Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening (financiële verantwoording)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Wet op de jeugdhulpverlening op het punt van de financiële verantwoording te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 13, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de jeugdhulpverlening1 wordt vervangen door twee nieuwe leden:

  • 3. Indien de provinciale jaarrekening met bijbehorende accountantsverslag blijk geeft van onzekerheden omtrent de besteding van de uitkering dan wel van onrechtmatigheden in de besteding van de uitkering, stelt het provinciaal bestuur Onze Ministers zo spoedig mogelijk schriftelijk daarvan in kennis.

  • 4. Het provinciaal bestuur geeft in het geval, bedoeld in het derde lid, aan op welke wijze het voornemens is de onzekerheden op te heffen dan wel in een rechtmatige besteding van de uitkering te voorzien. Onze Ministers kunnen in verband daarmee tot verrekening overgaan.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 1999, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1999.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 oktober 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de dertigste november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1989, 360, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1998, Stb. 1999, 63.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 341.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5775–5780; 5938–5939.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 341 (23).

Handelingen I 1999/2000, blz. 29.

Naar boven