Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1999, 446 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1999, 446 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 9 juli 1999, nr. CIM99/76314;
Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Remigratiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 20 augustus 1999, nr. W04.99.0342/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 7 oktober 1999, nr. CIM99/81518;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: de Remigratiewet;
b. remigratievoorzieningen: de periodieke uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet en de voorziening, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet;
c. remigratie-uitkering: de periodieke uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet.
2. Onder partner wordt in de artikelen 7, derde lid, 11, 14, vijfde, zesde en zevende lid, 15, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 17, tweede lid, mede verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet.
3. Onder kind wordt in de artikelen 7, derde lid, 15, vierde lid, 16, eerste en derde lid, en 17, tweede lid, mede verstaan het kind, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet.
1. De kosten van het vervoer van de remigrant, zijn partner en hun kinderen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet worden vergoed overeenkomstig de door Onze Minister vast te stellen normbedragen.
2. De kosten van het vervoer van de bagage, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de wet worden vergoed, voor zover die bagage de door Onze Minister vast te stellen omvang niet te boven gaat en overeenkomstig de door Onze Minister vast te stellen normbedragen.
3. De normbedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen per bestemmingsland verschillend worden vastgesteld.
1. De kosten van het vervoer van een bedrijfsinventaris, of de kosten van het vervoer van een personenauto of andere hulpmiddelen voor een gehandicapte naar het bestemmingsland tot de plaats van bestemming, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet worden vergoed overeenkomstig de werkelijk gemaakte kosten tot de door Onze Minister vast te stellen maximale bedragen.
2. Onze Minister kan bepalen welke kosten als kosten van vervoer als bedoeld in het eerste lid, worden beschouwd.
De opslagkosten van de goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in het bestemmingsland worden vergoed overeenkomstig de werkelijk gemaakte kosten tot een door Onze Minister vast te stellen maximaal bedrag per dag voor een periode van maximaal 14 dagen, de periode van kosteloze opslag daaronder begrepen.
1. In de kosten van hervestiging na aankomst in het bestemmingsland, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet, wordt tegemoet gekomen overeenkomstig een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de hoogte van de remigratie-uitkering gedurende de eerste maand van verblijf in het bestemmingsland.
2. Een remigrant aan wie een remigratie-uitkering is verstrekt heeft geen recht op een tegemoetkoming in de kosten van hervestiging in het bestemmingsland als bedoeld in het eerste lid.
Onze Minister stelt regels over de wijze en het tijdstip waarop de in de artikelen 2, 3 en 4 bedoelde vergoedingen en de in artikel 5 bedoelde tegemoetkoming in de kosten van hervestiging worden uitbetaald.
1. Onze Minister stelt het bruto bedrag vast van de remigratie-uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet.
2. De hoogte van het bruto bedrag, bedoeld in het eerste lid, kan per bestemmingsland verschillend worden vastgesteld.
3. De hoogte van het bruto bedrag, bedoeld in het eerste lid, is verschillend al naar gelang er sprake is van een alleenstaande remigrant, een remigrant met partner, dan wel van een alleenstaande remigrant met een kind.
4. De hoogte van het bruto bedrag, bedoeld in het eerste lid, kan verschillend zijn:
a. afhankelijk van de loonheffing die, uitgaande van tariefgroep 2, op de remigratie-uitkering moet worden ingehouden;
b. al naar gelang er sprake is van een verzekering in de zin van de Ziekenfondswet.
5. Voor de vraag op welk bruto bedrag van de remigratie-uitkering op grond van het derde lid aanspraak bestaat is bepalend de toestand op de datum van vertrek uit Nederland, een en ander onverminderd de artikelen 14, 15, tweede lid, en 17.
1. De vastgestelde bruto bedragen, bedoeld in artikel 7, worden door Onze Minister jaarlijks aangepast aan de hand van de helft van het percentage waarmee de bijstandsnormen in het voorafgaande kalenderjaar met toepassing van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene bijstandswet zijn gewijzigd.
2. De vastgestelde bruto bedragen, bedoeld in artikel 7, kunnen door Onze Minister worden aangepast op het moment dat een wijziging optreedt in de in te houden loonheffing of ziekenfondspremie.
1. De remigratie-uitkering wordt per maand uitbetaald.
2. Indien de maandelijkse remigratie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, minder dan f 50,– bedraagt, kan de som van de remigratie-uitkeringen eenmaal per jaar worden uitbetaald.
1. In de kosten van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet wordt tegemoet gekomen met een door Onze Minister vast te stellen bruto bedrag.
2. De artikelen 7, derde, vierde en vijfde lid, en 8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt per maand uitbetaald.
Op de remigratie-uitkering wordt in mindering gebracht het bruto bedrag van de uitkeringen vermeerderd met de eventueel hierover verschuldigde overhevelingstoeslag ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Toeslagenwet, waarop de remigrant of zijn partner over het uitkeringstijdvak aanspraak heeft.
1. Om voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 11 van de wet, in aanmerking te komen dient de remigrant een aanvraag in bij de SVB.
2. Op een aanvraag wordt binnen vier maanden beslist.
Indien de remigrant, en voor zover van toepassing, zijn partner en kinderen niet binnen een termijn van zes maanden na de datum van de beschikking tot toekenning van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste en derde lid, van de wet, zijn geremigreerd, kan de beschikking geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, tenzij de remigrant of zijn partner van de overschrijding van die termijn redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
1. Het recht op de remigratievoorzieningen gaat in op de eerste dag na die van vertrek van de remigrant naar het bestemmingsland.
