Wet van 28 oktober 1999, houdende wijziging van de Postwet en enige andere wetten in verband met richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998, L 15), en een aantal wetstechnische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om de Postwet en enige andere wetten te wijzigen in verband met richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998, L 15), alsmede om enkele wetstechnische wijzigingen aan te brengen;

Voorts overwegende, dat het in verband met deze richtlijn wenselijk is om de Postwet te wijzigen ter bevordering van de liberalisering van de postmarkt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Postwet1 wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 1 worden de onderdelen c tot en met g vervangen door:

c. postzendingen: brieven en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geadresseerde zendingen;

d. postvervoer: geheel van handelingen dat tegen vergoeding wordt verricht teneinde postzendingen af te leveren;

e. de houder van de concessie: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2a, eerste lid;

f. de akten van de Wereldpostunie: de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie (Trb. 1965, 170) en de daarbij behorende voor Nederland bindende verdragen, reglementen en protocollen (Trb. 1965, 170 en Trb. 1998, 273);

g. college: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

h. algemene voorwaarden: door de houder van de concessie vastgestelde schriftelijke bedingen die in overeenkomsten ter zake van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden opgenomen.

B

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Voorzover nodig en van toepassing, worden bij besluit van Onze Minister de vindplaatsen, genoemd in artikel 1, onder f, gewijzigd. Van dit besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

C

Het opschrift van § 2 komt te luiden:

§ 2. Bepalingen inzake de postale dienstverlening

D

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Ter waarborging van een goede postale dienstverlening is de houder van de concessie verplicht om voor een ieder in Nederland het postvervoer van een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen omvang, met inbegrip van bij die maatregel aangewezen postvervoerdiensten, binnen Nederland en van of naar gebieden buiten Nederland, te verrichten, voorzover dit postvervoer betrekking heeft op postzendingen die in voor het publiek bestemde brievenbussen van de houder van de concessie zijn gedeponeerd of bij daartoe bestemde inrichtingen van de houder van de concessie zijn afgegeven.

  • 2. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan een onderscheid worden gemaakt tussen het postvervoer:

    a. binnen Nederland;

    b. van of naar lidstaten van de Europese Unie of andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte; of

    c. van of naar andere landen of andere staten dan bedoeld onder b.

  • 3. De houder van de concessie weigert het postvervoer, bedoeld in het eerste lid, indien dit strijdig is met de wet of gevaar oplevert voor personen of zaken en kan dit postvervoer weigeren indien dit strijdig is met de eisen die met het oog op een doelmatig postvervoer in de algemene voorwaarden worden gesteld.

E

Na artikel 2 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. Aan een bij wet aan te wijzen rechtspersoon wordt met uitsluiting van anderen concessie verleend voor het verrichten van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen Nederland en van gebieden buiten Nederland ten aanzien van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 100 gram wegen, voorzover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan bij algemene maatregel van bestuur bepaald.

  • 2. Voorts wordt aan deze rechtspersoon met uitsluiting van anderen concessie verleend voor:

    a. het aan of op de openbare weg plaatsen van voor het publiek bestemde brievenbussen; en

    b. het uitgeven van postzegels en postzegelafdrukken met daarop een afbeelding van de Koning dan wel de vermelding «Nederland».

Artikel 2b

Het verrichten van het postvervoer binnen Nederland en van gebieden buiten Nederland is anders dan krachtens de concessie verboden ten aanzien van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 100 gram wegen, voorzover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan vastgesteld krachtens artikel 2a, eerste lid.

Artikel 2c

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 2b, is niet van toepassing op het postvervoer ten aanzien van brieven die:

    a. worden vervoerd in opdracht van de houder van de concessie;

    b. anders dan bedrijfsmatig worden vervoerd door of in opdracht van één natuurlijk persoon, of van één rechtspersoon of onderdeel daarvan, mits van één afzender afkomstig;

    c. kennelijk bestemd zijn om te worden vervoerd door de houder van de concessie dan wel te worden afgeleverd na het postvervoer, bedoeld in artikel 2a;

    d. uitsluitend betrekking hebben op voorwerpen waarmee zij worden vervoerd, dan wel dienen als kwitanties, wisselbrieven of andere handelspapieren die worden vervoerd in verband met daarop in te vorderen of uit te betalen geldbedragen;

    e. in hoofdzaak tekst bevatten uitgevoerd in voor blinden bestemde tekens; of

    f. worden vervoerd met een ontheffing als bedoeld in artikel 13.

