Wet van 11 november 1999 tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet van 18 december 1997, met betrekking tot de vormgeving van de lokale lastenverlichting van f 100

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeenteraden de mogelijkheid te geven de lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen vanaf 2000 op dezelfde wijze als over de jaren 1998 en 1999 te kunnen voortzetten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel XI van de Wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1998) (Stb. 730), vervalt.

ARTIKEL II

De Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 229d komt te luiden:

Artikel 229d

  • 1. De raad kan bepalen dat voor diegenen die bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig zijn voor:

    a. de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a, of artikel 221, eerste lid, onderdeel a, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen;

    b. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, ter zake van het gebruik van de riolering voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater;

    c. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, dan wel een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter zake van het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;

    het belastingbedrag ter zake van de belastingen, bedoeld in onderdeel a, of de belastingen, bedoeld in de onderdelen b en c, wordt verminderd met ten hoogste f 100.

  • 2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld.

B. Artikel 255a komt te luiden:

Artikel 255a

  • 1. De raad kan bepalen dat indien ter zake van de in artikel 229d, eerste lid, bedoelde belastingen, het op de voet van artikel 255 kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in artikel 229d, eerste lid, niet was toegepast, het verschil tussen die bedragen door de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking wordt vastgesteld en aan degene die om kwijtschelding verzoekt wordt uitbetaald.

  • 2. De raad kan het eerste lid ook van toepassing verklaren als het bedrag van de vermindering, bedoeld in artikel 229d, eerste lid, is verdisconteerd in de tarieven van de in dat artikellid, onderdelen b en c, bedoelde belastingen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000, en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat niet is gelegen vóór 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 november 1999

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de zevende december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 oktober 1999, Stb. 464.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 412.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5466–5486; 5540–5544; 5625.

Kamerstukken I 1998/1999, 26 412 (285); 1999/2000, 26 412 (4, 4a, 4b).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 9 november 1999.

Naar boven