2. Het recht op de remigratievoorzieningen gaat in ieder geval niet eerder in dan op de eerste dag van de maand na die waarop het besluit op de aanvraag is genomen.
3. De SVB kan het tweede lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van de remigrant, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4. Het recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, en artikel 11, eerste lid, van de wet gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
5. Het recht van de partner op de voorziening, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet gaat in op de eerste dag van de maand waarin de remigrant is opgehouden met zijn partner een gezamenlijke huishouding te voeren.
6. Het recht op de voorziening, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet gaat in op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand waarin de remigrant of zijn partner is overleden.
7. Het recht op de voorziening, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet gaat in op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand waarin de remigrant en zijn partner niet meer in leven zijn.
8. Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid zijn niet van toepassing op de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet.
1. Het recht op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, eerste, derde, vierde en vijfde lid, en 11, eerste lid, van de wet vervalt met ingang van de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand van overlijden van de remigrant of zijn partner.
2. Het recht op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, eerste, derde, vierde en vijfde lid, en 11, eerste lid, van de wet wordt omgezet in een recht op de voorzieningen, bedoeld in die artikelen, als ware de remigrant een alleenstaande remigrant met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de remigrant is opgehouden met zijn partner een gezamenlijke huishouding te voeren.
3. Behoudens de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet vervalt het recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de wet met ingang van de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand van overlijden van de remigrant of zijn partner.
4. Na het overlijden van de personen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, worden de nog verschuldigde voorzieningen verstrekt aan:
a. de partner of aan de remigrant, of indien deze er niet zijn, aan
b. de kinderen of indien deze er niet zijn, aan
c. de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de SVB op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt, onderscheidenlijk komen, mits deze binnen zes maanden na het overlijden een daartoe strekkend verzoek bij de SVB heeft, onderscheidenlijk hebben ingediend.
1. Met ingang van de eerste dag van de tweede maand, volgend op de maand van overlijden van een kind dan wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin een kind niet langer minderjarig is, vervalt zijn evenredig deel van het recht op de helft van de voorzieningen, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet.
3. Na het overlijden van de kinderen, bedoeld in het eerste lid, worden de nog verschuldigde voorzieningen verstrekt aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de SVB op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt, onderscheidenlijk komen, mits deze binnen zes maanden na het overlijden een daartoe strekkend verzoek bij de SVB heeft, onderscheidenlijk hebben ingediend.
1. In geval twee alleenstaande remigranten die ieder afzonderlijk recht hebben op de remigratievoorzieningen met elkaar huwen of hun partnerschap laten registreren, of een gezamenlijke huishouding gaan voeren, waarbij betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, en er geen bloedverwantschap is in de eerste graad, worden de twee afzonderlijke rechten op de remigratievoorzieningen omgezet in een recht op de remigratievoorzieningen als waren zij een remigrant en partner.
2. Indien de alleenstaande remigrant of de alleenstaande partner geen kinderen meer heeft worden de remigratievoorzieningen aan de gewijzigde omstandigheden aangepast.
3. De aanpassingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gaan in op de eerste dag van de maand na die waarin de wijziging der omstandigheden plaatsvond.
Met betrekking tot de datum waarop het recht op de voorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet ingaat en de datum waarop dit recht vervalt, geldt hetgeen omtrent de aanvang en het einde van het recht op verstrekkingen is bepaald bij of krachtens de Ziekenfondswet, de Verordeningen van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake sociale zekerheid en de onderscheiden verdragen inzake sociale zekerheid.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.
histnootDe Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R. H. L. M. van Boxtel
Uitgegeven de achtentwintigste oktober 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
In artikel 7, eerste lid, van de wet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de voorzieningen ten behoeve van remigratie (hoofdstuk II van de wet). Dit besluit strekt hiertoe.
In dit besluit zijn nadere regels gesteld over:
– de hoogte van de vergoedingen, de tegemoetkoming in de kosten en de periodieke uitkering (hoofdstuk 2);
– de gevolgen voor de periodieke uitkering van de samenloop met andere uitkeringen (hoofdstuk 3);
– de termijn waarbinnen op een aanvraag moet zijn beslist (artikel 12);
– de termijn waarbinnen tot remigratie moet zijn overgegaan, nadat op een aanvraag is beslist (artikel 13);
– de datum waarop het recht op de voorzieningen ingaat en het recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, van de wet, vervalt (hoofdstuk 5).
Behalve de onderhavige algemene maatregel van bestuur wordt nog een andere algemene maatregel van bestuur opgesteld, waarin de overige onderwerpen ter uitvoering van de Remigratiewet worden geregeld. In hoofdlijnen betreffen dit de volgende onderwerpen:
– voorwaarden om in aanmerking te komen voor de basisvoorzieningen (artikel 3 van de wet);
– voorwaarden om in aanmerking te komen voor de remigratie-uitkering (artikel 4, eerste lid, van de wet);
– voorwaarden om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland (artikel 4, derde lid, van de wet);
– regels over de beëindiging van het recht op de voorzieningen, regels over de schorsing van de betaling en regels over geheel of gedeeltelijke terugvordering van reeds betaalde bedragen, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden (artikel 6 van de wet);
– de terugkeeroptie (artikel 8 van de wet).
In het geval voortzetting van de huidige beleidslijn met betrekking tot een bepaald onderwerp wenselijk is, is bij het opstellen van de onderhavige algemene maatregel van bestuur zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen in de Basisremigratiesubsidieregeling 1985 en de Remigratieregeling 1985.