  • 2. Het verbod, bedoeld in artikel 2b, is voorts niet van toepassing op het postvervoer ten aanzien van brieven dat strekt tot uitvoering van de document-uitwisselingsdienst. Onder de document-uitwisselingsdienst wordt de dienst verstaan die bestaat uit de terbeschikkingstelling van middelen, met inbegrip van het verschaffen van ad hoc-ruimte en vervoer door derden, voor zelfbestelling door de wederzijdse uitwisseling van brieven tussen gebruikers die zich op deze dienst abonneren.

Artikel 2d

  • 1. De houder van de concessie is verplicht aan andere aanbieders van postvervoer toegang te verlenen tot zijn postbussen tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde en non-discriminatoire voorwaarden en vergoedingen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden en vergoedingen worden in onderling overleg bepaald. Bij gebreke van overeenstemming worden deze voorwaarden of vergoedingen op verzoek van de meest gerede partij vastgesteld door het college.

F

In artikel 3, eerste lid, wordt «het internationale vervoer van postzendingen» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van of naar gebieden buiten Nederland,.

G

In artikel 4, vierde lid, wordt «in de artikelen 7, 8, 11, 12 en 13» vervangen door: in de artikelen 2b, 7, 8, 11 en 13.

H

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «artikel 2, tweede lid,» vervangen door «het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid,» en worden twee zinnen ingevoegd, luidende:

Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op deze richtlijnen. Bij deze richtlijnen kunnen taken worden opgedragen en bevoegdheden worden toegekend aan het college.

2. In het tweede lid komt onderdeel a te luiden:

a. het instandhouden van een goede postale dienstverlening;.

3. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot c tot en met e wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

b. de tariefstructuur, de vaststelling en publicatie van tarieven, het voeren van de boekhouding en de aan te brengen scheiding in de boekhouding, en de wijze van toerekening van kosten;.

4. In het tweede lid wordt in (het nieuwe) onderdeel c «vervoer van postzendingen» vervangen door: postvervoer.

5. In het tweede lid komt het eerste zinsdeel van (het nieuwe) onderdeel e te luiden:

e. het verstrekken van informatie aan Onze Minister onderscheidenlijk het college voor een goede uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde of aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in verband met een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

6. In het derde lid vervalt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot b tot en met e, onderdeel b.

7. In het derde lid wordt in (het nieuwe) onderdeel b «postzendingen tijdens het vervoer» vervangen door: het postvervoer.

8. In het derde lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het eind van (het nieuwe) onderdeel d, onderdeel e.

9. Onder vernummering van het vierde tot en met het negende lid tot vijfde tot en met tiende lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het derde lid en het bepaalde in de Mededingingswet, kan Onze Minister aan de houder van de concessie algemene richtlijnen geven met betrekking tot het voorkomen van oneerlijke concurrentie met derden.

10. In het (nieuwe) zevende lid wordt «aan het College verstrekte informatie als bedoeld in het tweede lid onder d» vervangen door: aan Onze Minister onderscheidenlijk het college verstrekte informatie als bedoeld in het tweede lid, onder e,.

11. Het (nieuwe) achtste lid komt te luiden:

  • 8. Voorzover noodzakelijk voor de betaalbaarheid van de postale dienstverlening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan bij besluit van Onze Minister voor een bij dat besluit te bepalen periode de ontwikkeling van tarieven worden gereguleerd, waarbij kan worden afgeweken van het bij of krachtens het tweede lid, onderdeel b, bepaalde.

12. In het (nieuwe) negende lid wordt «De in het eerste lid bedoelde algemene richtlijnen» vervangen door: De in het eerste en het vierde lid bedoelde algemene richtlijnen.

I

Artikel 6 vervalt.

J

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «aflevering van binnenlandse postzendingen» vervangen door «aflevering van postzendingen in het kader van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen Nederland» en wordt «vervoer» vervangen door: postvervoer.

2. In het zesde lid wordt «Ter zake van het internationale vervoer van postzendingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder b,» vervangen door: Ter zake van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van of naar gebieden buiten Nederland.

K

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «het vervoer van postzendingen» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt «het vervoer» vervangen door «het postvervoer» en vervalt «van postzendingen».

L

In artikel 10 wordt «Onbestelbare gesloten postzendingen die niet aan de afzender kunnen worden teruggegeven» vervangen door: Gesloten postzendingen die in het kader van het postvervoer als onbestelbaar zijn aan te merken en niet aan de afzender kunnen worden teruggegeven.

M

In artikel 11 wordt «ten vervoer» vervangen door: in het kader van het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid,.

