Besluit van 29 oktober 1999, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Doorstraalde waren en van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 juli 1999, nr. GZB/VVB/993223, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op:

– richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PbEG L 66);

– richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (PbEG L 66); en

– artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en vierde lid, artikel 8, onder a en c, en artikel 9, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 september 1999, no. W13.99.0420/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 oktober 1999 met nummer GZB/VVB/2007477, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit Doorstraalde waren1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op eet- en drinkwaren en grondstoffen die zijn blootgesteld aan ioniserende straling die is opgewekt door meet- of controle-instrumenten, mits de geabsorbeerde dosis niet hoger is dan 0,01 Gy voor controle-instrumenten die gebruik maken van neutronen, en 0,5 Gy in andere gevallen, bij een energieniveau van ten hoogste 10 MeV in het geval van röntgenstraling, 14 MeV in het geval van neutronen en 5 MeV in andere gevallen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «en de in artikel 5 bedoelde waren».

2. Het derde en vierde lid vervallen, waarna het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

C

In artikel 3, derde lid, wordt de punt aan het slot vervangen door een komma, en wordt het volgende zinsdeel toegevoegd: en een persoon is aangewezen die instaat voor de naleving van alle eisen die met betrekking tot dit procédé noodzakelijk zijn.

D

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De overeenkomstig artikel 3 erkende installatie houdt voor elke gebruikte ioniserende stralingsbron alsmede voor iedere partij behandelde eet- of drinkwaren of grondstoffen een register bij met de volgende gegevens:

    a. aard en hoeveelheid van de doorstraalde eet- of drinkwaren of grondstoffen;

    b het nummer van de partij;

    c. de naam van degene die opdracht heeft gegeven tot de behandeling;

    d. de naam van degene voor wie de doorstraalde waren zijn bestemd;

    e. de datum van doorstraling;

    f. het verpakkingsmateriaal dat tijdens de doorstraling gebruikt;

    g. de gegevens betreffende de controle op het doorstralingsprocédé volgens de bijlage, de verrichte stralingsmetingen en de gevonden uitkomsten met nadere gegevens over de boven- en ondergrens van de geabsorbeerde dosis en het soort ioniserende straling; en

    h. vermelding van de voorbereidende valideringsmetingen.

E

§ 3 komt te luiden:

§ 3. Voorwaarden voor behandeling met ioniserende stralen

Artikel 5
  • 1. Eet- en drinkwaren en grondstoffen verkeren op het moment van behandelen met ioniserende stralen in een behoorlijke staat van hygiëne.

  • 2. Het behandelen van eet- of drinkwaren en grondstoffen met ioniserende stralen:

    a. voorziet technologisch gezien in een aanvaardbare behoefte;

    b. levert geen gevaar op voor de volksgezondheid en wordt uitgevoerd volgens de desbetreffende voorwaarden;

    c. is nuttig voor de consument; en

    d. wordt niet toegepast ter vervanging van slechte hygiëne- en gezondheidspraktijken of van behoorlijke productie- en landbouwprocessen.

  • 3. Eet- en drinkwaren en grondstoffen worden slechts behandeld met ioniserende stralen teneinde:

    a. het risico van door voedsel veroorzaakte ziektes te verminderen, door vernietiging van ziektekiemen;

    b. bederf van eet- of drinkwaren of grondstoffen te verminderen, door het vertragen of stoppen van rottingsprocessen en het vernietigen van bederf-veroorzakende organismen;

    c. het verloren gaan van eet- of drinkwaren of grondstoffen als gevolg van voortijdig rijpen, kiemen of uitlopen, te beperken; of

    d. eet- of drinkwaren of grondstoffen te ontdoen van organismen die schadelijk zijn voor de gewassen en de daarvan afgeleide waren.

F

Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «Kruiden, specerijen» wordt vervangen door: Gedroogde aromatische kruiden, specerijen en plantaardige kruiden.