Dit laatste geldt onder andere voor de vergoeding van de kosten van het vervoer van de remigrant, zijn partner en hun kinderen en de vergoeding van de kosten van de bagage op basis van normbedragen. De vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten van het vervoer van een bedrijfsinventaris, van het vervoer van een personenauto of andere hulpmiddelen voor een gehandicapte en van de opslagkosten van deze goederen. De vergoeding voor hervestiging in het bestemmingsland, de samenloop van de remigratie-uitkering met andere uitkeringen en het moment waarop het recht op de voorzieningen ingaat en vervalt.
Voor de toelichting bij deze onderwerpen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Vaststelling van de remigratie-uitkering in bruto bedragen
Op basis van de Remigratieregeling 1985 wordt een netto bedrag voor de remigratie-uitkering vastgesteld. Aan dit netto bedrag worden door de SVB in elk individueel geval de te betalen belasting en eventuele premie-afdrachten toegevoegd (gebruteerd), om vervolgens aan de remigrant weer het netto bedrag uit te betalen. In dit systeem wordt aan de remigrant een uitkering toegekend, waarvan het netto bedrag is gegarandeerd. Dit biedt de remigrant een grote mate van zekerheid. Uitvoeringstechnisch is dit systeem zeer bewerkelijk. Nu echter op basis van de Remigratiewet de uitkeringen worden geïndexeerd, waardoor fluctuaties in de bestaanskosten kunnen worden opgevangen, kan de vraag worden gesteld of een nettogarantiestelling nog noodzakelijk is. Bovendien kan vasthouden aan bovenbedoeld systeem berekeningsproblemen opleveren in combinatie met de indexering, het verstrekken van een ziekenfondsverzekering of een tegemoetkoming in de kosten van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Een dergelijke tegemoetkoming wordt in het Nederlandse belastingsysteem beschouwd als inkomen, waarop eveneens inhoudingen van toepassing zijn.
Gelet op het bovenstaande en in het kader van de doelstelling van het kabinet nieuwe regelgeving te toetsen aan uitvoerbaarheid, is thans – mede in overeenstemming met de algemeen in uitkeringswetten en -regelingen geldende systematiek – gekozen voor een systeem van vaststelling van bruto bedragen. Dit systeem geldt zowel voor remigratie-uitkeringen die reeds vóór de inwerkingtreding van de wet zijn toegekend, als voor uitkeringen die ná inwerkingtreding zullen worden toegekend.
Om de rechtszekerheid van vóór de inwerkingtreding van de wet geremigreerden op een zoveel mogelijk gelijke netto uitkering te waarborgen wordt een fijnmazig systeem van bruto vast te stellen bedragen van remigratie-uitkeringen opgezet. Dit systeem leidt in bijna alle gevallen ertoe dat de netto uit te betalen uitkering aan reeds geremigeerden even hoog blijft als, of zelfs iets hoger wordt, dan thans het geval is. Voorts leidt dit fijnmazig bruteringsysteem ertoe dat aan remigranten die in het eerste jaar ná inwerkingtreding van de wet remigreren in bijna alle gevallen een netto uitkering wordt uitbetaald die even hoog is als de netto uitkering van de remigrant die reeds vóór inwerkingtreding van de wet is geremigreerd. Met welke inhoudingen en andere factoren in dit bruteringsysteem rekening wordt gehouden wordt uiteengezet in de toelichting bij artikel 7.
Indexering van de remigratie-uitkering van remigranten die ná inwerkingtreding van de wet remigreren
Het kabinet heeft in de toelichting bij de Remigratiewet (kamerstukken II 1998/99, 25 741, nr. 3, blz. 9) toegezegd, dat de remigratie-uitkeringen van remigranten die ná inwerkingtreding van de wet remigreren zullen worden geïndexeerd. De bedragen van de huidige remigratie-uitkering op basis van de Remigratieregeling 1985, zijn sinds 1985 ongewijzigd gebleven. Het kabinet acht het van belang dat de remigratie-uitkering periodiek wordt aangepast, omdat op deze wijze rekening kan worden gehouden met stijging in het basisbestaansniveau van de diverse bestemmingslanden. De indexering is in het eerste lid van artikel 8 geregeld. Voor de toelichting bij de gekozen indexering en de periodiciteit ervan wordt verwezen naar de toelichting bij genoemd artikel.
Eén van de belemmeringen om van de huidige Remigratieregeling 1985 gebruik te maken is het ontbreken van een verzekering tegen ziektekosten. Juist voor ouderen die gewoonlijk meer gebruik maken van medische voorzieningen, is het ontbreken van een dergelijke verzekering soms een ernstig beletsel om van deze regeling gebruik te maken. Het recht op een ziektekostenverzekering is geregeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Remigratiewet. Uitgangspunt van het kabinet is dat er naar wordt gestreefd om alle remigranten die na inwerkingtreding van de wet remigreren op grond van de Ziekenfondswet te verzekeren. Echter krachtens de Ziekenfondswet is het alleen mogelijk ziekenfondsaanspraken geldend te maken in landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten, waarvan de verlening van medische zorg aan wederzijds verzekerden deel uitmaakt. Het kabinet is bereid met iedere daarvoor in aanmerking komende staat afzonderlijk overeen te komen dat het betrokken land deze categorie van verzekerden, ten laste van de Nederlandse ziektekostenverzekering, medische zorg biedt. Hiertoe dienen de bestaande verdragen te worden aangepast. Momenteel zijn alleen remigranten, die tevens recht hebben op een andere sociale uitkering (bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering) op grond van de Ziekenfondswet verzekerd.
