Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs met het oog op afschaffing van de einddatum voor indiening van aanvragen tot bekostiging van nevenvestigingen in verband met bijzondere omstandigheden, alsmede enige vooral technische aanpassingen (afschaffing einddatum aanvraag nevenvestigingen; technische aanpassingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de goede invoering van de leerwegen mavo-vbo alsmede van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs te komen tot het afschaffen van de einddatum voor de indiening van aanvragen tot het voor bekostiging in aanmerking brengen van nevenvestigingen in verband met bijzondere omstandigheden;

dat het tevens wenselijk is te komen tot het herstel van enige vooral technische onvolkomenheden in de Wet op het voortgezet onderwijs;

en dat het met het oog daarop noodzakelijk is onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WVO

In de Wet op het voortgezet onderwijs1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1 wordt de begripsbepaling van «Onze minister» vervangen door:

«Onze Minister»: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

B

In de artikelen 10, 10b en 10d komt het zesde lid, onderdeel b, telkens te luiden:

b. de sector zorg en welzijn: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,.

C

In artikel 10b worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na «wordt» ingevoegd: , in elke afdeling als bedoeld in artikel 10c,.

2. In het negende lid wordt een tweede volzin ingevoegd, luidende:

Onze Minister kan hierbij ten aanzien van afdelingen die deel uitmaken van een intrasectoraal programma toestemming verlenen af te wijken van het voorschrift in het eerste lid dat in elke afdeling onderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg en in de kaderberoepsgerichte leerweg wordt gegeven.

D

In artikel 10f worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na het derde lid wordt ingevoegd een nieuw lid 3a, luidend als volgt:

  • 3a. In afwijking van artikel 11c, eerste lid, wordt het praktijkonderwijs zodanig ingericht dat de leerlingen per schooljaar ten minste 1000 klokuren praktijkonderwijs ontvangen. De leerlingen ontvangen per dag ten hoogste 5,5 klokuren praktijkonderwijs, voor zover het betreft aangepast theoretisch onderwijs, persoonlijkheidsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden.

2. In het vierde lid wordt na «met inachtneming van de tweede volzin van het derde lid» ingevoegd: en van lid 3a.

E

In artikel 10g, eerste lid, wordt «schriftelijk bewijs als bedoeld in artikel 29, derde lid» vervangen door: getuigschrift voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 29, derde lid.

F

In artikel 16 wordt «of voor voorbereidend beroepsonderwijs» vervangen door: , voor voorbereidend beroepsonderwijs of voor praktijkonderwijs.

G

In artikel 19 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt het zinsdeel na «artikel 75, vijfde lid» vervangen door een punt.

2. In het derde lid wordt «in de zin van een andere dan dit deel» vervangen door: in de zin van deel II van deze wet dan wel in de zin van een andere dan deze wet.

3. In het vierde lid wordt «een school voor voorbereidend beroepsonderwijs» telkens vervangen door «een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs». Tevens wordt na «artikel IV, derde lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk.

H

In artikel 22, eerste lid, wordt «artikel 24, zesde lid» vervangen door: artikel 24, vijfde lid.

I

Aan artikel 24 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend als volgt:

  • 5. Onze Minister kan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs of afdelingen daarvan aanwijzen, waarvan de schoolplannen met zijn toestemming mogen afwijken van de in dit artikel gestelde eisen.

J

In artikel 29 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de laatste volzin van het derde lid wordt na «diploma's» ingevoegd: en getuigschriften.

2. In het vierde lid, vervalt: , onverminderd het bepaalde in artikel 29a.

K

Artikel 30, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, kan ook worden uitgereikt aan degenen die niet als leerlingen van een school zijn ingeschreven, maar tot het eindexamen van die school zijn toegelaten en dit met gunstig gevolg hebben afgelegd.

L

In artikel 31 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 11e, tweede lid» vervangen door: het onderwijs, bedoeld in artikel 11e, derde lid.

2. Het tweede lid vervalt.

3. In het derde lid wordt «artikel 11e, tweede lid» vervangen door: artikel 11e, derde lid.

M

In artikel 34, vierde lid, en in artikel 35, vijfde lid, wordt «ontwerp» vervangen door: onderwerp.

N

In artikel 38a, eerste lid, vervalt: of voor voorbereidend beroepsonderwijs.

O

In artikel 42c, vierde lid, wordt in de eerste volzin «en voor voorbereidend beroepsonderwijs» vervangen door: , voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

O1

Artikel 53, vijfde lid, vervalt.

P

In artikel 53b, eerste lid, tweede volzin, vervalt: , door personeel afkomstig van de in laatstgenoemd artikel bedoelde bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband.

Q

In artikel 56, eerste lid, wordt «het vierde lid van dat artikel» vervangen door: het derde lid van dat artikel.

R

In artikel 58 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het schoolplan van een ingevolge artikel 56 aangewezen school voldoet ten minste aan de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 10, 10b, 10d, 11a tot en met 11f, 12 tot en met 15, 22 en 24.

2. In het vijfde lid wordt voor de punt ingevoegd: , eerste lid, alsmede de leden 1a en 1b.

S

In artikel 60, eerste lid, wordt na «school» ingevoegd: voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.

