Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere regeling voor beleggingsgoud

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wetgeving inzake omzetbelasting dient te worden aangepast aan richtlijn nr. 98/80/EG van de Raad van de Europese Unie van 12 oktober 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG – bijzondere regeling voor beleggingsgoud (PbEG L 281);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de omzetbelasting 19681 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A

Artikel 10 vervalt.

B

In artikel 15 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In het tweede lid wordt «als zijn bedoeld in artikel 11» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 11 en 28k.

Voorts wordt «in dat artikel» vervangen door: in eerstgenoemd artikel.

2. In het zesde lid wordt «als zijn bedoeld in artikel 11» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 11 en 28k.

C

In artikel 17d wordt «De artikelen 9 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

D

In HOOFDSTUK V, Bijzondere regelingen, wordt na artikel 28i een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 6. REGELING VOOR BELEGGINGSGOUD

Artikel 28j
  • 1. In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt onder beleggingsgoud verstaan:

    a. goud, in de vorm van staven of plaatjes met een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1000, al dan niet belichaamd in effecten, doch met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram;

    b. gouden munten die:

    1°. een zuiverheid van ten minste 900/1000 hebben;

    2°. na 1800 zijn geslagen;

    3°. in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;

    4°. normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt;

    c. gouden munten die zijn opgenomen in de lijst die de Europese Commissie elk jaar publiceert in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en die daarmee worden geacht aan de in onderdeel b opgenomen criteria te voldoen gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde gouden munten worden, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, geacht niet wegens hun numismatische belang te worden verkocht.

Artikel 28k

Van de belasting zijn vrijgesteld:

a. de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder begrepen beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder begrepen, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals de handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud;

b. de diensten door tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.

Artikel 28l
  • 1. De ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud omzet in beleggingsgoud kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud aan een andere ondernemer.

  • 2. De ondernemer die in het kader van zijn onderneming normaliter goud levert voor industriële doeleinden, kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel a, aan een andere ondernemer.

  • 3. Indien de leverancier het recht om overeenkomstig het eerste of het tweede lid voor belastingheffing te kiezen heeft uitgeoefend, kan de tussenpersoon ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel b, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot de in dat onderdeel vermelde diensten.

Artikel 28m
  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer een recht op aftrek van de belasting die in rekening is gebracht of verschuldigd is geworden met betrekking tot:

    a. beleggingsgoud dat hem is geleverd door een ondernemer die een in artikel 28l bedoeld keuzerecht heeft uitgeoefend;

    b. de levering aan hem of de intracommunautaire verwerving of de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of namens hem wordt omgezet in beleggingsgoud;

    c. aan hem verleende diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van goud met inbegrip van beleggingsgoud;

    indien de latere levering door hem van dat goud ingevolge deze afdeling is vrijgesteld.

  • 2. In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud in beleggingsgoud omzet een recht op aftrek van de belasting die hem in rekening is gebracht of door hem verschuldigd is geworden met betrekking tot de levering dan wel de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden alsof de latere levering door hem van het ingevolge deze afdeling vrijgestelde goud aan de heffing van belasting was onderworpen.

Artikel 28n

De ondernemer die handelt in beleggingsgoud dient, met overeenkomstige toepassing van artikel 34, aantekening te houden van alle handelingen betreffende beleggingsgoud waarvoor de vergoeding meer dan f 25 000 bedraagt en de documenten te bewaren aan de hand waarvan de identiteit van de cliënt bij dergelijke handelingen kan worden vastgesteld.

Artikel 28o

In geval een ondernemer een dienst verricht die bestaat in een bewerking van aan een ander toebehorend beleggingsgoud, waardoor het goud niet langer als beleggingsgoud is aan te merken, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 8, de belasting berekend over het door de ondernemer voor die dienst in rekening gebrachte bedrag – de omzetbelasting niet daaronder begrepen – vermeerderd met de waarde van het goud dat in het tot stand gekomen goed voorkomt.

Artikel 28p

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.

E

In artikel 36 wordt na «bij of krachtens de artikelen» ingevoegd: 28n,.

F

Tabel I, onderdeel a, post 50, vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt het in artikel I, onderdeel D, opgenomen artikel 28o van de Wet op de omzetbelasting 1968 in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet is gelegen vóór 1 januari 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 oktober 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de drieëntwintigste november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1968, 329, laatstelijk gewijzigd bij wet van 28 januari 1999, Stb. 30.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 467.

Handelingen II 1998/1999, blz. 5943 t/m blz. 5945 en 1999/2000, blz. 170.

Kamerstukken I 1999/2000 (25, 25a).

Handelingen I 1999/2000, blz. 29.

Naar boven