Totdat eerder genoemde verdragen zijn aangepast of met daarvoor in aanmerking komende landen verdragen zijn gesloten hebben remigranten, op grond van het derde lid van artikel 4 van de wet, recht op een tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Deze tegemoetkoming is een aparte voorziening naast de remigratie-uitkering. In dit besluit wordt de wijze van vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming geregeld. Deze zal even hoog zijn als de som van de procentuele en nominale premie die voor de remigrant verschuldigd zou zijn als hij verzekerd zou zijn op grond van de Ziekenfondswet, en de over deze premies verschuldigde loonheffing. Omdat in de verschillende bestemmingslanden de premies van de particuliere verzekeringen zeer uiteenlopen is aangesloten bij de premie die in totaal verschuldigd is voor een verzekering op grond van de Ziekenfondswet.
Individualisering van de remigratievoorzieningen
Nieuw ten opzichte van de huidige Remigratieregeling 1985 is ook het in de Remigratiewet (artikel 5, eerste lid, van de wet) geregelde recht van de partner op de remigratievoorzieningen als ware hij een alleenstaande remigrant, indien de remigrant en zijn partner geen gezamenlijke huishouding meer voeren. Bijvoorbeeld bij echtscheiding, verlating of verbreking van het samenlevingsverband. Op basis van de Remigratieregeling 1985 heeft alleen de remigrant in zo'n situatie recht op een alleenstaande uitkering.
Deze invulling van de individualisering spoort met de regeling dat bij overlijden van een van de partners de langstlevende partner eveneens een recht verkrijgt op de remigratievoorzieningen als ware die een alleenstaande remigrant. Dit besluit regelt het moment waarop het recht van de partner (en dat van de remigrant) op de remigratievoorzieningen voor alleenstaanden ingaat en het moment waarop dit recht vervalt.
Voorziening voor kinderen na overlijden ouders
Een andere nieuwe voorziening, die in de wet is neergelegd (artikel 5, derde lid, van de wet), is de wezenvoorziening. Het kabinet acht het van belang dat, in het geval beide ouders zijn overleden, in het onderhoud van de minderjarige kinderen blijvend kan worden voorzien tot hun meerderjarigheid. In de Remigratiewet is reeds de hoogte van de deze voorziening bepaald, nl. de kinderen hebben een gezamenlijk recht op de helft van de remigratievoorzieningen (remigratie-uitkering en ziektekostenverzekering) dat hun ouders bij leven ontvingen. In dit besluit wordt bepaald het moment waarop dit recht ingaat en het moment waarop dit vervalt.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b
Met remigratievoorzieningen wordt voor de uitvoering van dit besluit bedoeld de remigratie-uitkering en de tegemoetkoming voor het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Met remigratievoorzieningen wordt hier niet bedoeld de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet (artikel 4, tweede lid, van de wet). De ziekenfondsverzekering en de aanspraken op medische zorg (verstrekkingen) worden immers geregeld in de Ziekenfondswet en de daarop gebaseerde regelgeving, in verbinding met de, voor de verlening van medische zorg aan buiten Nederland wonende ziekenfondsverzekerden relevante EG-verordeningen en de verdragen inzake sociale zekerheid.
Artikel 1, tweede en derde lid
In deze leden wordt bepaald dat in de hierin genoemde bepalingen, de uitgebreide definitiebepaling van partner en kind, zoals omschreven in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet mede van toepassing is. In artikel 1, tweede en derde lid, van de wet wordt onder partner en kind mede verstaan de bij het vertrek van de remigrant uit Nederland in het bestemmingsland verblijvende echtgenoot of geregistreerde partner c.q. het minderjarige eigen kind, stiefkind of pleegkind van de remigrant of zijn partner. Het van toepassing verklaren van deze uitgebreide definitiebepalingen van de wet is noodzakelijk, omdat de toestand bij vertrek uit Nederland bepalend is voor de vraag op welke remigratie-uitkering aanspraak bestaat en het daarbij niet relevant is of de partner en de kinderen bij vertrek van de remigrant meeremigreren, dan wel reeds in het bestemmingsland wonen. Zie artikel 7, vijfde lid, van dit besluit. De uitbreiding van de definitiebepalingen in artikel 1 van de wet is geregeld in de Wet tot wijziging van de Remigratiewet houdende regeling van de uitvoeringstaken door de Sociale Verzekeringsbank en enige andere aanpassingen. Deze laatste wet is op 14 september 1999 in de Eerste Kamer aangenomen.
Dit artikel bepaalt dat voor vergoeding van de kosten van het vervoer van de remigrant, zijn partner en hun kinderen en voor vergoeding van de kosten van het vervoer van de bagage normbedragen worden vastgesteld. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige praktijk. Door het vaststellen van normbedragen wordt de remigrant in staat gesteld zelf het vervoer van personen en bagage te regelen.
Op basis van de Basisremigratiesubsidieregeling 1985 zijn voor deze vergoedingen eveneens normbedragen vastgesteld. Ook kunnen op basis van laatstgenoemde regeling de werkelijke kosten van het vervoer van de remigrant, zijn partner en hun kinderen worden vergoed. Dit is een vergoeding op declaratiebasis. Van deze bepaling is echter al jarenlang geen gebruik meer gemaakt, vooral omdat declaratie op basis van werkelijk gemaakte kosten veel uitvoeringstechnische problemen met zich brengt. Gelet hierop worden in het onderhavige besluit met betrekking tot bovengenoemde vergoedingen van kosten alleen normbedragen vastgesteld. Bij de vaststelling van de hoogte van de normbedragen van de vergoeding van de kosten van het vervoer van de bagage wordt vooral rekening gehouden met vrachtkosten, emballeringskosten in Nederland en verzekeringskosten.
