | 4 |
143, eerste lid | 4 |
144, eerste lid | 3 |
144, tweede lid | 3 |
144, vierde lid | 3 |
145 | 3 |
146, eerste lid | 4 |
147, eerste lid | 4 |
147, tweede lid | 4 |
147, derde lid | 4 |
152 | 4 |
153, eerste lid | 4 |
154 | 4 |
174, eerste lid | 3 |
174, zesde lid | 4 |
174, zevende lid | 3 |
176, zevende lid | 3 |
177, tweede lid | 2 |
186, derde lid | 1 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
13, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
13, zesde lid, tweede volzin | 3 |
14, tweede lid | 1 |
24, eerste lid | 5 |
29, derde lid | 4 |
29, vierde lid | 4 |
29a | 3 |
45, tweede lid, laatste volzin | 3 |
45, derde lid, eerste volzin | 3 |
45, vierde lid, tweede volzin | 3 |
45, vijfde lid | 3 |
54, vijfde lid, eerste volzin | 3 |
55, tweede lid | 3 |
56, zesde lid, laatste volzin | 3 |
57, derde lid | 3 |
57, vierde lid | 3 |
72a, tweede lid | 3 |
72a, derde lid | 3 |
72b | 3 |
82, eerste lid, laatste volzin | 3 |
82, tweede lid | 3 |
85, tweede lid, tweede volzin | 3 |
85, derde lid, eerste volzin | 3 |
85, vierde lid | 3 |
93, eerste lid | 3 |
93, tweede lid | 3 |
100a, tweede lid | 3 |
100a, derde lid | 3 |
103, eerste lid, laatste volzin | 2 |
115, vijfde lid | 4 |
120, vierde lid | 4 |
152 | 3 |
154 | 3 |
161, derde lid | 3 |
175, eerste lid | 3 |
175, vierde lid | 3 |
175, zesde lid | 3 |
176, zevende lid | 3 |
177, eerste lid | 2 |
178, eerste lid | 2 |
179, tweede lid | 2 |
179, negende lid | 3 |
180 | 3 |
181, eerste lid | 3 |
181, tweede lid | 3 |
181, derde lid | 3 |
181, zesde lid, laatste volzin | 3 |
181, zevende lid | 3 |
184, tweede lid | 3 |
184, derde lid | 3 |
185, tweede lid | 3 |
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 5 A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
5. f 192 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar opbrengst respectievelijk balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor2:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van minder dan f 100 000; Factor: 3;
Categorie II: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 100 000 maar minder dan f 200 000; Factor: 2;
Categorie III: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 200 000 maar minder dan f 500 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van minder dan f 100 000 000; Factor: 1;
Categorie IV: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 500 000 maar minder dan f 1 000 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 maar minder dan f 1 000 000 000; factor: 2;
Categorie V: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste f 1 000 000, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 1 000 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 3;
Categorie VI: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 10 000 000 000 maar minder dan f 100 000 000 000; factor: 4;
Categorie VII: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 met een balanstotaal van ten minste f 100 000 000 000; factor: 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar opbrengst respectievelijk balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent de opbrengst respectievelijk balanstotaal niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie VII van toepassing.
Op grond van artikel 23e, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
3, zesde lid | 2 |
9, eerste lid | 3 |
9, tweede lid | 3 |
12, tweede lid | 3 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
4, eerste lid | 5 |
5, derde lid | 3 |
10 | 3 |
11 | 3 |
16 | 4 |
20, tweede lid | 3 |
20, derde lid | 3 |
Voor de onderstaande overtredingen, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk IV A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 1 000,–
2. f 2 000,–
3. f 12 000,–
4. f 48 000,–
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
2, eerste lid | 4 |
2, tweede lid | 4 |
3, eerste lid | 4 |
6, eerste lid, aanhef en onder a en b | 4 |
6, eerste lid, aanhef en onder c, d en e | 2 |
8, eerste lid, tweede volzin | 1 |
8, derde lid | 2 |
8, vierde lid | 2 |
14, tweede lid | 4 |
Op grond van artikel 13e, tweede lid, worden de artikelen aangewezen waarvoor tariefnummer 1 of 2 als bedoeld in artikel 1 is vastgesteld.
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9a tot en met 9k van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer: Bedrag (vast tarief):
1. f 5 000,–
2. f 10 000,–
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van minder dan f 1 000 000; Factor: 1;
Categorie II: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 1 000 000 maar minder dan f 5 000 000; Factor: 2;
Categorie III: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 5 000 000 maar minder dan f 10 000 000; Factor: 4;
Categorie IV: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste f 10 000 000; Factor: 10.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, bedoeld in het eerste lid1.
3. Indien de gegevens omtrent de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie IV van toepassing.
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
7, eerste lid | 1 |
7, tweede lid | 1 |
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel: | Tariefnummer: |
---|---|
7, derde lid | 2 |
7, vierde lid | 2 |
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1997/1998, 1998/1999, 25 821.
Handelingen II 1998/1999, blz. 4287–4295; 4307.
Kamerstukken I 1998/1999, 25 821 (249, 249a); 1999/2000, 25 821 (9, 9a).
Handelingen I 1999/2000, blz. 29.
In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot beleggingsinstellingen en bewaarders (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.
Onder eigen vermogen wordt in dit verband verstaan:
– ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen: het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening;
– in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; en
– in geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.
In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot vergunninghoudende effecteninstellingen c.q. erkende effectenbeurzen (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen/beurzen) richten.
Ondereigen vermogen wordt in dit verband verstaan:
– ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen: het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening;
– in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; en
– in geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.
In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de instellingen (kredietinstellingen en financiële instellingen).
In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.
In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de natura-uitvaartverzekeraars.
In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief natura-uitvaartverzekeraars) richten.
In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot verzekeraars.
In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (inclusief verzekeraars) richten.
In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot instellingen (geregistreerde wisselkantoren, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de Wtk 1992).
In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten.
Onder opbrengst wordt in dit verband verstaan het bedrag aan totale baten overeenkomstig rubriek 2500 van het rapportageformulier wisselkantoren.
Aangezien voor geen enkel artikellid geldt dat ten aanzien van alle normgeadresseerden, ongeacht de indeling in een bepaalde categorie, bedoeld in artikel 2, een boete van ten hoogste 10 000 gulden kan worden opgelegd, worden in deze bijlage geen artikelen op grond van artikel 9e, tweede lid, aangewezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-509.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.