N

Artikel 12 vervalt.

O

In artikel 13, eerste lid, wordt «het vervoer van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 500 gram wegen, aan anderen dan de houder van de concessie van het verbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid,» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aan anderen dan de houder van de concessie van het verbod, bedoeld in artikel 2b,.

P

In artikel 13a, eerste lid, wordt «De houder van de concessie, bedoeld in artikel 2, de vervoerder, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, sub 3°,» vervangen door: De houder van de concessie.

Q

Artikel 15b, tweede lid, onder b, komt te luiden:

b. aan de overtreder van artikel 2b, of van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

R

Artikel 15d komt te luiden:

Artikel 15d

Indien de ambtenaren in het kader van het onderzoek, bedoeld in artikel 15c, een redelijk vermoeden hebben dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die natuurlijke persoon of rechtspersoon terzake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling om informatie wordt gevraagd.

S

Na artikel 15n wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15o

  • 1. Voorzover bij de uitoefening van bevoegdheden van het college begrippen worden uitgelegd die worden gehanteerd bij de toepassing van artikel 24 van de Mededingingswet, geschiedt de uitoefening van die bevoegdheden overeenkomstig door het college in overeenstemming met de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit vastgestelde richtlijnen. Van die richtlijnen doet de directeur-generaal mededeling in de Staatscourant.

  • 2. Het college en de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit maken in het belang van een effectieve en efficiënte besluitvorming gezamenlijk afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang.

T

Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «8, tweede lid, 12, eerste lid, en 16, eerste lid,» vervangen door: 2b, 8, tweede lid, en 16, eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 12, derde lid, en» vervangen door: artikel.

U

In artikel 18 wordt «het vervoer van postzendingen van en naar de Nederlandse Antillen en Aruba alsmede van en naar het buitenland» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van of naar gebieden buiten Nederland.

V

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid wordt «het vervoer van postzendingen» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid,.

2. In het tweede lid, wordt «de artikelen 2, tweede lid» vervangen door: de artikelen 2, eerste lid,.

W

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid vervalt de aanduiding «1.» voor het eerste lid en wordt «het vervoer van postzendingen» vervangen door: het postvervoer, bedoeld in artikel 2, eerste lid,.

2. Het tweede lid vervalt.

X

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

  • 1. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 1, onder c, 2, eerste lid, en 2a, eerste lid, wordt niet gedaan dan nadat een ontwerp van de maatregel aan de beide kamers der Staten-Generaal ter kennisneming is toegezonden alsmede in de Staatscourant is geplaatst en nadat aan een ieder de gelegenheid is geboden binnen een termijn van twee maanden wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen.

  • 2. Een besluit als bedoeld in artikel 5 wordt niet vastgesteld dan twee maanden nadat een ontwerp van dat besluit aan de beide kamers der Staten-Generaal ter kennisneming is toegezonden.

ARTIKEL II

In artikel 5 van de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V.2 wordt «artikel 2, eerste lid,» vervangen door: artikel 2a, eerste lid,.

ARTIKEL III

In artikel 12a van de Postbankwet3 wordt «de akten van de Wereldpostunie, als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Postwet (Stb. 1988, 522)» vervangen door: de akten van de Wereldpostunie, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Postwet.

ARTIKEL IV

In artikel 15, onderdeel b, subonderdelen 2° en 3°, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit4 vervalt telkens «- artikel 12, tweede lid, onder a, sub 3°, van de Postwet; -».

ARTIKEL V

In artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op de omzetbelasting 19685 wordt «artikel 2, tweede lid, van de Postwet» vervangen door: artikel 2, eerste lid, van de Postwet.

ARTIKEL VI

In artikel 216, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht6 wordt «artikel 2, eerste lid, onder c, van de Postwet (Stb. 1988, 522)» vervangen door: artikel 2a, tweede lid, onder b, van de Postwet.

ARTIKEL VII

De tekst van de Postwet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 oktober 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de vijfentwintigste november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1988, 522, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XNoot
2

Stb. 1988, 521, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, Stb. 610.

XNoot
3

Stb. 1985, 510, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 april 1995, Stb. 276.

XNoot
4

Stb. 1997, 320, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 oktober 1998, Stb. 610.

XNoot
5

Stb. 1968, 329, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 oktober 1999, Stb. 481.

XNoot
6

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 oktober 1999, Stb. 464.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 363.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5945–5976; 1999/2000, blz. 170–171.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 363 (24, 24a).

Handelingen I 1999/2000, blz. 29.

Naar boven