De normbedragen van de vergoedingen van de kosten van het vervoer van personen en bagage kunnen per bestemmingsland, vanwege de te overbruggen reisafstand, verschillend worden vastgesteld.
In tegenstelling tot de «normale» bagage, bedoeld in artikel 2, worden de kosten van het vervoer van een bedrijfsinventaris vergoed overeenkomstig de werkelijk gemaakte kosten tot een vast te stellen maximum bedrag. Dit geldt eveneens voor de vergoeding van de kosten van het vervoer van een personenauto of andere hulpmiddelen voor een gehandicapte en op grond van artikel 4 voor de opslagkosten van deze goederen in het bestemmingsland voor maximaal 14 dagen. Uit de praktijk is gebleken dat het vervoer en de opslag van deze goederen niet vaak voorkomt. Bovendien kunnen de kosten en de opslag van deze goederen zo uiteen lopen, dat het vaststellen van normbedragen voor het vergoeden van deze kosten niet voor de hand ligt.
De eenmalige uitkering in het eerste lid van dit artikel is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van hervestiging na aankomst in het bestemmingsland. Deze tegemoetkoming stelt de remigrant in staat een korte periode te overbruggen, waarna de eerste eigen inkomsten – bijvoorbeeld uit arbeid – beschikbaar komen. De hoogte van deze eenmalige uitkering is tweemaal de hoogte van de maandelijkse remigratie-uitkering. Een remigrant aan wie een remigratie-uitkering wordt verstrekt, ontvangt, op grond van het tweede lid, geen tegemoetkoming in de kosten van hervestiging. Deze remigrant heeft vanaf het moment van remigreren eigen inkomsten, nl. de remigratie-uitkering. Hij behoeft in het bestemmingsland geen periode te overbruggen tot het moment dat zijn eerste inkomsten beschikbaar komen. Derhalve heeft alleen de remigrant, die niet in aanmerking komt voor een maandelijkse remigratie-uitkering recht op een tegemoetkoming in de kosten van hervestiging in het bestemmingsland.
Op grond van het eerste lid van dit artikel worden de bedragen van de remigratie-uitkering bruto vastgesteld.
Uitgangspunt van het kabinet is dat de netto uit te betalen uitkeringsbedragen in ieder geval niet hoger zijn dan de bedragen die als bijstandsuitkering krachtens de Algemene bijstandswet voor alleenstaanden, alleenstaande ouders, onderscheidenlijk partners zijn vastgesteld.
In het algemene deel van deze toelichting is uiteen gezet, waarom in dit besluit voor een bruto systeem van uitkeringsbedragen is gekozen. In dit artikel wordt aangegeven van welke factoren de vast te stellen bruto bedragen afhankelijk zijn. Deze factoren zijn vermeld in de leden twee tot en met vier. In het tweede lid is geregeld, conform de Remigratieregeling 1985, dat de uitkeringsbedragen per bestemmingsland verschillend kunnen worden vastgesteld. De reden hiervan is dat het basisbestaansniveau in de diverse landen verschillend is. Momenteel zijn er op grond van een inschatting van die basisbestaansniveaus verschillende uitkeringsbedragen vastgesteld. Daarin wordt geen wijziging aangebracht.
Op grond van het derde lid is de hoogte van de remigratie-uitkering verschillend al naar gelang er sprake is van een alleenstaande remigrant, een remigrant met een partner of een alleenstaande remigrant met een of meer kinderen. De toestand op de datum van vertrek uit Nederland is bepalend voor de vraag op welke van de drie uitkeringen aanspraak zal bestaan (vijfde lid). Ook in deze drie soorten uitkeringen is in de Remigratieregeling 1985 voorzien. Voorts staan de netto bedragen op basis van de Remigratieregeling 1985 tot een bepaalde procentuele verhouding tot elkaar. Indien van een remigratie-uitkering van een remigrant en partner wordt uitgegaan en deze wordt op 100% gesteld, dan bedraagt de uitkering voor een alleenstaande met kinderen 90% van een uitkering van een remigrant en partner en bedraagt een uitkering van een alleenstaande 70% van een uitkering van remigrant en partner. Ook in het systeem van het bruto vaststellen van bedragen, op grond van het eerste lid van dit artikel, blijven deze procentuele verhoudingen tussen de uit te betalen netto uitkeringsbedragen in bijna alle gevallen bestaan.
In het bruteringsysteem wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet van toepassing zijn van een regime van bronlandheffing en het al dan niet bestaan van een verzekering ingevolge de volksverzekeringswetten. Voorts wordt ten aanzien van alleenstaande remigranten die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt rekening gehouden met de aanvullende alleenstaanden-aftrek voor ouderen. Als gevolg hiervan zullen voor remigranten die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt andere bruto-bedragen worden vastgesteld dan voor remigranten die deze leeftijd nog niet hebben bereikt. Het doel hiervan is, zoals reeds in het algemeen deel van toelichting is gesteld, om evenals op grond van de Remigratieregeling 1985 de uitkering voor beide categorieën netto zoveel mogelijk gelijk te houden. Voor remigranten die verzekerd zijn op grond van de Ziekenfondswet wordt bij de vaststelling van de bruto-uitkering tevens rekening gehouden met de procentuele en nominale ziekenfondspremie en met de AWBZ-premie. Op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 zijn deze remigranten ook verzekerd op grond van de AWBZ. Tenslotte wordt in alle gevallen aangenomen dat tariefgroep 2 van toepassing is. Ook als de loonheffing in een concrete situatie wordt ingehouden op basis van een andere tariefgroep is toch het bruto bedrag van de remigratie-uitkering welke is gebaseerd op een fictieve toepassing van tariefgroep 2, van toepassing. Een en ander is neergelegd in het vierde lid van dit artikel.