T

In artikel 65, eerste lid, wordt in de eerste volzin «Onze minister van onderwijs en wetenschappen» vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en «Onze minister van landbouw, natuurbeheer en visserij» door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

U

In artikel 69 vervalt in het eerste lid onderdeel f.

V

In artikel 76d, eerste lid, onderdeel e, wordt de zinsnede «en voor voorbereidend beroepsonderwijs» vervangen door: , voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

W

In artikel 80, vijfde lid, en in artikel 82, eerste lid, wordt «het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

X

In artikel 96i, derde lid, wordt «artikel 86» vervangen door: bedoeld in artikel 86.

X1

In artikel 96j, eerste lid, wordt «85b, 86 en 88» vervangen door: 85b en 86.

Y

In artikel 98a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het bestuur van een centrale dienst voor zover het betreft personeel dat is belast met het geven van leerwegondersteunend onderwijs dan wel het uitoefenen van taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 53b, eerste lid, tweede volzin.

2. In het tweede lid wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur. Tevens wordt na «bedoelde scholen» ingevoegd: onderscheidenlijk centrale diensten.

3. In het derde lid wordt na «bevoegd gezag» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur.

Z

In artikel 98b worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het bestuur van een centrale dienst voor zover het betreft personeel dat is belast met het geven van leerwegondersteunend onderwijs dan wel het uitoefenen van taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 53b, eerste lid, tweede volzin.

2. In het tweede, derde, vierde en zesde lid wordt na «bevoegd gezag» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur.

3. In het vierde lid wordt na «artikel 96o, derde lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 96q.1.

AA

In artikel 109, tweede lid, wordt «artikel 19, vierde lid» vervangen door: artikel 19, vierde lid, voor zover het betreft nevenvestigingen die tot stand zijn gebracht op de wijze en voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel V, derde lid, dan wel artikel VIII, vierde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337).

BB

In artikel 113 wordt «Onze minister van onderwijs en wetenschappen» vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

CC

In artikel 114 wordt «Onze minister van landbouw, natuurbeheer en visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

DD

In artikel 118b, tweede lid, wordt «Onderwijsachterstanden worden verstaan» vervangen door: Onder onderwijsachterstanden worden verstaan.

EE

In artikel 118c wordt «Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.» vervangen door: Inrichtingsbesluit W.V.O.

ARTIKEL II. WIJZIGING OVERGANGSRECHT AANVRAGEN NEVENVESTIGINGEN

Artikel VI, onderdeel B, van de Wet van 27 mei 1992, Stb. 270, zoals gewijzigd door de Wet van 27 mei 1992, Stb. 271, en nader gewijzigd door de Wet van 9 juni 1994, Stb. 454, vervalt.

ARTIKEL III. WIJZIGING ENKELE OVERGANGSBEPALINGEN LEERWEGEN MAVO-VBO INZAKE ROL REGIONALE VERWIJZINGSCOMMISSIES

De artikelen III en artikel VII van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337, worden gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt telkens «artikel XVIII» vervangen door: artikel XXXVII.

2. Toegevoegd wordt telkens een derde lid, luidend als volgt:

  • 3. Op de in het eerste en tweede lid bedoelde scholen en afdelingen zijn ter zake van de toelating van leerlingen de voorwaarden voor toelating van de artikelen 10g en 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV. WIJZIGING OVERGANGSBEPALING LEERWEGEN MAVO-VBO INZAKE TIJDELIJKE REGELING NIEUWE BEVOEGDHEIDSEISEN

Artikel XV, tweede lid, van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337, vervalt.

ARTIKEL V. WIJZIGING OVERGANGSBEPALING LEERWEGEN MAVO-VBO INZAKE OMZETTING AFDELINGEN

Aan artikel XX van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs wordt de op 31 juli 1998 aan die school verbonden afdeling mode en kleding met ingang van 1 augustus 1998 omgezet in de afdeling mode en commercie.

ARTIKEL VI. WIJZIGING INWERKINGTREDINGSBEPALING LEERWEGEN MAVO-VBO IN VERBAND MET VERLENGING DOORSTROOMPROGRAMMA'S

In artikel XXVIII, eerste lid, van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel a vervalt: H,.

2. Onderdeel b wordt vervangen door:

b. artikel I, onderdeel H, en artikel XXIV, onderdelen F, G en H, die in werking treden met ingang van 1 augustus 2003.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel L, onder 2, onderdeel X en onderdeel X1, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Artikel V werkt terug tot en met 1 augustus 1998.

  • 2. Artikel I, onderdeel L, onder 2, treedt in werking met ingang van 1 augustus 2003.

  • 3. Artikel I, onderdelen X en X1, treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 2000, geldt in afwijking van de eerste volzin dat artikel I, onderdelen X en X1, in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 augustus 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 oktober 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achttiende november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 oktober 1999, Stb. 445.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 26 555.

Handelingen II 1999/2000, blz. 285.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 555 (21, 21a).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 26 oktober 1999.

Naar boven