Wet van 11 november 1999 tot wijziging van de Bankwet 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Bankwet 1998 op enkele onderdelen te wijzigen in verband met het door het Europees Monetair Instituut op 25 maart 1998 uitgebrachte convergentierapport en met een overweging van de Staten-Generaal;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Bankwet 19981 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, komen te luiden:

  • 1. Ter uitvoering van het Verdrag draagt de Bank in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken bij aan de vervulling van de volgende taken:

    a. het bepalen van het monetaire beleid en het ten uitvoer leggen van dat beleid;

B

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Met betrekking tot de taken en werkzaamheden ter verwezenlijking van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, neemt de directie de hoedanigheid van de president als lid van de Raad van bestuur alsmede van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank in acht.

C

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

Met betrekking tot de taken en werkzaamheden ter verwezenlijking van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan de president van de Bank, met inachtneming van artikel 107 van het Verdrag en van artikel 10.4 en artikel 38 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken, door elk der beide kamers der Staten-Generaal op hun verzoek worden gehoord.

D

De hoofdstukken VII en VIII worden vernummerd tot hoofdstukken V en VI.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 november 1999

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zevende december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 200.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 233.

Handelingen II 1998/1999, blz. 4316–4140; 4160.

Kamerstukken I 1998/1999, 26 233 (245); 1999/2000, 26 233 (45).

Handelingen I 1999/2000, blz. 74.

Naar boven