De bedragen van de remigratie-uitkering zijn sinds 1985 ongewijzigd gebleven. Van de in artikel 8, vijfde lid, van de Remigratieregeling 1985 opgenomen mogelijkheid tot aanpassing van de bedragen is geen gebruik gemaakt. Zoals al in het algemeen deel van toelichting is gesteld heeft het kabinet in de toelichting bij de Remigratiewet toegezegd, dat de remigratie-uitkeringen van remigranten die ná inwerkingtreding van de wet remigreren zullen worden geïndexeerd. Deze indexering is in het eerste lid van dit artikel geregeld. De remigratie-uitkering is bedoeld ter bestrijding van de kosten van het bestaan in een bestemmingsland. Strikte relatering van de hoogte van de remigratie-uitkering en met name van de daarbij toe te passen indexering aan het benodigde bestaansinkomen aldaar is uitvoeringstechnisch te complex door de diversiteit in de bestemmingslanden. Daarom is gekozen voor een indexeringssystematiek die aan de ene kant rekening houdt met de doorgaans lagere levensstandaard in een bestemmingsland, en die van de andere kant op een bepaalde wijze is gerelateerd aan de gemiddelde kosten van het bestaan in Nederland. De remigratie-uitkering wordt op grond van dit lid jaarlijks aangepast met de helft van het percentage waarmee in het voorafgaande kalenderjaar de uitkeringen op grond van de Algemene bijstandswet zijn aangepast. Gekozen is voor aanpassing met de helft van dat percentage, omdat het gaat om een benadering van het basisbestaansniveau en de stijging daarvan in de diverse bestemmingslanden. Overigens past een dergelijke remigratie-index binnen het uitgangspunt van het kabinet van budgettaire neutraliteit.
In artikel 7, eerste lid, is geregeld dat de remigratie-uitkeringen bij inwerkingtreding van de wet bruto worden vastgesteld. De hoogte van de bruto bedragen wordt zo hoog vastgesteld dat in bijna alle gevallen de netto bedragen even hoog zijn als de netto bedragen die op basis van de Remigratieregeling 1985 zijn vastgesteld en uitbetaald. Om dit ook in de toekomst te realiseren, moeten de bruto bedragen worden aangepast, zodra er algemene wijzigingen plaatsvinden in de inhoudingen op de remigratie-uitkering. Het is niet de bedoeling dat bij individuele wijzigingen in de inhoudingen aanpassing van de bruto bedragen van de remigratie-uitkering plaatsvindt. Voorts kunnen op basis van een verdrag de inhoudingen ook worden gewijzigd. Indien dit zich voordoet zal per keer worden bezien of aanpassing van de bruto bedragen van de remigratie-uitkeringen wenselijk is. Gelet hierop is in het tweede lid bepaald dat de bruto bedragen kunnen worden aangepast op het moment dat er wijzigingen in de inhoudingen plaatsvinden.
In het tweede lid van dit artikel wordt bepaald dat indien de maandelijkse remigratie-uitkering minder dan f 50,– bedraagt de som van de uitkeringen eenmaal per jaar kan worden uitbetaald. Een dergelijk lage remigratie-uitkering is mogelijk, indien een remigrant ook recht heeft op een andere uitkering, bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt dan, op grond van artikel 11, in mindering gebracht op de remigratie-uitkering. Het is afhankelijk van de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de remigrant nog een remigratie-uitkering ontvangt en zo ja hoe hoog deze is. In voorkomend geval kan de remigrant nog recht hebben op een maandelijkse remigratie-uitkering van bijvoorbeeld f 10,-. In verband met de daarmee gepaard gaande uitvoeringskosten kan het redelijk zijn dat dit bedrag niet maandelijks wordt uitbetaald, maar opgeteld in een jaarsom.
Op grond van dit artikel stelt de Minister de hoogte vast van de tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Deze tegemoetkoming zal even hoog zijn als de som van de procentuele en nominale premie die voor de remigrant verschuldigd zou zijn als hij verzekerd zou zijn op grond van de Ziekenfondswet en de over deze premies verschuldigde loonheffing. Indien een algemene wijziging optreedt in het bedrag van deze premies wordt de tegemoetkoming met dezelfde wijziging aangepast. Het is niet de bedoeling dat bij individuele wijzigingen in het bedrag van de premies aanpassing van de tegemoetkoming plaatsvindt. In het geval van wijzigingen op grond van een verdrag zal per keer worden bezien of aanpassing van de tegemoetkoming wenselijk is. Voor de toelichting bij het tweede lid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 7.