2. Aan het slot wordt de punt vervangen door een puntkomma, waarna een eetwaar met bijbehorende gemiddeld geabsorbeerde stralingsdosis wordt toegevoegd, luidende: eiproducten 6 kGy. .

G

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het voor de verpakking van door te stralen eet- of drinkwaren en grondstoffen te gebruiken materiaal is geschikt voor dit doel.

H

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd:

a. onder het eerste streepje wordt «Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: lid-staat van de Europese Unie;

b. het tweede streepje komt te luiden:

– die, indien zij is gevestigd in een derde land, voorkomt op de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen opgestelde lijst, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, van richtlijn nr. 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de behandeling van voedsel met ioniserende straling (PbEG L 66); .

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder invoer verstaan het plaatsen van de goederen onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen, dan wel het plaatsen onder de douaneregeling actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer of passieve veredeling als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Unie van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302).

I

In artikel 10, eerste lid, wordt «niet zijn bestemd voor de eindverbruiker» vervangen door: niet zijn bestemd voor de eindverbruiker of een instelling.

J

Een bijlage wordt toegevoegd, luidende:

Bijlage

Deze bijlage behoort bij artikel 4, eerste lid, onder g

1. DOSIMETRIE

De totale gemiddelde geabsorbeerde dosis

Bij bepaling van de gezondheid van eet- en drinkwaren en grondstoffen die zijn behandeld met een totale gemiddelde dosis van 10 kGy of minder, gaat men ervan uit dat alle radiochemische effecten binnen dat dosisgebied evenredig zijn aan de dosis.

De totale gemiddelde dosis, D-, is gelijk aan onderstaande integraal over het totale volume van de behandelde levensmiddelen:

D-= [∫ p(x,y,z) d(x,y,z) dV ] / M

waarin

M = de totale massa van het behandelde monster

p = de plaatselijke dichtheid op punt (x,y,z)

d = de plaatselijke geabsorbeerde dosis op punt (x,y,z)

dV = dx, dy, dz, het infinitesimaal volume-element dat in de werkelijkheid wordt weergegeven door de volumefracties

De totale gemiddelde geabsorbeerde dosis kan voor homogene waren of voor bulkgoederen met een homogene dichtheid rechtstreeks worden bepaald door een voldoende aantal stralingsmeters planmatig en willekeurig te verdelen over het totale volume van de goederen. Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde dosisverdeling kan een gemiddelde worden berekend, dat de totale gemiddelde geabsorbeerde dosis is.

Indien de vorm van de curve van de dosisverdeling over de waar goed bepaald is, zijn de plaatsen van minimum- en maximumdosis bekend. Op basis van metingen van de dosisverdelingen op deze twee punten in een serie van monsters van de waar, kan een schatting worden gemaakt van de totale gemiddelde dosis.

In bepaalde gevallen kan een goede schatting worden gemaakt van de totale gemiddelde dosis door het gemiddelde te nemen van respectievelijk de gemiddelde minimumdosis (D-min) en de gemiddelde maximumdosis (D-max).

De totale gemiddelde dosis is dan (D-max + D-min ) / 2

De verhouding D-max/D-min bedraagt niet meer dan 3.

2. METHODEN

2.1. Voordat met de routinedoorstraling van een bepaalde categorie eet- of drinkwaren of grondstoffen in een doorstralingsinstallatie wordt begonnen, worden eerst de plaatsen van de minimum- en maximumdosis bepaald door over het gehele volume van de waar stralingsmetingen te verrichten. Deze valideringsmetingen worden een voldoende aantal malen (bijvoorbeeld 3–5) verricht, om rekening te houden met variërende dichtheid of geometrie van een waar.

2.2. De metingen worden herhaald wanneer de waar, de geometrie dan wel de omstandigheden van doorstraling zijn veranderd.

2.3. Gedurende het proces van doorstraling worden routine stralingsmetingen verricht om overschrijding van de dosislimieten te voorkomen. De metingen gebeuren met stralingsmeters die op de plaatsen van de maximum- of de minimumdosis dan wel op een referentiepunt zijn geplaatst. De dosis op het referentiepunt is kwalitatief gerelateerd aan de maximum- en minimumdosis. Het referentiepunt bevindt zich op een makkelijk bereikbare plaats in of op de waar alwaar de doses weinig variëren.

2.4. Tijdens de productie worden aan iedere partij en met passende tussenpozen routine stralingsmetingen verricht.

2.5. Bij doorstraling van vloeibare, niet verpakte waren is de bepaling van de plaatsen van de minimum- en maximumdosis niet mogelijk. Hier verdient het de voorkeur aan de hand van steekproefsgewijze metingen de waarden van deze uiterste doses te bepalen.

2.6. Bij de stralingsmetingen wordt gebruik gemaakt van erkende dosimetrische systemen en de metingen worden gerelateerd aan basisnormen.

2.7. Gedurende de doorstraling worden de relevante parameters van de installatie gecontroleerd en voortdurend geregistreerd. Bij gebruik van radionucliden zijn deze parameters onder meer de transportsnelheid van de waar of de tijd die in de stralingszone wordt doorgebracht en een indicatie die de correcte positie van de stralingsbron bevestigd. Bij deeltjesversnellers zijn die parameters onder meer de transportsnelheid van de waar, het energieniveau, de elektronenstroom en de scannerbreedte van de installatie.

ARTIKEL II

Het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij de verhandeling van een eet- of drinkwaar die is behandeld met ioniserende stralen, wordt de doorstraling vermeld in de documenten welke die eet- of drinkwaar vergezellen of daarop betrekking hebben.

B

Artikel 7, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt achter de puntkomma het woord «en» geplaatst.

2. In onderdeel b vervalt het woord «en».

3. Onderdeel c vervalt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 september 2000, met dien verstande dat eet- en drinkwaren die voldoen aan het Warenwetbesluit Doorstraalde waren en aan het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, zoals die tot dat tijdstip luidden, nog verhandeld mogen worden tot 20 maart 2001.

Lasten len bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 oktober 1999

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de tweede december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 13 maart 1999 zijn twee richtlijnen gepubliceerd:

– richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PbEG L 66), verder te noemen: richtlijn 1999/2/EG;

– richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (PbEG L 66), verder te noemen: richtlijn 1999/3/EG.

Ter uitvoering van deze richtlijnen moeten zowel het Warenwetbesluit Doorstraalde Waren als het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, beide sinds 1992 reeds van kracht, worden gewijzigd. Dit besluit strekt daartoe.

Bij het opstellen van het Warenwetbesluit Doorstraalde waren is destijds het op dat moment bekende ontwerp van richtlijn 1999/2/EG als uitgangspunt genomen. Als gevolg hiervan behoeft het Warenwetbesluit Doorstraalde waren slechts op ondergeschikte punten gewijzigd te worden. Deze wijzigingen beogen voornamelijk aansluiting te zoeken bij de systematiek en bewoordingen van richtlijn 1999/2/EG; van materieel nieuwe of zwaardere eisen is geen sprake.

Bij de tenuitvoerlegging van richtlijn 1999/2/EG is ten volle gebruik gemaakt van artikel 4, vierde en zevende lid, van richtlijn 1999/2/EG. Op grond van artikel 4, vierde lid, onder a en b, van richtlijn 1999/2/EG is het de lid-staten toegestaan bestaande wetgeving ter zake vooralsnog te handhaven, voor zover het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding positief geadviseerd heeft over de desbetreffende eet- of drinkwaren, en de totale gemiddelde geabsorbeerde straling bepaalde grenswaarden niet overschrijdt. Deze bestaande Nederlandse wetgeving was te vinden in artikel 5, eerste lid, van het Warenwetbesluit Doorstraalde waren, en in de aan Gammaster BV op 31 augustus 1994 verleende ontheffing van dat besluit wat betreft het doorstralen van eiproducten. Aan Gammaster was tevens ontheffing verleend voor het doorstralen van levensmiddelenadditieven en aroma's. Over de behandeling van deze waren met ioniserende stralen heeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding evenwel niet positief geadviseerd, zodat voor deze waren de aan Gammaster verleende ontheffing bij de inwerkingtreding van dit besluit moest worden ingetrokken. Gezien het voorgaande wordt bij dit besluit alleen eiproducten toegevoegd aan de in artikel 6 genoemde waren die met ioniserende stralen behandeld mogen worden (artikel I, onder F).

