Wet van 16 september 1999, tot wijziging van de Welzijnswet 1994 in verband met specifieke uitkeringen ter stimulering van de kinderopvang

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk wordt geacht de mogelijkheid tot het verstrekken aan gemeenten van specifieke uitkeringen ter stimulering van de kinderopvang te continueren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 19 van de Welzijnswet 19941 vervalt.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 11 oktober 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 september 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Uitgegeven de veertiende oktober 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 447, laatstelijk gewijzigd bij wet van 9 april 1998, Stb. 261.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 556.

Handelingen II 1998/99, blz. 5550.

Kamerstukken I 1998/99, 26 556 (315).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 14 september 1999.

Naar boven