Het doel van de Remigratiewet is voor personen die de wens tot remigratie niet zelfstandig kunnen verwezenlijken en die afkomstig zijn uit de doelgroepen van het integratiebeleid faciliteiten te scheppen. In artikel 4, eerste lid, van de wet is bepaald dat aan een remigrant een remigratie-uitkering wordt verstrekt ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland in het geval hij op de datum van aanvraag ten minste 45 jaar is en hij niet over voldoende middelen beschikt om zelfstandig te kunnen remigreren. Indien een remigrant recht heeft op een van de uitkeringen, genoemd in het onderhavige artikel, en de hoogte van deze uitkering is hoger dan de remigratie-uitkering, dan komt de remigratie-uitkering niet meer tot uitbetaling. De remigrant ontvangt in dat geval geen remigratie-uitkering. Indien echter de hoogte van de uitkering, genoemd in dit artikel, lager is dan de hoogte van de remigratie-uitkering, dan wordt een zodanige aanvulling verstrekt dat de som van de andere uitkering en de gedeeltelijke remigratie-uitkering gelijk is aan een volledige remigratie-uitkering. Bijvoorbeeld: een remigrant heeft in het bestemmingland recht op een remigratie-uitkering. Na het bereiken van de 65-jarige leeftijd ontvangt hij de in Nederland opgebouwde rechten op grond van de Algemene Ouderdomswet. Indien deze rechten beneden het niveau van de remigratie-uitkering liggen, dan vindt aanvulling plaats tot dat niveau.
Op grond van hoofdstuk IIIA van de wet zijn de uitvoeringstaken op het terrein van het remigratiebeleid opgedragen aan de SVB. Dit is neergelegd in het wetsvoorstel tot wijziging van de Remigratiewet houdende regeling van de uitvoeringstaken door de Sociale Verzekeringsbank en enige andere aanpassingen (kamerstukken II 1998/99, 26 525, nr. 2). Totdat dit wetsvoorstel in werking treedt zijn de uitvoeringstaken van de SVB in het kader van remigratie geregeld in een overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en de SVB. Een van deze uitvoeringstaken is het door de SVB aan de remigrant verstrekken van de voorzieningen ten behoeve van remigratie, met uitzondering van een ziekenfondsverzekering.
De voorzieningen kunnen door de SVB alleen op een aanvraag van de aspirant remigrant worden verstrekt. De termijn waarbinnen de SVB op de aanvraag een beschikking moet geven is in het tweede lid bepaald op 4 maanden. Met deze termijn wordt aangesloten bij de in de Remigratieregeling 1985 geregelde termijn. In de praktijk is gebleken dat de SVB deze termijn nodig heeft om na te gaan of de remigrant voldoet aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorzieningen.
Niet is uitgesloten dat aanvragen worden ingediend door aspirant remigranten die achteraf, op grond van een nadere afweging, besluiten alsnog definitief of voorlopig van remigratie af te zien, ook al is de beschikking tot toekenning van de voorzieningen reeds gegeven. Ten einde te voorkomen dat de beschikking voor onbepaalde tijd van kracht blijft, is in dit artikel bepaald dat de beschikking geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken, indien binnen zes maanden na het geven van de beschikking niet tot remigratie is overgegaan. De SVB kan besluiten de beschikking niet in te trekken of gedeeltelijk niet in te trekken, indien de termijn voor kortere of langere periode is overschreden en deze overschrijding redelijkerwijs niet aan de aspirant remigrant of zijn partner kan worden verweten.
Het eerste lid regelt het moment waarop het recht op de remigratie-uitkering en het recht op een tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten, ingaat. Het ingaan van deze rechten is de dag na vertrek van de remigrant naar het bestemmingsland. Deze remigratievoorzieningen zijn immers bedoeld om de remigrant in de gelegenheid te stellen na remigratie in zijn levensonderhoud te voorzien.
Het tweede lid is opgenomen voor het geval de remigrant reeds na het indienen van de aanvraag remigreert. Op grond van dit lid heeft deze remigrant, die al in het bestemmingsland is, eerst aanspraak op de remigratievoorzieningen, nadat de beschikking is gegeven. Het derde lid bevat een hardheidsclausule. In een bijzonder geval kan van het tweede lid worden afgeweken in de zin dat het recht op de remigratievoorzieningen toch conform het eerste lid ingaat, zonder dat er eerst een beschikking is gegeven. Een dergelijk bijzonder geval zou zich onder meer kunnen voordoen wanneer een remigrant de beslissing op zijn aanvraag niet in Nederland kan afwachten wegens ernstige ziekte van zijn in het bestemmingsland verblijvende partner.
In het vierde lid wordt het ingaan van het recht op de remigratievoorzieningen geregeld voor de remigrant die zonder de remigratievoorzieningen is geremigreerd, maar bij vertrek een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij kan in het bestemmingsland alsnog een aanvraag indienen voor de remigratievoorzieningen, indien zijn WAO-uitkering na vertrek uit Nederland is verlaagd of ingetrokken.
Het vijfde lid regelt voor de ex-partner het ingaan van het recht op de remigratievoorzieningen voor een alleenstaande, nadat deze met de remigrant geen gezamenlijke huishouding meer voert.
Het zesde lid regelt voor de remigrant of zijn ex-partner het ingaan van het recht op de remigratievoorzieningen voor een alleenstaande, nadat een van beiden is overleden.
Het zevende lid regelt voor de minderjarige kinderen het ingaan van het recht op de remigratievoorzieningen voor wezen, nadat beide ouders niet meer in leven zijn.
Het achtste lid is opgenomen in verband met verstrekkingen ingevolge de Ziekenfondswet. De ingangsdatum van het recht op deze verstrekkingen is afhankelijk van hetgeen daaromtrent wordt bepaald in de Ziekenfondswet en de daarop gebaseerde regelgeving, in verbinding met de, voor de verlening van medische zorg aan buiten Nederland wonende ziekenfondsverzekerden relevante EG-verordeningen en de verdragen inzake sociale zekerheid.