Artikelsgewijs

Artikel I, onder E, voegt een nieuw artikel 5 toe aan het Warenwetbesluit Doorstraalde waren. De bestaande tekst inzake het doorstralen van verpakkingen en verpakkingsmaterialen voor eetof drinkwaren en van gebruiksartikelen voor eet- of drinkwaren, komt derhalve te vervallen. Hiertegen bestaat geen bezwaar, aangezien van deze voorschriften reeds vrijstelling was verleend bij de Warenwetregeling Vrijstelling Warenwetbesluit Doorstraalde waren. Deze laatste regeling zal dan ook worden ingetrokken.

In artikel I, onder F, punt 1, wordt richtlijn 1999/3/EG uitgevoerd door een wijziging van artikel 6, eerste lid, van het Warenwetbesluit Doorstraalde waren.

In artikel I, onder H, punt 2, is van de gelegenheid gebruik gemaakt een verwijzing naar inmiddels achterhaalde wetgeving te actualiseren.

Ten gevolge van artikel II, onder B, punt 3, moeten voortaan ook de afzonderlijke bestanddelen van een met ioniserende stralen behandelde grondstof, die voor minder dan 2% in de eet- of drinkwaar aanwezig zijn, vermeld worden op de in artikel 7, vijfde lid, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen (verder te noemen: WEL) bedoelde wijze.

In onderstaande concordantietabel wordt het verband weergegeven tussen richtlijn 1999/2/EG, dit wijzigingsbesluit, het Warenwetbesluit Doorstraalde waren (verder te noemen: WDW), en het WEL, zoals gewijzigd bij dit besluit.

Richtlijn 1999/2/EGDit besluitWDWWEL
1.1I.B1.1.c en 2  
1.2.aI.A1.2  
1.2.b– (deze beperking wil
Nederland niet, zie 6.1 WDW) 
2– opdracht aan lidstaten
3.1 (jo. bijlage I)I.E5.1
3.2 (jo. bijlagen II en III)I.C3.1, 3.3, 6.1
4.1, 4.2 en 4.3– (procedures)   
4.46.1
4.5– Warenwetbesluit Uitvoer van waren
4.6– opdracht aan lid-staten en aan de Commissie
4.72, 3, 4,
6, 7, 8   
5.16.2 en 6.3 
5.2– (procedure)
6.1.a4.4 en 27
6.1.b7.1 en 27
6.1.cII.B7.5
6.2I.I10.1
6.3II.A5.5
7.1– opdracht aan lid-staten
7.2.1° streepje3.3
7.2.2° streepje3.3
7.3– opdracht aan lid-staten
7.4– opdracht aan Commissie
8.1I.D4.1, bijlage
8.24.3
8.3– (procedures)   
9.1I.H9.1, 9.3
9.2– (opdracht aan Commissie)
10I.G8.3
11– (procedure)
12– (comitologie)
13– (procedure)
14– (bevoegdheden/taken lid-staten en Commissie)
15III
16– (inwerkingtreding richtlijn)
17– (richtlijn is gericht tot de lidstaten)
bijlageI.Jbijlage

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1992, 205, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1999, Stb. 458.

XNoot
2

Stb. 1992, 14, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1999, Stb. 458.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 januari 2000, nr. 7.

Naar boven