Wet van 11 november 1999, houdende invoering van een verbod tot het vervaardigen, voorradig hebben en verspreiden van drukwerken of andere voorwerpen die, in verband met de invoering van de euro, ten onrechte de indruk zouden kunnen wekken dat zij wettig betaalmiddel zijn, alsmede aanpassing van het Wetboek van Strafrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het chartale betalingsverkeer wordt beschermd ten tijde van de omschakeling van de gulden naar de euro en dat in verband daarmee het wenselijk is dat vanaf het moment dat de euro giraal wordt ingevoerd, geen penningen of andere voorwerpen in omloop worden gebracht waarop een aanduiding is geplaatst waardoor bij het publiek de indruk zou kunnen ontstaan dat zij als euromunt- of eurobankbiljet, dan wel als euromuntspecie te gebruiken zijn, en dat het voorts wenselijk is om na de ingangsdatum van de chartale invoering van de euro te voorkomen dat bij het publiek verwarring zou kunnen ontstaan omtrent de juridische status van na die datum in omloop te brengen penningen of andere voorwerpen met een waarde-aanduiding in guldens of van een andere valuta van een van de lidstaten die de gemeenschappelijke munt aannemen, die niet langer de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben, en dat het tevens wenselijk is om buiten twijfel te stellen dat het namaken of vervalsen van euro's en guldens, voordat dan wel nadat deze de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verkregen, onderscheidenlijk verloren, strafbaar is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1. Degene die drukwerken of andere voorwerpen vervaardigt en daarop enige aanduiding plaatst, zodanig dat daardoor de indruk zou kunnen ontstaan dat de drukwerken of andere voorwerpen als euromunt- of eurobankbiljetten, dan wel als euromuntspeciën te gebruiken zijn, terwijl deze laatsten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel nog niet hebben verkregen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.

  • 2. Degene die drukwerken of andere voorwerpen als bedoeld in het eerste lid, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.

  • 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 2

  • 1. Degene die drukwerken of andere voorwerpen vervaardigt en daarop enige aanduiding plaatst, zodanig dat daardoor de indruk zou kunnen ontstaan dat de drukwerken of andere voorwerpen te gebruiken zijn als munt- of bankbiljetten, dan wel als muntspeciën, die in verband met de invoering van de euro niet langer de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.

  • 2. Degene die drukwerken of andere voorwerpen als bedoeld in het eerste lid, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.

  • 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 3

Na artikel 84bis van het Wetboek van Strafrecht wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 84ter

Onder muntspeciën, munt- en bankbiljetten worden begrepen muntspeciën, munt- en bankbiljetten die de hoedanigheid van wettig betaalmiddel nog zullen verkrijgen, alsmede muntspeciën, munt- en bankbiljetten die deze hoedanigheid verloren hebben en ingewisseld kunnen worden tegen wettige betaalmiddelen.

Artikel 4

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2002.

  • 2. Deze wet en artikel 84ter van het Wetboek van Strafrecht vervallen met ingang van 1 januari 2010.

  • 3. In afwijking van het tweede lid vervalt artikel 1 van deze wet met ingang van 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 november 1999

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de dertigste november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 492.

Handelingen II 1999/2000, blz. 1017.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 492 (60).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 9 november 1999.

Naar boven