Het eerste lid regelt het moment waarop het recht op de remigratie-uitkering en het recht op een tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten, bij overlijden vervalt. Indien de remigrant en zijn partner geen gezamenlijke huishouding meer voeren regelt het tweede lid het moment waarop genoemde voorzieningen worden omgezet in voorzieningen als ware de remigrant een alleenstaande remigrant.
Het derde lid regelt het moment waarop de remigratievoorzieningen voor een alleenstaande remigrant of zijn ex-partner na scheiding respectievelijk overlijden, bij overlijden vervallen.
De datum van beëindiging van het recht op verstrekkingen ingevolge de Ziekenfondswet is afhankelijk van hetgeen daaromtrent wordt bepaald in de Ziekenfondswet en de daarop gebaseerde regelgeving. In de internationale regelingen inzake sociale zekerheid zijn geen bepalingen opgenomen over het eindigen van het recht op verstrekkingen, anders dan door opzegging van de desbetreffende internationale regeling.
In het vierde lid wordt geregeld aan wie na het overlijden de nog verschuldigde uitkeringstermijnen uitbetaald moeten worden. In het geval van twee samenlevende partners ligt betaling aan de langstlevende partner en bij niet meer in leven zijn van beide partners betaling aan de minderjarige kinderen voor de hand (de onderdelen a en b). Echter buiten deze gevallen doet die vanzelfsprekendheid zich niet voor. In onderdeel c is er voor gekozen om bij het niet (meer) aanwezig zijn van bedoelde personen de SVB de bevoegdheid te geven de nog verschuldigde uitkeringstermijnen toe te kennen aan degene die naar haar oordeel op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt. Daarbij kan gedacht worden aan de situatie, waarin het enige kind van een alleenstaande reeds overleden remigrant overlijdt. In dat geval kunnen de verschuldigde uitkeringstermijnen worden toegekend aan de verzorger van het overleden kind.
De voorziening van artikel 5, derde lid, van de wet is een wezenuitkering. In het onderhavige artikel wordt het moment geregeld waarop dit recht vervalt. De Ziekenfondswet kent geen evenredig recht op de verstrekkingen. In de in artikel 4, tweede lid, van de wet bedoelde algemene maatregel van bestuur zal worden voorzien in een aanwijzing als verplicht ziekenfondsverzekerde van een kind dat recht heeft op een gedeeltelijke remigratie-uitkering.
Voor de toelichting bij het derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 15, vierde lid, onderdeel c.
Het uitgangspunt van de wet is het bieden van een inkomensvoorziening voor de noodzakelijke kosten van het bestaan. Gelet hierop ligt het voor de hand dat twee afzonderlijke rechten van alleenstaanden op remigratievoorzieningen in het geval van samenleven van deze alleenstaanden worden omgezet in een recht op de remigratievoorzieningen als waren zij een remigrant en partner.
Daartoe strekt het eerste lid. Deze wijziging gaat niet zover dat ook het samenleven van een alleenstaande met een niet-gerechtigde op de remigratievoorzieningen consequenties voor de voorzieningen heeft of kan hebben, zulks afhankelijk van de inkomenspositie van die partner. Een dergelijk systeem lijkt principieel wel gewenst, maar het zou gezien de beperkte controlemogelijkheden in de bestemmingslanden teveel uitvoeringsproblemen geven.
In het tweede lid wordt de aanpassing aan de remigratievoorzieningen geregeld in het geval de alleenstaande remigrant of partner geen minderjarige kinderen meer heeft door overlijden of door het meerderjarig worden van de kinderen.
Het derde lid bepaalt het moment waarop een wijziging in de bovengenoemde omstandigheden rechtsgevolg krijgt.
Artikel 7, eerste lid, onderdeel f, van de wet bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de voorzieningen bedoeld in hoofdstuk II van die wet nadere regels worden gesteld met betrekking tot onder meer de datum waarop het recht op de voorzieningen ingaat en het recht op de voorzieningen, bedoeld in artikel 4 van de wet, vervalt.
Onder die voorzieningen valt ook de aanwijzing van bepaalde categorieën van remigranten als verzekerden in de zin van de Ziekenfondswet. Daarin wordt voorzien door middel van een daartoe strekkende aanpassing van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet. Tengevolge van die aanwijzing gelden de bepalingen die bij of krachtens de Ziekenfondswet alsmede in de internationale sociale zekerheidsregelingen omtrent de aanvang en het einde van het recht op verstrekkingen zijn gesteld en die gelden voor alle ziekenfondsverzekerden. Eenvoudigheidshalve wordt in de onderhavige algemene maatregel van bestuur volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende regelgeving.
In de toelichting bij de Remigratiewet is toegezegd dat de remigratie-uitkering van remigranten die ná inwerkingtreding van de wet zijn geremigreerd, zullen worden geïndexeerd. Deze indexering is geregeld in artikel 8, eerste lid. Bij de behandeling van de Remigratiewet in de Eerste Kamer heb ik meegedeeld (Handelingen I 1998/99, blz. 1252) dat in verband met het uitgangspunt van het kabinet van budgettaire neutraliteit voor de financiering van deze wet, de remigratie-uitkeringen van remigranten die vóór inwerkingtreding van de wet zijn geremigreerd, niet zullen worden geïndexeerd. Daartoe strekt het onderhavige artikel.
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R. H. L. M. van Boxtel
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 november 1999, nr. 216.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-446.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.