Besluit van 18 januari 1999, houdende wijziging van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie inzake een ontslagverbod in relatie met ouderschapsverlof

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 11 november 1998, nr. P/98005579;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 december 1998, nr. W07.98.0520);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 12 januari 1999, nr. P/98008973;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 115 van het het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid in zesde en zevende lid, een nieuw vijfde lid opgenomen dat als volgt komt te luiden:

5. Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar zijn recht op ouderschapsverlof geldend maakt.

2. In het zevende lid wordt de zinsnede «tweede, derde, vierde en vijfde» vervangen door: tweede tot en met zesde.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 januari 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de zestiende februari 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In de Richtlijn 96/34/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake het ouderschapsverlof (Publikatieblad L 145 van 19 juni 1996) wordt onder meer bepaald dat de Lid-Staten of de sociale partners de nodige maatregelen nemen om de werknemers tegen ontslag wegens het aanvragen of opnemen van ouderschapsverlof te beschermen. Voor ambtenaren aangesteld in tijdelijke dienst geldt niet een gesloten systeem van ontslaggronden zoals voor ambtenaren aangesteld in vaste dienst. Wel is sprake van twee bepalingen waarin expliciet een ontslagverbod wordt opgelegd, te weten artikel 115, derde lid van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD) (geen ontslag gedurende de zwangerschap van de vrouwelijke ambtenaar, het zwangerschaps- en bevallingsverlof en gedurende een periode van zes weken volgende op dat verlof) en artikel 115, vierde lid van het BARD (geen ontslag wegens de omstandigheid dat de ambtenaar in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen). Voor ambtenaren aangesteld in vaste dienst bestaat, zoals al aangegeven, een gesloten systeem van ontslaggronden (artikel 116 tot en met 124 van het BARD). Hoewel artikel 124 van het BARD, de equivalent van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, spreekt over ontslag op andere gronden en daarmee ruimte lijkt te bieden binnen het gesloten systeem van ontslaggronden, blijkt uit de wetshistorie alsmede de jurisprudentie dat het artikel zich beperkt tot ontslag op grond van onverenigbaarheid van karakters. Artikel 124 van het BARD kan dus niet worden gehanteerd voor een ontslag in verband met ouderschapsverlof en derhalve is een wijziging in dit kader voor ambtenaren aangesteld in vaste dienst niet noodzakelijk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Dit artikel behelst de regeling van de ontslagbescherming voor de ambtenaar aangesteld in tijdelijke dienst in de situatie dat de ambtenaar zijn recht op ouderschapsverlof geldend maakt. Hierbij is aangesloten bij de systematiek van het artikel, waarin in het derde en vierde lid expliciet ontslagverboden zijn opgenomen voor bepaalde situaties. In het nieuwe vijfde lid is vervolgens het ontslagverbod bij ouderschapsverlof opgenomen. In het zevende lid wordt het nieuwe vijfde lid ook van toepassing verklaard op ambtenaren aangesteld in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Stb. 1993, 350, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 december 1998, Stb. 692.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven