Besluit van 11 oktober 1999 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van het Besluit van 6 augustus 1999 (Stb. 368) houdende vaststelling van de algemene berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, de educatie en de landelijke organen, alsmede vaststelling van voorschriften over het informatieverkeer, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Uitvoeringsbesluit WEB)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 5 oktober 1999, nr. 1999/39118 (6078), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 7.1, tweede lid, van het Besluit van 6 augustus 1999 (Stb. 368) houdende vaststelling van de algemene berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, de educatie en de landelijke organen, alsmede vaststelling van voorschriften over het informatieverkeer, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Uitvoeringsbesluit WEB);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van het Besluit van 6 augustus 1999 (Stb. 368) houdende vaststelling van de algemene berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, de educatie en de landelijke organen, alsmede vaststelling van voorschriften over het informatieverkeer, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Uitvoeringsbesluit WEB) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 oktober 1999

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven